ECLI:NL:RBGEL:2020:269

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 januari 2020
Publicatiedatum
21 januari 2020
Zaaknummer
05/217110-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraf voor verdachte wegens meerdere diefstallen en opzetheling

Op 13 januari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en opzetheling. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd in de P.I. Arnhem, werd aangeklaagd voor het verwerven en voorhanden hebben van goederen die door misdrijf verkregen waren, waaronder bankpassen, een auto en andere waardevolle spullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 17 augustus 2019 tot en met 8 september 2019 schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij hij gebruik maakte van valse sleutels en zonder toestemming van de eigenaren handelde. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, de aangiften van de slachtoffers en de bevindingen van de politie als bewijs gebruikt. De verdachte heeft tijdens de zittingen een bekennende verklaring afgelegd, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar oordeel.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en deelname aan een behandeling voor verslavingszorg. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen voor de geleden schade door de diefstal van haar auto. De rechtbank heeft de vordering van [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/217110-19
Datum uitspraak : 13 januari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1]
thans gedetineerd in de P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
Raadsman: mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 23 december 2019 en 30 december 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2019 tot en met 8 september 2019 te Arnhem en/of Deventer en/of Zutphen, in elk geval in Nederland, een goed, te weten,
- één of meerdere bankpassen/pinpassen ten name van [slachtoffer 1] en/of
- een (reserve)autosleutel (van een personenauto, merk: [merk 1] , type: [type] , kenteken: [kenteken 1]
) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed/goederen wist, althans redelijkerwijs
had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed/goederen betrof;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 augustus 2019 te Zutphen in/uit een woning gelegen aan [adres 2] ,
- een laptop,
- een Ipad,
- een fototoestel,
- een handtas (met inhoud)
- een (reserve)autosleutel,
- een navigatiesysteem (merk: [merk 2] ),
- een nachtbril,
- één of meerdere huissleutel(s)
- één of meerdere bankpassen/pinpassen ten name van [slachtoffer 1] ;
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 3 tot en met en 8 september 2019 te Zutphen - een personenauto (merk: [merk 1] , typ: [type] , kenteken: [kenteken 1] , in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel, door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 1] gebruik te maken van de (reserve)autosleutel
van voornoemde personenauto en voornoemde personenauto met die (reserve)autosleutel
te openen en/of te starten en daar vervolgens mee weg te rijden
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Hij op of omstreeks 8 september 2019 te Arnhem en/of Zutphen, in elk geval in Nederland, een goed, te weten, - een personenauto (merk: [merk 1] , type: [type] , kenteken: [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een
Door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 17 augustus 2019 te Deventer,
- een hoeveelheid geld (2,23 euro) en/of
- een hoeveelheid geld (20 euro),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door: - zonder toestemming van die [slachtoffer 1] (contactloos) te betalen en/of geld op te nemen met de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 1] ;
4.
hij op of omstreeks 26 augustus 2019 te Zutphen, een goed, te weten een pinpas/bankpas ten name van [slachtoffer 2] heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op of omstreeks 26 augustus 2019 te Zutphen, - een hoeveelheid geld (25 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door - zonder toestemming van die [slachtoffer 2] te betalen en/of geld op te nemen met de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 2] ;
6.
hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2019 tot en met 30 augustus 2019 te Zutphen,
- een goed, te weten een bankpas/pinpas ten name van [slachtoffer 3] , heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het
een door misdrijf verkregen goed betrof;
althans, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2019 tot en met 30 augustus 2019 te Zutphen
- een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2019 tot en met 30 augustus 2019 te
Zutphen, - een hoeveelheid geld (20,65 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door: - zonder toestemming van die [slachtoffer 3] te betalen en/of te pinnen met de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 3] ;
8
hij op of omstreeks 27 juni 2019 te Zutphen een elektrische (dames)fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan politie Oost-Nederland, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking;
althans, indien het vorenstaande onder 8 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 juni 2019 te Zutphen, een goed, te weten een fiets heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 t/m 8 primair ten laste gelegde feiten. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte ten aanzien van alle feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gesteld dat indien de auto eerst door een ander zou zijn weggenomen, dit niets verandert aan de strafbaarheid van het feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde onder feit 2. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat degene die heeft ingebroken in de woning van aangeefster de later weggenomen auto al eerder weggezet had waardoor de auto al uit de machtssfeer van aangeefster was toen verdachte daarna de auto (opnieuw) wegnam. Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 36 en 37;
- het proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar, p. 49;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 december 2019.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 36 en 37;
- het proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar, p. 49
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 46;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 december 2019.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 68 en 69;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 december 2019.
Feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 94 en 95;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 75;
- de processen-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar; p. 81, 83 en 87;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 december 2019.
Feit 6
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 94 en 95;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 december 2019.
Feit 7
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 94 en 95;
- het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 105;
- het proces-verbaal van herkenning, p. 108;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 december 2019.
Feit 8
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 121;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 123;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 december 2019.
Feit 2
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er op 17 augustus 2019 is ingebroken in haar woning en dat hierbij onder meer de reservesleutel van haar auto is weggenomen. Tussen 3 september 2019 om 16.00 uur en 4 september 2019 om 09.45 uur is haar auto, een [merk 1] [type] met kenteken [kenteken 1] , gestolen uit de [adres 2] in Zutphen. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij eerst van een persoon gestolen bankpassen heeft gekregen. Vervolgens heeft hij van diezelfde persoon de autosleutel gekregen. Deze persoon gaf aan verdachte aan dat hij de auto mee kon nemen. Verdachte heeft de auto rond 3 of 4 september 2019 in Zutphen, in de buurt het gemeentehuis, meegenomen. [3]
Op 8 september 2019 is verdachte aangehouden als bestuurder van de gestolen [merk 1] [type] . [4]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte rond 3 en 4 september 2019 de auto heeft meegenomen uit de [adres 2] in Zutphen. Op basis van de openbaar beschikbare plattegrond op Google maps van het centrum van Zutphen stelt de rechtbank vast dat het gemeentehuis van Zutphen in een zijstraat van de [adres 2] is gevestigd. Verdachte heeft, gelet op het voorgaande, ter zitting derhalve een bekennende verklaring afgelegd die overeenkomt met de datum én locatie waarop de diefstal van de auto volgens aangeefster heeft plaatsgevonden. Het door de verdediging geschetste scenario, dat een andere persoon eerst de auto zou hebben verplaatst en dat verdachte daarna de auto heeft meegenomen, is niet aannemelijk geworden. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde onder feit 1 t/m 8 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 17 augustus 2019 tot en met 8 september 2019 te Arnhem en/of Deventer en/of Zutphen, in elk geval in Nederland, goederen, te weten,
-
één ofmeerdere bankpassen/pinpassen ten name van [slachtoffer 1] en
/of
- een (reserve)autosleutel (van een personenauto, merk: [merk 1] , type: [type] , kenteken: [kenteken 1]
) op verschillende momenten heeft verworven en voorhanden gehad,
en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van
dit/die
goed/goederen wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen
goed/goederen betrof;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 3 tot en met en 4 september 2019 te Zutphen - een personenauto (merk: [merk 1] , typ: [type] , kenteken: [kenteken 1] ,
in elk geval enig goed,
datgeheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak, verbreking en/ofeen valse sleutel, door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 1] gebruik te maken van de (reserve)autosleutel
van voornoemde personenauto en voornoemde personenauto met die (reserve)autosleutel
te openen en
/ofte starten en daar vervolgens mee weg te rijden;
3.
hij op of omstreeks 17 augustus 2019 te Deventer,
- een hoeveelheid geld (2,23 euro) en
/of
- een hoeveelheid geld (20 euro),
in elk geval enig goed,dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door: - zonder toestemming van die [slachtoffer 1] (contactloos) te betalen en/of geld op te nemen met de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 1] ;
4.
