ECLI:NL:RBGEL:2020:2765

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
C/05/366185 / FA RK 20-356
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning vaderschap met toepassing van Nederlands recht na te late indiening volgens Pools recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap. De man, verzoeker, heeft zijn verzoek ingediend naar aanleiding van de vaststelling dat hij niet de biologische vader is van het kind, geboren op [geboortedag] 2012. De vrouw, de juridische moeder, heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de man en heeft ingestemd met de ontkenning van het vaderschap. De bijzondere curator heeft het verzoek van de man in het belang van het kind ondersteund en benadrukt dat het belangrijk is dat de vrouw informatie deelt over de biologische vader.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw Poolse nationaliteit hebben en dat op basis van Pools recht het verzoek tot ontkenning van het vaderschap te laat is ingediend. Echter, gelet op de belangen van de partijen en de omstandigheden van het geval, heeft de rechtbank besloten om Nederlands recht toe te passen. De rechtbank oordeelt dat het verzoek van de man tijdig is ingediend volgens de Nederlandse wetgeving, aangezien het verzoek binnen één jaar na de uitslag van een DNA-onderzoek is gedaan.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man niet de biologische vader van het kind is en dat de ontkenning van het vaderschap gegrond is. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van het kind, dat laag begaafd is en autisme heeft, waardoor het onwaarschijnlijk is dat het kind in staat zal zijn om op een later moment een weloverwogen oordeel te vormen over zijn vaderschap. De rechtbank heeft het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van de man dan ook toegewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/366185 / FA RK 20-356
Datum uitspraak: 13 mei 2020
beschikking ontkenning vaderschap
naar aanleiding van het verzoek van
[verzoeker](nader te noemen: de man),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. W.H.A. De Koning te Schijndel.
Belanghebbenden zijn:
- mevrouw
[naam vrouw](nader te noemen: de vrouw), wonende te [woonplaats 2] ; advocaat: mr. C.J.M. van Gruijthuijsen - van Gent te [woonplaats 2] ;
- de minderjarige
[naam kind](nader te noemen: [naam kind] ), wonende te [woonplaats 2] , in rechte vertegenwoordigd mr. W.G. Kuster-van de Ven, advocaat te Nijmegen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift namens de man, ingekomen op 10 februari 2020;
- de beschikking van deze rechtbank van 14 februari 2020, houdende de benoeming van de bijzondere curator;
- het F6 formulier namens de vrouw van 19 februari 2020, met als bijlage de instemmingsverklaring van de vrouw;
- het verslag van bevindingen en standpunt van de bijzondere curator, ingekomen op
1 april 2020.

2.De feiten

2.1.
De vrouw en de man zijn op [datum] te [plaats] (Polen) met elkaar gehuwd.
2.2.
Op [geboortedag] 2012 is in [geboorteplaats] uit de vrouw [naam kind] geboren. De man is de juridische vader van [naam kind] , nu hij op het tijdstip van de geboorte van [naam kind] met de vrouw was gehuwd. De man en de vrouw zijn gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [naam kind] belast.
2.3.
Het huwelijk tussen de vrouw en de man is op [datum 2] door echtscheiding in Polen beëindigd.

3.Het verzoek

3.1.
De man verzoekt de ontkenning van het vaderschap van de man van [naam kind] gegrond te verklaren. Hij voert daartoe aan dat hij niet de biologische vader van [naam kind] is.
3.2.
De vrouw heeft te kennen gegeven dat zij geen verweer zal voeren tegen het verzoek van de man en dat zij er geen bezwaar tegen heeft dat er conform zijn verzoek wordt beslist.
3.3.
De bijzondere curator acht het verzoek van de man in het belang van [naam kind] . Zij acht het ook belangrijk dat de vrouw informatie deelt over de biologische vader van [naam kind] en dat zij zo mogelijk zal proberen hem een rol van betekenis te laten spelen in het leven van [naam kind] . Indien de man, door het niet tijdig indienen, in zijn verzoek niet kan worden ontvangen, dan heeft de bijzondere curator zich bereid verklaard om namens [naam kind] een verzoek te doen.

4.De beoordeling

Rechtsmacht
4.1.
De man woont in Nederland. Op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht.
Relatieve bevoegdheid
4.2.
[naam kind] woont in [woonplaats 2] , gelegen in het rechtsgebied van de rechtbank Gelderland. Deze rechtbank is dus op grond van artikel 265 Rv bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Toepasselijk recht
4.3.
De man en de vrouw hebben Poolse nationaliteit. Op grond van artikel 10:93 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 10:92 lid 1 BW is in beginsel op het verzoek Pools recht van toepassing.
4.4.
Ingevolge artikel 62.1 van het Poolse Familien- und Vormundschaftsgesetzbuch (FVGB) wordt vermoed dat de echtgenoot van de moeder de vader van het kind is. [naam kind] is naar Pools recht dus in familierechtelijke betrekking tot de man komen te staan. De vader van [naam kind] kan, ingevolge artikel 63 FVGB, het vaderschap ontkennen en dat verzoek moet binnen zes maanden nadat hij op de hoogte raakte van de biologische werkelijkheid worden ingediend, maar niet later dan het moment waarop [naam kind] meerderjarig is geworden.
4.5.
Op 30 mei 2019 is uit een door Consanguinitas uitgevoerde DNA-analyse gebleken dat de man als geteste vader is uitgesloten als biologische vader van [naam kind] , het geteste kind. Dit maakt dat ontkenning van het vaderschap volgens het Poolse recht niet meer mogelijk is, nu het verzoek te laat is ingediend. Het stellen van wettelijke termijnen is in zijn algemeenheid noodzakelijk om de rechtszekerheid te waarborgen en dient voorts ter bescherming van de belangen van [naam kind] . Gelet hierop kan in deze zaak ook niet worden geoordeeld dat toepassing van de voorgeschreven termijn in genoemd artikel onaanvaardbaar zou zijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
4.6.
Gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap en het in overeenstemming brengen van de juridische situatie met de biologische werkelijkheid is in het belang van [naam kind] te achten. Er is in casu geen belang om te wachten tot [naam kind] daar zelf een weloverwogen oordeel over kan vormen. Gebleken is dat [naam kind] laag begaafd is, autisme heeft en niet kan praten. De kans is klein dat [naam kind] als hij ouder is in staat zou zijn een weloverwogen oordeel te vormen.
4.7.
Het feit dat de man het verzoek heeft gedaan, de vrouw met het verzoek heeft ingestemd en de bijzondere curator zich bereid heeft verklaard een dergelijk verzoek namens [naam kind] te doen, maakt dat de rechtbank, op grond van artikel 10:93 lid 2 BW, verstaat dat er sprake is van een gezamenlijk verzoek van de man, de vrouw en [naam kind] . Het verzoek is tijdig gedaan, namelijk binnen één jaar nadat de uitslag van het DNA-onderzoek bekend is geworden (artikel 1:200 lid 5 BW). Ook nu [naam kind] in Nederland woont is, conform laatstgenoemd artikel, het Nederlandse recht van toepassing.
4.8.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de man niet de biologische vader van [naam kind] is.
Dit maakt dat de ontkenning van het vaderschap van de man over [naam kind] voor gegrondverklaring gereed ligt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart gegrond het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van:
- [verzoeker] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] (Polen), wonende te [woonplaats] ,
over:
- [naam kind] , geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats 2] .
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, rechter, in tegenwoordigheid van
F. Wolters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2020.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.