ECLI:NL:RBGEL:2020:2608

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
C/05/364878
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot zekerheidstelling voor proceskosten in internationaal geschil met betrekking tot het Verdrag van Vriendschap, Handel en Scheepvaart

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 6 mei 2020 uitspraak gedaan in een incident waarbij Prosigno Beheer B.V. zekerheid vorderde van Celadon Systems Incorporated voor proceskosten en schadevergoeding. Prosigno c.s. vorderde dat Celadon, gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika, een bankgarantie zou stellen voor de proceskosten, omdat Celadon geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Prosigno c.s. begrootte de proceskosten op € 8.486,00, gebaseerd op het liquidatietarief en griffierecht.

Celadon voerde verweer en beroept zich op het Verdrag van Vriendschap, Handel en Scheepvaart tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika van 5 december 1957. Dit verdrag biedt onderdanen en vennootschappen van de ene partij nationale behandeling binnen het grondgebied van de andere partij, inclusief het recht op rechtskundige bijstand en vrijstelling van het storten van een waarborgsom voor proceskosten.

De rechtbank oordeelde dat Celadon, op basis van artikel 224 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in samenhang met het verdrag, vrijgesteld is van het stellen van zekerheid voor proceskosten. De vordering van Prosigno c.s. werd afgewezen, en Prosigno c.s. werd veroordeeld in de kosten van het incident, begroot op € 1.074,00 aan salaris voor de advocaat. De hoofdzaak zal op 17 juni 2020 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord door Prosigno c.s.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/364878 / HA ZA 20-49
Vonnis in incident van 6 mei 2020
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van de Verenigde Staten van Amerika
CELADON SYSTEMS INCORPORATED,
gevestigd te Burnsville-Minnesota (Verenigde Staten van Amerika),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident, hierna te noemen: Celadon,
advocaat mr. W.F. Veldstra te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROSIGNO BEHEER B.V.,
gevestigd te Nunspeet,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident, hierna te noemen: Prosigno c.s.,
advocaat mr. H.E. ter Horst te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 december 2019 met producties,
  • de incidentele conclusie tot zekerheidstelling voor de proceskosten van Prosigno c.s.,
  • de conclusie van antwoord in incident van Celadon.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in het incident

2.1.
Prosigno c.s. vordert in het incident – samengevat – dat Celadon wordt veroordeeld om zekerheid te stellen, middels een bankgarantie, voor proceskosten en schadevergoeding. Prosigno c.s. begroot de proceskosten op € 8.486,00 (zes punten liquidatietarief IV van € 1.074,00 per punt en € 2.042,00 griffierecht). Prosigno c.s. baseert de vordering op het feit dat Celadon is gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika en geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Prosigno c.s. stelt daarom recht en belang te hebben om op grond van artikel 224 Rv zekerheid te vorderen voor betaling van voornoemde proceskosten en schadevergoeding.
2.2.
Celadon voert verweer.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Krachtens artikel 224 Rv - weergegeven voor zover hier van belang - zijn allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen op vordering van de wederpartij verplicht tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld kunnen worden. Op grond van lid 2 sub a bestaat geen verplichting tot het stellen van zekerheid indien dit voortvloeit uit een verdrag of een EG-verordening.
3.2.
Celadon voert aan dat de incidentele vordering moet worden afgewezen en beroept zich daarbij op het Verdrag van Vriendschap, Handel en Scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika van 5 december 1957 (hierna: het verdrag). Artikel V lid 1 van het verdrag luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
‘Onderdanen en vennootschappen van de ene Partij zullen binnen het grondgebied van de andere Partij nationale behandeling genieten met betrekking tot het recht zich in elke aanleg te wenden tot de gewone rechter, administratieve scheidsgerechten en instanties, zowel ter verkrijging als ter verdediging van hun recht. Het is wel verstaan, dat vennootschappen van de ene Partij, welke niet werkzaam zijn binnen het grondgebied van de andere Partij, hetzelfde recht zullen hebben, zonder dat inschrijving of vestiging zal zijn vereist.’
Artikel 5 van het bij het verdrag behorende protocol luidt als volgt:
‘Het recht bedoeld in artikel V, lid 1, omvat onder meer het recht op rechtskundige bijstand, op kosteloos procederen en op vrijstelling van het storten van een waarborgsom voor de kosten.’
3.3.
Vast staat dat Celadon is gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika, zodat zij, op grond van artikel 224 lid 2 sub a Rv in samenhang gelezen met artikel V lid 1 van het verdrag en artikel 5 van het protocol, is vrijgesteld van het storten van een waarborgsom voor proceskosten. De incidentele vordering van Prosigno c.s. zal derhalve worden afgewezen.
3.4.
Prosigno c.s. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het incident, welke aan de zijde van Celadon worden begroot op € 1.074,00 aan salaris voor de advocaat.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt Prosigno c.s. in de kosten van het incident aan de zijde van Celadon, tot aan deze uitspraak begroot op € 1.074,00 aan salaris voor de advocaat,
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 juni 2020voor conclusie van antwoord zijdens Prosigno c.s.,
4.4.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Steverink en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2020.