ECLI:NL:RBGEL:2020:2503

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
8163926
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde opeising van een doorlopend krediet na betalingsachterstand

In deze zaak heeft de coöperatie Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: Rabobank) een vordering ingesteld tegen [Gedaagde] wegens een betalingsachterstand op een doorlopend krediet, genaamd 'Rabo StudentenPakket'. De overeenkomst werd op 1 september 2017 afgesloten, met een kredietlimiet van € 1.000,- en een maandtermijn van € 20,-. Rabobank heeft [Gedaagde] in gebreke gesteld na een betalingsachterstand van meer dan twee maanden en heeft vervolgens het totale bedrag van het krediet opgeëist. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of Rabobank voldaan heeft aan haar informatieverplichtingen en kredietwaardigheidstoets. De rechter concludeert dat Rabobank aan deze verplichtingen heeft voldaan en dat de vervroegde opeising van het krediet gerechtvaardigd was, gezien de erkende betalingsachterstand van [Gedaagde]. De vordering van Rabobank wordt toegewezen, waarbij [Gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 1.034,62, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 8163926 \ CV EXPL 19-4805 \ 25115 \ 40141
uitspraak van 15 mei 2020
vonnis
in de zaak van
de coöperatie Coöperatieve Rabobank U.A.
gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde M. Sneep, Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[Gedaagde]
[woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Rabobank en [Gedaagde] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 oktober 2019 met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.

2.De feiten

2.1.
[Gedaagde] heeft op 1 september 2017 met Rabobank een overeenkomst van geldlening afgesloten in de vorm van een doorlopend krediet, genaamd “Overeenkomst Rabo StudentenPakket” (hierna: de overeenkomst of kredietovereenkomst). Op deze overeenkomst zijn onder andere de voorwaarden voor betalen en online diensten van de Rabobank 2016 van toepassing verklaard (Rabo Studenten Roodstaan).
2.2.
De krediet limiet bedroeg € 1.000,-, de effectieve debetrente was bij het aangaan van de overeenkomst 8,2% per jaar en de maandtermijn bedroeg € 20,-.
2.3.
Op 1 oktober 2018 heeft Rabobank Rijk van Nijmegen, de rechtsvoorgangster van Rabobank een brief aan [Gedaagde] gestuurd met, voor zover hier van belang, de volgende inhoud:

(…)
OnderwerpIngebrekestelling betalingsachterstand
(…)
U heeft een krediet op uw betaalrekening (…). In onze eerdere brieven hebben wij u laten weten dat u een betalingsachterstand heeft. Dit betekent dat u de afgesproken maandbedragen niet heeft betaald. U heeft nu meer dan twee maanden een betalingsachterstand. De betalingsachterstand bedraagt op dit moment € 60,00.
Als u de betalingsachterstand niet in één keer kunt betalen, neem dan contact met ons op. (…)
U moet vóór de 15e van deze maand zorgen dat u de betalingsachterstand heeft betaald.
Wat gebeurt er als u de betalingsachterstand niet betaalt?
Dan zeggen wij uw krediet op en stellen wij u hierbij in gebreke.
(…)
Wat betekent een ingebrekestelling voor u?
Als u niet op tijd betaalt, eisen wij het totale bedrag dat u rood staat inclusief rente op. Dat betekent dat u ons alles meteen en in één keer moet terugbetalen.
(…)
2.4.
Op 1 november 2018 heeft Rabobank Rijk van Nijmegen een brief aan [Gedaagde] gestuurd met, voor zover hier van belang, de volgende inhoud:

