ECLI:NL:RBGEL:2020:2601

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
8408507
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake huurovereenkomst en oplevering gehuurde door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 20 mei 2020 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de stichting Thius en een gedaagde partij. De procedure betreft een huurovereenkomst tussen de gedaagde en de voormalige verhuurder, de stichting SCW. Thius, als rechtsopvolger van SCW, vordert betaling van kosten die zijn gemaakt voor het opruimen van het gehuurde na de ontruiming door de gedaagde. De gedaagde heeft erkend dat hij de kosten voor het afvoeren van afval moet betalen, maar betwist de kosten voor het opruimen van de berging, tuin, zolder en het verwijderen van laminaat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het overnameformulier, waarop de gedaagde heeft verklaard de overgenomen zaken te verwijderen, een overeenkomst is tussen de gedaagde en de vorige huurder, en dat Thius geen partij is bij deze overeenkomst. De kantonrechter heeft Thius in de gelegenheid gesteld om nader te onderbouwen op welke gronden de gedaagde verplicht was het gehuurde op te ruimen en om het gevorderde bedrag te specificeren. Tevens is Thius gevraagd om te reageren op de stelling van de gedaagde dat hij niet tijdig is gewezen op de verplichtingen met betrekking tot het laminaat. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de kantonrechter heeft partijen erop gewezen dat een nadelige beslissing kan volgen voor de partij die geen antwoord geeft op de gestelde vragen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8408507 \ CV EXPL 20-2994 \ 25115 \ 44356
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de stichting Stichting Thius
gevestigd te Tiel
eisende partij
gemachtigde DigiDeur
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Thius en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 maart 2020;
- de conclusie van antwoord;
- de brief van de griffier aan partijen van 9 april 2020, waarin is bericht dat de mondelinge behandeling vanwege de coronacrisis op dit moment niet kan plaatsvinden.
1.2.
Om onnodige vertraging te voorkomen, heeft de kantonrechter vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Thius is de rechtsopvolger onder algemene titel van de stichting Stichting Christelijke Woningcorporatie (hierna: SCW).
2.2.
Tussen SCW (verhuurder) en [gedaagde] (huurder) heeft een huurovereenkomst bestaan met betrekking tot een woning aan de [adres] . Op deze huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van SCW van 1 november 2016 van toepassing.
2.3.
Voor aanvang van de huurovereenkomst heeft [gedaagde] een aantal zaken overgenomen van de vorige huurder. Hiertoe hebben [gedaagde] en de vorige huurder een overnameformulier, dat door SCW ter beschikking is gesteld en is gedrukt op briefpapier van SCW, ingevuld en ondertekend op 13 december 2016. Op dit opnameformulier is voor zover relevant het navolgende bepaald:
“Ondergetekenden zijn ermee bekend:

Dat overname een afspraak is tussen de vertrekkende huurder en de nieuwe huurder en dat verhuurder bij de overname van bovengenoemde zaken en bij eventuele geschillen ten aanzien daarvan geen partij is;

Dat overname geschiedt voor rekening en risico van huurder;

Dat de nieuwe huurder volledig verantwoordelijk is voor alle overgenomen zaken, ook die welke hier niet zijn genoemd, en dat verhuurder geen enkele aansprakelijkheid aanvaardt met betrekking tot gebreken en gevolgschade;

Dat de nieuwe huurder verplicht is de zaken te verwijderen bij het verlaten van de woning tenzij een eventuele volgende huurder schriftelijk verklaart deze zaken over te nemen.”
2.4.
Op 23 november 2018 is [gedaagde] in kort geding veroordeeld om binnen
zeven dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al
wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde] moge bevinden en het gehuurde onder
afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van SCW te stellen.
2.5.
Op 7 december 2018 is door SCW een eindinspectierapport opgemaakt en heeft
daaraan een aantal foto’s gehecht.
2.6.
Op 14 en 27 november 2019 heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de in het
eindinspectierapport genoemde kosten.
2.7.
Op 7 februari 2020 heeft de gemachtigde van Thius [gedaagde] medegedeeld
dat Thius de rechtsopvolger onder algemene titel van SCW is en heeft zij [gedaagde]
gesommeerd tot betaling van opleverschade ten bedrage van € 727,58 over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Thius vordert dat [gedaagde] , bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, zal worden veroordeeld om aan haar te betalen een bedrag van € 878,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2020 over een bedrag van € 727,58, alsmede de kosten van deze procedure. Zij heeft het bedrag van € 878,48 als volgt opgebouwd:
- kosten opruimen berging, tuin, zolder en
verwijderen laminaat € 523,20;
- kosten afvoeren afval 5 m3 € 204,38;
- wettelijke rente voor ter incasso uit handen geven € 3,27;
- wettelijke rente van 13 juni 2019 tot en met 5 maart 2020 € 15,57;
-
buitengerechtelijke incassokosten € 132,06;
Totaal € 878,48
3.2.
Thius legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting om het gehuurde op correcte wijze op te leveren. Zij verwijst daarbij naar het overnameformulier waarop [gedaagde] heeft verklaard de overgenomen goederen te verwijderen bij het verlaten van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde] erkent dat hij de kosten voor het afvoeren van het afval aan Thius moet betalen, maar betwist dat voor wat betreft de kosten voor het opruimen van de berging, tuin, zolder en het verwijderen van het laminaat. Hij verwijst hierbij naar hetzelfde overnameformulier waarop staat vermeld dat de verhuurder geen partij is bij de overname. Door toedoen van SCW heeft de nieuwe huurder het laminaat niet van [gedaagde] kunnen overnemen. Als als hij daar tijdig op was gewezen, had hij het laminaat nog had kunnen verwijderen. Ook betwist [gedaagde] de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Op het verweer van [gedaagde] zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