hij
op of omstreeks26 augustus 2019 te Zutphen, een goed, te weten een pinpas/bankpas ten name van [slachtoffer 2] heeft verworven en voorhanden gehad,
en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op
of omstreeks26 augustus 2019 te Zutphen, - een hoeveelheid geld (25 euro),
in elk geval enig goed,dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat
/dieweg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door - zonder toestemming van die [slachtoffer 2] te betalen en/of geld op te nemen met de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 2] ;
6.
hij in
of omstreeksde periode van 29 augustus 2019 tot en met 30 augustus 2019 te Zutphen,
- een goed, te weten een bankpas/pinpas ten name van [slachtoffer 3] , heeft verworven en voorhanden gehad,
en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het
een door misdrijf verkregen goed betrof;
7.
hij in
of omstreeksde periode van 29 augustus 2019 tot en met 30 augustus 2019 te
Zutphen, - een hoeveelheid geld (20,65 euro),
in elk geval enig goed,dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat
/dieweg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door: - zonder toestemming van die [slachtoffer 3] te betalen en/of te pinnen met de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 3] ;
8
hij op
of omstreeks27 juni 2019 te Zutphen een elektrische (dames)fiets,
in elk geval enig goed,die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan politie Oost-Nederland, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak,verbreking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
opzetheling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2, 5 en 7, telkens:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Ten aanzien van feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Ten aanzien van de feiten 4 en 6, telkens:
opzetheling
Ten aanzien van feit 8:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft verbleven. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf moeten volgens de officier van justitie de voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen langere gevangenisstraf moet worden opgelegd dan dat verdachte inmiddels in voorlopige hechtenis heeft verbleven. De voorlopige hechtenis zou wat de raadsman betreft dan ook zo spoedig mogelijk moeten worden opgeheven. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte graag aan zichzelf wil werken en dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden meer passend is. De bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering, kunnen worden opgelegd, met uitzondering van het locatieverbod en de verplichte schuldhulpverlening.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 28 november 2019;
- het reclasseringsadvies van 24 september 2019.
Verdachte heeft zich in een hele korte periode schuldig gemaakt aan meerdere vermogensdelicten. Hij heeft opzettelijk meerdere bij woninginbraken en diefstal buitgemaakte bankpassen geheeld. Met deze bankpassen heeft hij vervolgens bedragen gepind. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een auto en van een fiets. Voornoemde delicten zorgen bij de gedupeerden voor veel overlast, kosten en frustratie. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële belangen en is voorbij gegaan aan de gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers kan hebben. Dit rekent de rechtbank hem aan.
Verdachte heeft een Justitiële Documentatie van 16 pagina’s met voornamelijk vermogensdelicten. Er kan dan ook gesproken worden van een delictpatroon. Het meermalen straffen van verdachte voor dergelijke feiten, heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
In het reclasseringsadvies is beschreven dat verdachte instabiliteit kent op alle leefgebieden en dat de kans op recidive gemiddeld-hoog wordt geschat. Verdachte heeft zich, volgens het reclasseringsrapport, in het verleden grotendeels gehouden aan bijzondere voorwaarden. Drugsgebruik heeft indirect een rol gespeeld in de aanloop naar de thans onderliggende feiten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf, gezien de hoeveelheid gepleegde strafbare feiten, de ernst van die feiten en het strafblad van verdachte, passend en geboden is. Hiervan zal een deel voorwaardelijk worden opgelegd waaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld zullen worden. Het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf dient als stok achter de deur en geeft verdachte de mogelijkheid om aan zichzelf te werken. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden opleggen, zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport, met uitzondering van het schuldhulpverleningstraject en het locatieverbod.
