ECLI:NL:RBGEL:2020:2281

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
C/05/367801 / FZ RK 20-619
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging voor verblijf van cliënt met verstandelijke handicap

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 april 2020 een beschikking gegeven inzake een opvolgende rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd) voor een cliënt met een verstandelijke handicap. Het verzoek tot machtiging is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een verlenging van de machtiging tot verblijf in een instelling voor de duur van een jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een licht verstandelijke beperking en dat er onvoldoende recent psychologisch onderzoek is uitgevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn zowel de cliënt als haar advocaat en behandelend arts gehoord.

De rechtbank heeft geconstateerd dat het gedrag van de cliënt, waaronder alcoholmisbruik en het niet terugkomen van verlof, leidt tot ernstig nadeel voor haar gezondheid en veiligheid. De rechtbank oordeelt dat voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om dit ernstige nadeel te voorkomen. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar, en de cliënt heeft geen woning, waardoor zij dakloos zou worden zonder opname. De rechtbank heeft besloten de machtiging te beperken tot acht maanden, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, om de cliënt perspectief te bieden en haar de kans te geven om te laten zien dat zij in staat is afspraken na te komen.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter G.W. Brands-Bottema, met de griffier M.M. Verschuren aanwezig. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 9 april 2020 vastgesteld. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: 367801 FZ RK 20-619
Datum mondelinge uitspraak: 6 april 2020
beschikking opvolgende rechterlijke machtiging Wzd
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van een jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
verblijvende te [verblijfplaats]
verblijfadres: [instelling], [locatie], te [verblijfplaats] op grond van een machtiging tot voortgezet verblijf die is verleend op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz), geldend tot en met 21 april 2020,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. J.M. Snellink te Eibergen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 17 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom COVID-19 telefonisch plaatsgevonden op 6 april 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [naam], regiebehandelaar verbonden aan [instelling];
  • de heer [naam], curator van cliënt.

2.Beoordeling

2.1.
Op 22 oktober 2019 heeft de rechtbank een machtiging tot voortgezet verblijf op grond van de Wet Bopz verleend tot en met 21 april 2020.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap.
Er is bij cliënt sprake van een licht verstandelijke beperking. Er is echter onvoldoende informatie wanneer dit is getest. De informatie komt van cliënt zelf. Er is geen recent psychologisch onderzoek. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de behandelend arts aangevuld dat cliënt ook bekend is met borderline.
2.3.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze handicap leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • maatschappelijke teloorgang;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • bedreiging van de veiligheid van cliënt al dan niet doordat cliënt onder invloed van een ander raakt.
Cliënt is meerdere keren niet teruggekomen van verlof. Zij nuttigt dan alcohol en gaat met mannen mee. Er is een aannemelijk risico op terugval in drugsgebruik, het leggen van contacten met anderen die misbruik van haar kunnen maken, seksuele onbeschermde contacten met mannen waaronder zich prostitueren. Met alle gevolgen voor haar lichamelijke gezondheid is er een groot risico op maatschappelijke teloorgang.
Cliënt kan niet goed met spanning omgaan. Door alcolholmisbruik kan zij agressief worden en last hebben van stemming-instabiliteit met randpsychotische symptomen. Zij wordt overspoeld door haar eigen emoties en hoort stemmen die haar opdrachten geven.
2.4.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt heeft geen woning. Zij zal dakloos zijn als zij niet opgenomen is en zij zal daardoor in de invloedsfeer van anderen terecht komen.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Het verblijf in de instelling beschermt haar. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het onderzoek van het CCE bijna is afgerond, zodat er meer zicht kan komen op passende hulpverlening en een andere meer passende woonplek voor cliënt. Wanneer zij in aanmerking komt voor een andere woonplek hangt af van de wachtlijsten. Positief is dat cliënt voorafgaand aan de coronacrisis al vier weken goed heeft gefunctioneerd wat betreft haar afspraken rond verlof.
Wel is gebleken dat cliënt zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf, met name ten aanzien van de duur. Een half jaar geleden is immers ook al benadrukt dat zij niet op haar plek is in Rekken.
2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een opvolgende machtiging. Omdat cliënt een positieve lijn voorafgaand aan de coronacrisis heeft laten zien en om cliënt perspectief te bieden, zal de machtiging, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, worden beperkt tot een duur van acht maanden. Cliënt kan de komende zes maanden laten zien dat zij in staat is afspraken na te komen, zodat een nieuwe woonplek op vrijwillige basis een reële optie kan zijn. De twee extra maanden zijn bedoeld om een verlenging te kunnen realiseren, indien het onverhoopt anders mocht blijken te lopen. Deze machtiging geldt aldus tot en met 5 december 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 5 december 2020;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2020 door mr. G.W. Brands-Bottema, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.