ECLI:NL:RBGEL:2020:2648

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
22 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2429
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op basis van artikel 13b Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 20 mei 2020, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, wonende in de gemeente Rheden, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester om zijn woning voor de duur van één maand te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde na twee doorzoekingen van de woning, waarbij onder andere 70 gram wiet en 16 pillen die positief testten op MDMA werden aangetroffen. De burgemeester heeft in zijn besluit rekening gehouden met de aanwezigheid van minderjarige kinderen in de woning, maar oordeelt dat de sluiting noodzakelijk is voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van het besluit afgewezen, omdat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. De rechter oordeelt dat de burgemeester terecht heeft aangenomen dat de aangetroffen middelen onder de Opiumwet vallen en dat de sluiting van de woning past binnen het beleid van de burgemeester. De voorzieningenrechter benadrukt dat de sluiting evenredig is, gezien de ernst van de overtredingen en de betrokken belangen, waaronder die van de minderjarige kinderen. De burgemeester heeft voldoende maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de kinderen niet op straat komen te staan, en de sluiting is daarom gerechtvaardigd.

De uitspraak concludeert dat de burgemeester in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen en dat de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afwijst. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2429

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 mei 2020

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. C.H.J. van Dooijeweert),
en

de burgemeester van de gemeente Rheden, verweerder.

(gemachtigde: C. Bremer)

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2020 heeft de burgemeester besloten om de woning van verzoeker voor de duur van één maand te sluiten.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft niet-geanonimiseerde bestuurlijke rapportages overgelegd ten aanzien waarvan hij onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank daarvan kennis mag nemen. De rechtbank heeft bij beslissing van 11 mei 2020 geoordeeld dat beperkte kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is. Op de zitting heeft verzoeker toestemming gegeven deze stukken bij de beoordeling te betrekken.
Het onderzoek op de zitting heeft via videoverbinding plaatsgevonden op 13 mei 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waarover gaat deze uitspraak?

