3.2Een last onder dwangsom is een belastend besluit, zodat het aan verweerder is om aannemelijk te maken dat de oude bijgebouwen er illegaal staan. Verweerder heeft aangegeven dat hij in de archieven geen vergunningen heeft gevonden voor die bijgebouwen. Gezien de ouderdom van de bijgebouwen kan echter niet op voorhand worden uitgesloten dat die vergunningen verleend zijn. Dit vergt nader (archief)onderzoek dat in het kader van de lopende bezwaarprocedure kan worden uitgevoerd. Als blijkt dat inderdaad vergunningen zijn verleend voor die oude bijgebouwen, dan is een groter bebouwingsoppervlak toegestaan dan de 150 m2 die is toegestaan op grond van (in dit geval) artikel 20.2.2, onder c, van de regels van het bestemmingsplan. Dit volgt (naar voorlopig oordeel) uit de algemene bouwregels in artikel 35.
Als het zo is dat voor de oude bijgebouwen vergunningen aanwezig zijn, kan verzoekster niet aan de last voldoen zonder ook legale bijgebouwen af te breken. De oppervlakte van de illegale bijgebouwen (de kennels) bedraagt immers minder dan 150 m2. Omdat hierover op dit moment nog geen duidelijkheid bestaat moet verweerder nader onderzoeken hoeveel m2 aan bijgebouwen illegaal aanwezig is. Dit kan betekenen dat de formulering van de last wordt aangepast. Dat is aan verweerder.
Het betoog treft doel.
De voorzieningenrechter wijst er in dit verband nog op dat het beroep op het bouwovergangsrecht door verzoekster, zelfs al zou dat hier aan de orde zijn, geen doel treft. Volgens vaste jurisprudentieverschaft het bouwovergangsrecht geen titel die een omgevingsvergunning om te bouwen vervangt. Ook anderszins legaliseert het de bebouwing niet.
De last onder dwangsom: de hondenfokkerij
4. Vervolgens is de vraag aan de orde of ten tijde van het nemen van het besluit op het perceel een hondenfokkerij aanwezig was met een zodanige omvang dat die niet past binnen de bestemming ‘Wonen’ zoals die op het perceel geldt op grond van het bestemmingsplan.
Er zijn meerdere aanknopingspunten dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de activiteiten rond de fokkerij op het perceel niet passen binnen de bestemming ‘Wonen’. In de eerste plaats is dat het aantal honden en nestjes. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat tussen februari 2019 en februari 2020 verzoekster 10 honden en 15 nestjes heeft gehad. De pups zijn verder te koop aangeboden via websites als Marktplaats.nl en Puppieplaats.nl. Daarmee is sprake van commerciële activiteiten, zelfs al levert de verkoop geen of weinig winst op. Daarbij komt dat verzoekster en haar partner op 1 oktober 2019 tegenover de controleur van de gemeente hebben verklaard dat zij inderdaad de intentie hebben om een hondenfokkerij te beginnen en dat haar partner cursussen volgt voor het voeren van een hondenfokkerij. De dag na de controle heeft verzoekster verder een melding op grond van het Activiteitenbesluit gedaan voor het starten van een fokkerij met 15 à 20 honden aan huis. Ook zijn hondenkennels gebouwd. Ter zitting is gebleken dat onder dreiging van de dwangsom de plannen voor de hondenfokkerij stopgezet zijn, maar ook staat expliciet in het bezwaarschrift dat verzoekster voor de toekomst veilig wil stellen dat zij weer met honden mag fokken.
De voorzieningenrechter is dan van oordeel dat, hoewel de laatste tijd de activiteiten rond de fokkerij kennelijk zijn afgeschaald, ten tijde van het nemen van het besluit op 1 april 2020 verzoekster handelde in strijd met het bestemmingsplan. Verweerder was op dit punt dan ook bevoegd de last op te leggen.
In dit verband is nog van belang dat verzoekster geen concrete aanknopingspunten heeft geboden voor de conclusie dat de fokkerij wordt beschermd door het gebruiksovergangsrecht. Eerder blijkt uit alle stukken dat het een relatief recent plan was om de fokkerij op te schalen.
Dat het perceel groot is en dat alleen derde-partijen een verzoek om handhaving hebben ingediend, maakt niet dat verweerder moest afzien van handhavend optreden. Verweerder mag een groot gewicht toekennen aan het belang van handhaving van het bestemmingsplan.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het besluit in bezwaar mogelijk niet geheel in stand zal blijven. Voor wat betreft de bijgebouwen moet nader onderzoek en een nadere beoordeling van de formulering van de last plaatsvinden.