Kosten opruimen berging, tuin, zolder en verwijderen laminaat
4.1.
Thius vordert van [gedaagde] betaling van de kosten die zijn gemaakt in verband met het opruimen van de berging, tuin en zolder en het verwijderen van het laminaat.
4.2.
Thius verwijst daarvoor naar het overnameformulier waarin [gedaagde] heeft verklaard de overgenomen zaken te verwijderen bij het verlaten van het gehuurde. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat het overnameformulier dient te worden gekwalificeerd als een overeenkomst tussen [gedaagde] en de vorige huurder. Thius (voorheen SCW) is geen partij bij deze overeenkomst. Dit is ook expliciet vermeld op het overnameformulier. Thius dient dan ook nader te onderbouwen op grond waarvan [gedaagde] verplicht was het gehuurde op te ruimen en onder andere het laminaat te verwijderen.
4.3.
In de dagvaarding geeft Thius aan dat het gaat om de verwijdering van (een aantal van de) op het overnameformulier genoemde zaken. De kantonrechter stelt Thius voorts in de gelegenheid aan te geven om welke zaken het (naast het laminaat) gaat en daarbij tevens aan te geven of en in hoeverre (een aantal van) deze zaken mogelijk bestanddeel van het gehuurde zijn geworden door natrekking. Voorts dient het in dit verband gevorderde bedrag van € 523,20 te worden uitgesplitst (welk bedrag per verwijderde zaak en welk bedrag voor het opruimen).
4.4.
[gedaagde] stelt dat als hij daar tijdig op was gewezen, hij het laminaat nog had kunnen verwijderen. De kantonrechter verzoekt Thius aan te geven of en, zo ja, in hoeverre zij (voorheen SCW) [gedaagde] in de gelegenheid heeft gesteld de zaken alsnog zelf uit de woning te verwijderen. Niet in geschil is dat [gedaagde] eind 2018 het gehuurde heeft verlaten, maar het is de kantonrechter niet duidelijk op welke datum dit is gebeurd en op welke wijze (bijvoorbeeld een gezamenlijke oplevering of een ontruiming door de deurwaarder). Thius wordt in de gelegenheid gesteld dit nader toe te lichten en daarbij aan te geven of er een (gezamenlijke) voorinspectie heeft plaatsgevonden en of daarvan een schriftelijk rapport is opgemaakt. Indien dit het geval is, wordt Thius verzocht deze te overleggen.
4.5.
Thius dient voorts nog te reageren op de stelling van [gedaagde] dat door toedoen van SCW de nieuwe huurder het laminaat niet van [gedaagde] heeft kunnen overnemen.
Kosten afvoeren afval
4.6.
[gedaagde] heeft erkend dat hij heeft nagelaten het afval uit het gehuurde te verwijderen en dat hij gehouden is de hiermee gepaard gaande kosten te voldoen. De vordering tot betaling van deze kosten is daarom toewijsbaar, tenzij blijkt dat [gedaagde] deze kosten inmiddels heeft betaald.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
Thius vordert betaling van de wettelijke rente over de hoofdsom. Uit de dagvaarding blijkt niet vanaf welk moment wettelijke rente is berekend. De kantonrechter verzoekt Thius aan te geven vanaf wanneer deze is berekend en daarbij in te gaan op de vraag vanaf wanneer [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd is.
4.8.
De kantonrechter stelt in dat verband vast dat de eindafrekening pas bijna een jaar na de ontruiming door SCW is opgesteld. De kantonrechter verzoekt Thius aan te geven waarom de afrekening pas in november 2019 is opgemaakt en daarbij in te gaan op wat er in de tussenliggende periode is ondernomen richting [gedaagde] .
4.9.
[gedaagde] voert bij antwoord aan dat hij de eindafrekening van 12 november 2019 (productie 3 bij dagvaarding) niet heeft ontvangen. Op de eindafrekening staat geen
(e-mail)adres vermeld. Thius wordt in de gelegenheid nadere informatie te verstrekken over de wijze waarop de eindafrekening aan [gedaagde] is verzonden en aan te tonen dat deze eindafrekening [gedaagde] heeft bereikt (artikel 3:37 lid 3 BW).
4.10.
Als productie 5 bij dagvaarding wordt door Thius de tekst van twee e-mails van
[gedaagde] overgelegd van 14 respectievelijk 27 november 2019. De e-mail van 14 november 2019 begint met de tekst:
“Ik ga dit niet betalen.
Ik heb de woningstichting al eerder laten weten dat wat op de factuur staat niet op mij verhaald kan worden.”
4.11.
Dit lijkt een reactie te zijn op de eindafrekening van 12 november 2019, hetgeen doet vermoeden dat [gedaagde] de genoemde eindafrekening toch heeft ontvangen.
wordt in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
4.12.
De verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten wordt door
[gedaagde] betwist. [gedaagde] voert aan dat SCW heeft nagelaten zelf contact met hem op te nemen over de kosten. Ook dit behoeft een reactie van Thius.
Vervolg procedure
4.13.
Thius moet alle antwoorden op de gestelde vragen en alle overige punten waarop zij nog wil ingaan, bij akte indienen. Vervolgens kan [gedaagde] daar bij antwoordakte op reageren en ook zelf ingaan op de gestelde vragen.
4.14.
De kantonrechter wijst partijen erop dat in het nadeel kan worden beslist van de partij die geen antwoord geeft op de door de kantonrechter gestelde vragen.
4.15.
Vervolgens zal de kantonrechter vonnis wijzen, tenzij een mondelinge behandeling alsnog gewenst is.
4.16.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van vier weken na datum van dit vonnis voor het nemen van een akte aan de zijde van Thius zoals onder 4.13 bepaald;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op