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning van verzoeker. De voorzieningenrechter beoordeelt voor de vraag of hij het besluit schorst of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Daarbij beantwoordt hij aan de hand van de aangevoerde gronden de vraag of de burgemeester gelet op de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen bevoegd is om sluiting van de woning te gelasten, zo ja, of hij bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot sluiting van het perceel mag overgaan en zo ja, of de begunstigingstermijn zorgvuldig is.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in en (eventueel) bodemgeding niet.
Wat is de aanleiding voor de sluiting?
2. Verzoeker woont in het pand aan de [locatie] te [woonplaats] (de woning). Zoals volgt uit de bestuurlijke rapportages van 26 februari 2020 en 26 maart 2020 hebben in de woning recent twee doorzoekingen plaatsgevonden. Op 9 januari 2020 heeft de politie in de woning onder meer 2 wapens en 70 gram wiet aangetroffen. Op 10 februari 2020 heeft de politie in het pand goederen aangetroffen die vermoedelijk druggerelateerd zijn, waaronder 16 groene pillen en nep merkschoenen. De 16 pillen zijn bij een indicatieve test positief getest op MDMA. De burgemeester ziet hierin aanleiding om door middel van een last onder bestuursdwang de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet en artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te sluiten voor de duur van één maand, vanaf 1 juni 2020.
Waarom is verzoeker het niet eens met de woningsluiting?
3. Verzoeker betwist dat in de woning drugs zijn aangetroffen. Dat is volgens hem onvoldoende vastgesteld. De aangetroffen goederen zijn opgestuurd naar het NFI, maar daarvan is nog geen uitslag. De burgemeester heeft zijn besluit gebaseerd op een indicatieve test van de 16 groene pillen. Dit is volgens verzoeker onvoldoende, omdat de uitslag van een indicatieve test niet doorslaggevend kan zijn.
3.1.
De verkoop, aflevering of verstrekking dan wel de aanwezigheid van drugs in het pand is volgens verzoeker, voor zover daarvan al sprake was, reeds beëindigd door het optreden van de politie. Dat is al gebeurd in februari. Verzoeker ziet daarom niet in dat het sluiten van de woning noodzakelijk is en stelt zich op het standpunt dat met een minder vergaand instrument kan worden volstaan.
3.2.
Verzoeker betoogt daarnaast dat de sluiting inbreuk maakt op zijn woonrecht dat volgt uit artikel 8 van het EVRM. Het ontbreekt aan een zorgvuldige afweging. De sluiting treft niet alleen verzoeker, maar ook zijn minderjarige kinderen. Het is van groot belang dat deze kinderen een veilige plek hebben om te wonen. Volgens verzoeker zou het belang van zijn gezin om in de woning te blijven wonen moet prevaleren. Verzoeker voert daarbij aan dat het adres waarop de moeder van de kinderen staan ingeschreven geen geschikte plek is voor bewoning van minderjarige kinderen. Het is juist ook de omgeving waaruit verzoeker vertrokken is om met zijn kinderen in dieren een rustig bestaan op te bouwen. Verzoeker wil graag samenwerken met Veilig Thuis die bij het gezin is betrokken. Een sluiting van de woning kan heel makkelijk een stap naar een kinderbeschermingsmaatregel worden gezet.
Bestaat een bevoegdheid tot sluiting van de woning?
4. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang:
a. indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aangewezen is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a voorhanden is.
4.1.
De burgemeester mocht anders dan verzoeker betoogt uitgaan van de uitslag van de indicatieve test van de 16 pillen. [1] Er zijn geen aanwijzingen dat de uitslag van deze test niet juist is. De burgemeester heeft daarom in deze bestuursrechtelijke procedure voldoende aangetoond dat de 16 groene pillen MDMA bevatten. Dit is een middel als bedoeld in lijst I.
Naast de 16 groene pillen heeft de burgemeester ook de bij de eerste doorzoeking aangetroffen 70 gram wiet mogen meenemen in zijn besluit.
Dat de overig aangetroffen goederen vermoedelijk druggerelateerd zijn maar niet positief getest, maakt dit niet anders. Omdat een middel is aangetroffen uit lijst I is de burgemeester al bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan.
Past de sluiting in het beleid van de burgemeester?
5. De bevoegdheid om artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet toe te passen, biedt de burgemeester beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om van de bevoegdheid gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter in een (eventueel) bodemgeding om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
5.1.
De burgemeester heeft beleid vastgesteld. [2] Daaruit volgt dat bij een aanwezigheid van meer dan 0,5 gram drug (lijst I) met aanwezigheid van indicatoren bij een eerste overtreding een sluiting voor een periode van drie maanden het beleid is.
Dat de 16 pillen met MDMA samen meer wegen dan 0,5 gram acht de voorzieningenrechter aannemelijk. Daarnaast zijn bij de eerste doorzoeking twee wapens aangetroffen. Dit is een verzwarende omstandigheid die genoemd staat op de indicatorenlijst in het beleid van de burgemeester. Het sluiten van de woning voor één maand past daarom binnen het beleid van de burgemeester.
Had de burgemeester reden moeten zien om van dit beleid af te wijken?
6. De burgemeester moet vervolgens alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dat staat in artikel 4:84 van de Awb. Aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet op een woning – die raakt aan het in artikel 8 van het EVRM neergelegde recht – dient een zwaar gewicht te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van de in die bepaling neergelegde bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en, zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is in haar uitspraak van 28 augustus 2019 nader ingegaan op het toetsingskader dat zij hanteert om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten om deze bevoegdheid te gebruiken. [3]
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
6.1.
In de eerste plaats wordt aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding beoordeeld in hoeverre de sluiting van het perceel noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde.
Zoals verweerder terecht heeft gesteld kan de noodzakelijkheid ook na enkele maanden nog steeds aanwezig zijn. [4] Het verstrijken van deze termijn heeft mede te maken met de omstandigheden, waaronder het coronavirus en de aanwezigheid van minderjarige kinderen. Dat de burgemeester in die omstandigheden reden heeft gezien om niet op de kortst mogelijke termijn de woning te sluiten maar verzoeker ruimte te geven om op zoek te gaan naar een tijdelijk onderkomen, betekent niet dat alleen al daarom de sluiting niet meer noodzakelijk is. Gelet op de aangetroffen harddrugs, softdrugs en wapens bestaat nog steeds de noodzaak om de bekendheid van de woning als drugspand te doorbreken.
Is sluiting van de woning evenredig?
6.2.
Niet alleen moet de sluiting van het perceel noodzakelijk zijn, de sluiting moet ook evenredig zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid is hier van belang wat de gevolgen zijn van de sluiting voor verzoekers.
Het is inherent aan een sluiting van een woning dat een bewoner de woning moet verlaten. [5] Bij zijn belangenafweging heeft de burgemeester vooralsnog voldoende rekening gehouden met de omstandigheden dat er twee minderjarige kinderen in de woning wonen. Juist om die reden heeft de burgemeester de woning niet voor drie, maar voor één maand gesloten en heeft verzoeker langer de tijd gekregen om de sluiting voor te bereiden. De sluiting is daarom evenredig.
6.3.
In het verweerschrift en op de zitting heeft verweerder laten weten dat Veilig Thuis er te allen tijde voor zal waken dat de kinderen niet op straat komen te staan. Dit zal desnoods via de crisisdienst gebeuren. Naast Veilig Thuis zijn ook de William Schrikker Stichting en het sociaal wijkteam van de gemeente Rheden bij het gezin betrokken en zullen zo nodig kunnen zorgen voor passende zorg voor de kinderen.
Wanneer blijkt dat ondanks inspanningen van verzoeker op 1 juni 2020 geen onderdak is gevonden voor de minderjarige kinderen, kan dat reden zijn om een nieuw verzoek om voorlopige voorziening in te dienen.
Wat betekent dit voor het verzoek om schorsing van de sluiting?
7. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op: 20 mei 2020
griffier
De voorzieningenrechter is in verband met de maatregelen rondom het coronavirus verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vergelijk ABRvS 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2625.
2.Beleidsregel artikel 13b Opiumwet.
3.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
4.Vergelijk ABRvS 18 juli 2018, ECLI:NL:2018:2423.
5.Vergelijk ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.