(…)
OnderwerpOpeising
(…)
In eerdere brieven hebben wij u gevraagd om de betalingsachterstand op uw betaalrekening (…) te betalen. Op dat moment had u meer dan twee maanden een betalingsachterstand. Wij hebben u in gebreke gesteld en een laatste termijn gegeven om te betalen. Deze termijn is verlopen en u heeft niet op tijd betaald.
Wij eisen op
Wij eisen met onmiddellijke ingang het bedrag op dat u rood staat op uw rekening inclusief de rente. Dit betekent dat u ons alles in één keer moet betalen. U staat op dit moment € 1.027,91 rood. U moet dit bedrag uiterlijk op 15 november 2018 terugbetalen.
(…)
Wat is het gevolg als u niet op tijd betaalt?
Dan nemen wij zonder u vooraf te informeren rechtsmaatregelen.
Wat betekenen deze rechtsmaatregelen voor u?
Wij schakelen een deurwaarder of een incassobureau in. (…) De deurwaarder of het incassobureau schakelt zo nodig de rechter in. Als de rechter wordt ingeschakeld, dan kan het betekenen dat u te maken krijgt met een veroordeling tot het betalen van proceskosten. (…)
2.5.
Na dagvaarding heeft [Gedaagde] op 26 november 2019 een bedrag van € 75,00 aan de gemachtigde van Rabobank voldaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Rabobank vordert, na vermindering van eis, [Gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan Rabobank tegen behoorlijke kwijting een bedrag van
€ 1.034,62 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding over dit bedrag en te verminderen met de betaling van € 75,00 op 26 november 2019, met veroordeling van [Gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Rabobank ten grondslag dat [Gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting op grond van de overeenkomst van geldlening en de daarbij behorende algemene voorwaarden. [Gedaagde] heeft de maandtermijnen niet tijdig en/of volledig voldaan, ook niet na aanmaning en ook niet na ingebrekestelling. Daarom heeft Rabobank, ingevolge de bepalingen van de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde voorwaarden - in overeenstemming met de wettelijke bepalingen - het saldo van het krediet in zijn geheel opgeëist. Een bedrag van € 1.034,62 stond op 27 november 2018 in totaal nog open en dat bedrag is niet door [Gedaagde] voldaan. Vanaf 27 november 2018 tot en met 30 november 2018 is [Gedaagde] contractuele vertragingsrente verschuldigd van 7,9% per jaar. Dat komt neer op een bedrag van € 1,64, aldus Rabobank. Naar de kantonrechter begrijpt heeft Rabobank haar vordering bij repliek aldus verminderd dat zij niet langer de contractuele vertragingsrente vordert, maar enkel het op 27 november 2018 openstaande kredietbedrag van € 1.034,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding (28 oktober 2019), waarop de betaling van € 75,00 op 26 november 2019 in mindering strekt.
3.3.
[Gedaagde] heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering van Rabobank, maar de vordering volledig erkend en gesteld dat hij inmiddels een afbetalingsregeling met Rabobank heeft afgesproken. [Gedaagde] heeft zich wel verweerd tegen een proceskostenveroordeling.