Alles overwegend legt de rechtbank een gevangenisstraf op voor de duur van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden de volgende voorwaarden verbonden: een meldplicht, een ambulante behandeling, waaronder het meewerken aan urinecontroles en het meewerken aan dagbesteding. De rechtbank legt een hogere straf op dan door de officier van justitie is geëist omdat zij van oordeel is dat een lagere straf geen recht doet aan het grote aantal bewezenverklaarde strafbare feiten.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.189,73 aan materiële schade (te vermeerderen met de wettelijke rente) bestaande uit de volgende posten:
m.b.t. de woninginbraak:
€ 432,00 [merk 3] Notebook
€ 249,00 [merk 4] tablet
€ 41,95 hoes tablet en bluetooth keyboard
€ 488,00 fototoestel en kaart
€ 415,08 handtas met inhoud
€ 307,00 nachtbril en [merk 2]
m.b.t. de diefstal van de auto:
€ 79,00 [naam]
€ 7,20 vervoer NS ivm ophalen auto
€ 42,50 benzineverbruik, driekwart tank
divers:
€ 60,- psychologische hulp mentorsessie
€ 500,- gederfde inkomsten ivm werk als ZZP’er
Standpunten partijen
Zowel de raadsman als de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn geheel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen onder feit 2 (de diefstal van de auto) schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank acht de schadeposten ‘ [naam] ’, ‘vervoer NS ivm ophalen auto’ en ‘benzineverbruik driekwart tank’ voldoende onderbouwd en deze posten zullen worden toegewezen. In totaal wordt toegewezen een bedrag ter hoogte van € 128,70. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 4 september 2019.
Ten aanzien van de overige schadeposten zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering omdat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde feit (de woninginbraak). Dat [slachtoffer 1] schade heeft geleden door de inbraak in haar woning is niet betwist, maar naar het oordeel van de rechtbank staan de thans concreet gevorderde schadebedragen in een te ver verwijderd causaal verband met de onder feit 1 primair bewezenverklaarde heling. Kort gezegd: de thans gevorderde schade is niet zozeer door de heling ontstaan, maar door de diefstal. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De posten met betrekking tot de psychologische hulp en de gestelde gederfde inkomsten zijn (vooralsnog) onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal ook in dit gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Zij kan ook dit gedeelte aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
Benadeelde [slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 6 subsidiair tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 111,35, bestaande uit een portemonnee (ter waarde van € 25), een rijbewijs (ter waarde van € 39,75), een pasfoto (ter waarde van € 12,50) en een spoedaanvraag rijbewijs (ter waarde van € 34,10), te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunten partijen
Zowel de raadsman als de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 6 subsidiair tenlastegelegde feit. Dat [slachtoffer 3] schade heeft geleden door de diefstal van zijn portemonnee met inhoud is niet betwist, maar naar het oordeel van de rechtbank staan de thans concreet gevorderde schadebedragen in een te ver verwijderd causaal verband met de bewezenverklaarde heling. Kort gezegd: de thans gevorderde schade is niet zozeer door de heling ontstaan, maar door de diefstal. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf
groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de verdachte:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich uiterlijk op binnen 3 dagen na het einde van zijn gevangenisstraf zal melden bij de Reclassering Nederland aan de Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan urinecontrole op drugsgebruik, voor zover en zolang de reclassering dit nodig acht. Mocht naar aanleiding van de urinecontroles blijken dat er sprake is van (overmatig) drugsgebruik, zulks ter beoordeling van de reclassering, laat verdachte zich behandelen door verslavingszorg Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding.
 Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht).
- stelt als voorwaarde dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat verdachte medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijkin haar vordering;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 128,70 (honderd achtentwintig euro en zeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
 legt aan verdachte de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag
te betalen van € 128,70(honderd achtentwintig euro en zeventig eurocent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 3 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en
mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 januari 2020.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 11 september 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 64 en 65
3.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 december 2019
4.Proces-verbaal van aanhouding, p. 3