Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,
[derde-partij], te [woonplaats] .
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een verhard pad en een uitrit op het perceel van een derde-partij. Eiseres, die in de nabijheid woont, betoogde dat haar belangen niet voldoende waren meegewogen bij de verlening van de vergunning. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres aangevoerde belangen, waaronder de bescherming van haar monumentale woning tegen zwaar verkeer, niet binnen het toetsingskader van de omgevingsvergunning vallen. De rechtbank stelde vast dat de vergunning was verleend op basis van de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het bestemmingsplan "Buitengebied". De rechtbank concludeerde dat de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk deed aan de waarden die het bestemmingsplan beoogt te beschermen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat mogelijk is.