4.De beoordeling

4.1.
Op de overeenkomst die Rabobank en [Gedaagde] hebben gesloten is titel 2A van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing, aangezien het een consumentenkrediet-overeenkomst betreft die na 1 januari 2017 tot stand is gekomen en die niet van het toepassingsgebied van deze titel is uitgesloten. Hoewel [Gedaagde] de vordering van Rabobank heeft erkend, moet de kantonrechter, op grond van Europese en nationale wetgeving en rechtspraak ambtshalve (dat wil zeggen ook zonder dat [Gedaagde] daar iets over stelt) onderzoeken of voldaan is aan dwingendrechtelijke bepalingen.
4.2.
Rabobank heeft gesteld dat zij voldaan heeft aan haar (pre)contractuele informatieverplichtingen door de verplichte informatie op te nemen in het formulier Europese Standaardinformatie inzake Consumentenkrediet (hierna: “esic formulier”) en in de kredietovereenkomst. Zij heeft de overeenkomst, samen met het esic formulier overgelegd ter onderbouwing van haar stellingen. Nu [Gedaagde] dit niet heeft betwist, wordt daar vanuit gegaan.
4.3.
Rabobank heeft zich er niet over uitgelaten waarom zij van mening is dat zij de voorgeschreven precontractuele informatie aan [Gedaagde] heeft verstrekt geruime tijd voordat [Gedaagde] door de overeenkomst (of een aanbod) gebonden werd. Nu de overeenkomst gedateerd is op 1 september 2017, 17:56, het esic formulier ook van 1 september 2017 is en Rabobank een uitdraai heeft overgelegd waarop staat “
gemaakt op:1-9-2017 17:55:12” lijkt het erop dat [Gedaagde], zeer kort voordat de overeenkomst is aangegaan, de voorgeschreven precontractuele informatie te zien heeft gekregen. Niet gesteld of gebleken is dat [Gedaagde] de informatie (ook) al eerder te zien heeft gekregen. Daar staat tegenover dat in het esic formulier op pagina 3 onder meer het volgende vermeld staat:
“(…)
Recht om ontwerpkredietovereenkomst te ontvangen U heeft het recht een ontwerpkredietovereenkomst te
ontvangen
U hebt het recht om op verzoek kosteloos een exemplaar
van de ontwerpkredietovereenkomst te verkrijgen. Deze
bepaling is niet van toepassing indien de aanbieder van
het krediet ten tijde van het verzoek niet voornemens is
de overeenkomst met u aan te gaan.
De periode gedurende welke de aanbieder van het krediet Die informatie is geldig van 1 september 2017 tot en
door de precontractuele informatie is gebonden met 15 september 2017”
Hieruit volgt dat [Gedaagde] voor het sluiten van de overeenkomst veertien dagen de tijd had om de informatie van Rabobank te vergelijken met andere aanbieders. Dat [Gedaagde] vervolgens besloten heeft, na ontvangst van die informatie, direct de overeenkomst met Rabobank (de kantonrechter begrijpt online) aan te gaan, betekent niet dat Rabobank niet aan haar (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan.
4.4.
Rabobank heeft voorts onbetwist gesteld dat zij de kredietwaardigheid van [Gedaagde] heeft onderzocht en het BKR heeft geraadpleegd. Zij heeft informatie bij [Gedaagde] opgevraagd over het maandelijkse inkomen, de woonlasten, eventuele overige financiële verplichtingen (andere leningen, alimentatie) en tevens een voedingscheck gedaan, aldus Rabobank. De kantonrechter is van oordeel dat Rabobank daarmee in dit geval heeft voldaan aan de voorgeschreven kredietwaardigheidstoets en kon overgaan tot verstrekking van het krediet.
4.5.
Dan ligt de vraag voor of Rabobank mocht overgaan tot vervroegde opeising van het krediet. Zij beroept zich daarvoor op de op de overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden.
4.6.
Bedingen waarbij vervroegde opeisbaarheid van het door de consument verschuldigde wordt bedongen zijn slechts toegelaten voor het geval dat de consument, die ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag, na ingebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen. Nu Rabobank gesteld heeft dat [Gedaagde] ten minste twee maanden achterstallig was met de betaling van een vervallen maandtermijn en ook na ingebrekestelling nalatig bleef in de volledige nakoming van zijn verplichtingen jegens Rabobank, dat Rabobank op die grond uit hoofde van de algemene voorwaarden tot opeising is overgegaan, Rabobank dit onderbouwd heeft met de brieven van 1 oktober 2018 (ingebrekestelling) en 1 november 2018 (opeising) waaruit dit blijkt en [Gedaagde] dit niet heeft betwist, is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan een vervroegd opeisingsbeding. Rabobank heeft het openstaande saldo dus ineens kunnen opeisen.
4.7.
Gelet op het voorgaande (ambtshalve toetsing) en gelet op het feit dat [Gedaagde] de vordering van Rabobank erkend heeft, zal de vordering van Rabobank worden toegewezen.
4.8.
[Gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De kantonrechter is niet van oordeel dat, zoals [Gedaagde] betoogt, de kosten die Rabobank gemaakt heeft door Rabobank nodeloos zijn aangewend of veroorzaakt. Of Rabobank [Gedaagde] wel of niet (kort) voor de dagvaarding persoonlijk een (officiële) brief heeft uitgereikt en/of een aangetekende brief heeft gestuurd, waarin Rabobank heeft aangekondigd dat ze zou gaan procederen, kan in het midden blijven. Rabobank heeft namelijk onbetwist gesteld dat door haar (gemachtigde) ook per e-mail aanmaningen en aankondigingen verzonden zijn aan [Gedaagde], waarin ook een procedure aangekondigd werd. [Gedaagde] heeft zelf ook erkend nalatig te zijn geweest in het kennis nemen van de inhoud van brieven en e-mails en gesteld dat brieven in het verleden verkeerd bezorgd zijn en hij zijn e-mailadres enkele malen gewijzigd heeft, wat Rabobank mogelijk niet wist. De kantonrechter is van oordeel dat hieruit (en uit het feit dat [Gedaagde] eerder betalingsregelingen met Rabobank is aangegaan) volgt dat [Gedaagde] wist dat Rabobank een vordering op hem had en dat die vordering (op enig moment) in rechte zou worden afgedwongen. Dat er rechtsmaatregelen getroffen zouden worden en dat daar mogelijk een proceskostenveroordeling uit zou kunnen volgen is ook al met zoveel woorden door Rabobank aangekondigd in haar brief van 1 november 2018.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [Gedaagde] om aan Rabobank tegen behoorlijke kwijting te voldoen een bedrag van € 1.034,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening en te verminderen met de betaling van € 75,00 op 26 november 2019;
5.2.
veroordeelt [Gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Rabobank begroot op € 103,07 aan dagvaardingskosten, € 486,- aan griffierecht en € 240,- aan salaris voor de gemachtigde
;
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2020