ECLI:NL:RBGEL:2020:2417

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
367727 / HZ ZA 20/128
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet in incident over vrijwaring en vermoeden van fraude

Op 6 mei 2020 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een vonnis in verzet in incident gewezen in de zaak tussen Varuvo B.V. en een eiseres in verzet. De eiseres in verzet, die eerder was veroordeeld tot betaling aan Varuvo B.V., vorderde in het incident dat haar werd toegestaan om een derde, [persoon A], in vrijwaring op te roepen. De eiseres in verzet stelde dat zij een sterk vermoeden had dat [persoon A], haar ex-partner, had gefraudeerd en dat hij verantwoordelijk was voor identiteitsfraude. Dit vermoeden was gebaseerd op eerdere ervaringen van oplichting door [persoon A] en op een proces-verbaal van aangifte dat zij had ingediend.

Varuvo B.V. voerde verweer en stelde dat de argumenten van de eiseres in verzet feitelijk neerkwamen op een verweer dat niet zij, maar een derde de overeenkomst met Varuvo B.V. had gesloten. De rechtbank oordeelde dat de eiseres in verzet niet voldoende had aangetoond dat er een rechtsverhouding bestond tussen haar en [persoon A] die rechtvaardigde dat [persoon A] haar zou moeten vrijwaren. Het enkele vermoeden van fraude was onvoldoende om de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring toe te wijzen.

De rechtbank wees de vordering af en hield de beslissing over de proceskosten aan tot de hoofdzaak. De zaak zal op 3 juni 2020 weer op de rol komen voor beraad over het bepalen van een zitting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: 367727 / HZ ZA 20/128
Vonnis in verzet in incident van 6 mei 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VARUVO B.V.,
gevestigd te Borculo, gemeente Berkelland
eiseres,
gedaagde in het verzet,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.H.P. van de Venne te Zutphen,
tegen
[eiseres in verzet],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H. Verstegen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Varuvo B.V. en [eiseres in verzet] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door deze rechtbank op 22 oktober 2019 tussen Varuvo B.V. en [eiseres in verzet] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer [nummer]
  • de verzetdagvaarding, tevens houdende de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring (aan te merken als incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring alsmede als conclusie van antwoord in de hoofdzaak)
  • de conclusie van antwoord in incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eiseres in verzet] vordert dat haar wordt toegestaan [persoon A] (hierna: [persoon A] ) in vrijwaring op te roepen. Varuvo B.V. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
Bij het verstekvonnis van 22 oktober 2019 is [eiseres in verzet] veroordeeld aan Varuvo B.V. te betalen een bedrag van € 37.687,92, vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten, beslag-, proces- en nakosten.
2.3.
De rechtbank stelt voorop dat voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat eiser in het incident, de gewaarborgde, zich met redenen omkleed beroept op een rechtsverhouding met de derde, de waarborg, die meebrengt dat de waarborg verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing tegen de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet vast komen te staan.
2.4.
[eiseres in verzet] stelt een sterk vermoeden te hebben dat [persoon A] , haar ex-partner, heeft gefraudeerd. Hij heeft [eiseres in verzet] vaker opgelicht. Het vermoeden wordt versterkt doordat hij spullen - de rechtbank begrijpt: niet de bij Varuvo B.V. bestelde zaken waarvan Varuvo B.V. in de hoofdzaak betaling vordert - op Marktplaats heeft aangeboden. Ter onderbouwing van deze stellingen heeft [eiseres in verzet] een proces-verbaal overgelegd waarin zij aangifte doet van oplichting/identiteitsfraude. In deze aangifte spreekt [eiseres in verzet] het vermoeden uit dat [persoon A] verantwoordelijk is voor de identiteitsfraude. Uit het proces-verbaal van aangifte volgt dat [eiseres in verzet] tegenover de politie heeft verklaard dat [persoon A] in het verleden, onder andere via Marktplaats, meerdere mensen heeft opgelicht, waaronder [eiseres in verzet] en familieleden van [persoon A] . [eiseres in verzet] vermoedt dat de op haar naam bij Varuvo B.V. bestelde zaken via de webshop van de broer van [persoon A] zullen worden aangeboden, aldus nog steeds [eiseres in verzet] in haar aangifte.
2.5.
[eiseres in verzet] stelt daarnaast dat het telefoonnummer dat staat vermeld op het storneringsoverzicht (productie 3 bij de procesinleiding) overeenkomt met het nummer van [persoon A] .
2.6.
Varuvo B.V. stelt dat hetgeen door [eiseres in verzet] wordt aangevoerd feitelijk neerkomt op het verweer dat niet [eiseres in verzet] maar een derde de overeenkomst sloot met Varuvo B.V. Varuvo B.V. stelt dat dit verweer in de hoofdzaak moet worden beoordeeld en dus geen grond biedt voor een oproeping in vrijwaring.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen. [eiseres in verzet] maakt niet duidelijk uit welke rechtsverhouding tussen haar en [persoon A] zou moeten volgen dat [persoon A] gehouden is [eiseres in verzet] te vrijwaren in het geval de veroordeling van [eiseres in verzet] in de verzetzaak wordt bekrachtigd. Met het enkele vermoeden van [eiseres in verzet] dat [persoon A] identiteitsfraude heeft gepleegd, wordt niet voldaan aan de hiervoor (2.3) weergegeven maatstaf. Dat [persoon A] in het verleden meerdere mensen, waaronder [eiseres in verzet] , heeft opgelicht is onvoldoende om de hiervoor bedoelde rechtsverhouding aan te nemen. [eiseres in verzet] heeft weliswaar gesteld dat het telefoonnummer dat genoteerd is op het storneringsoverzicht overeenkomt met het nummer van [persoon A] , maar op bedoeld storneringsoverzicht prijken vier verschillende telefoonnummers en [eiseres in verzet] heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd, welk nummer van [persoon A] is. Ook maakt [eiseres in verzet] niet duidelijk waarom juist [persoon A] in de gelegenheid was haar gegevens of die van haar eenmanszaak te misbruiken. Tot slot is gesteld noch gebleken dat de bij Varuvo B.V. bestelde zaken te koop zijn aangeboden op een aan [persoon A] gelieerde website, zoals door [eiseres in verzet] ten tijde van haar aangifte werd vermoed. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aangevoerde gronden deze incidentele vordering niet kunnen dragen.
2.8.
Hetgeen zowel [eiseres in verzet] als Varuvo B.V. hebben aangevoerd over de (on)tijdigheid van het verzet van [eiseres in verzet] , zal eerst aan de orde komen bij de behandeling van de hoofdzaak. Daartoe zal de zaak, in verband met de huidige coronamaatregelen, naar de rol worden verwezen voor beraad omtrent het bepalen van een zitting.
2.9.
De beslissing over de proceskosten van het incident wordt aangehouden totdat in de hoofdzaak is beslist.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
3 juni 2020voor beraad omtrent het bepalen van een zitting.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen en in het openbaar uitgesproken op
6 mei 2020.
ag/mk