ECLI:NL:RBGEL:2020:2813

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
05/880305-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een strafzaak met betrekking tot poging tot moord en diefstal met geweld

Op 3 juni 2020 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een tussenvonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van poging tot moord en diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd, wordt bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Jansen. De zaak is eerder behandeld op verschillende zittingen in 2019 en 2020. De tenlastelegging omvat onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer, alsook het wegnemen van cocaïne en hennep met geweld. Tijdens de zitting op 20 mei 2020 is de verdachte verschenen en heeft de officier van justitie, mr. L. van der Werff, gerekwireerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het onderzoek niet volledig is geweest en heeft besloten het onderzoek te heropenen. Er zijn vragen gerezen over de herkomst van DNA-sporen op een patroon en de eerdere confrontatie van het slachtoffer met medeverdachten. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor onbepaalde tijd en de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken verzocht om deskundigen te benoemen en aanvullende processen-verbaal op te laten maken. De rechtbank heeft ook gelast dat het slachtoffer opnieuw wordt gehoord over relevante zaken. Dit tussenvonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880305-19
Datum uitspraak : 3 juni 2020
Tegenspraak
tussenvonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de [detentieadres] ,
raadsman: mr. M. Jansen, advocaat te Spijkenisse.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 september, 9 oktober en 4 december 2019 en 26 februari en 20 mei 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 25 februari 2019, te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, verdachte en/of zijn mededaders,
- zijn/is in het bezit van een of meer vuurwapens, naar die [slachtoffer] toegegaan en/of
- heeft/hebben (vervolgens) een of meer kogels op die [slachtoffer] afgeschoten/afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] aan het hoofd en/of in/aan de benen en/of in de heup werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 februari 2019, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, verdachte en/of zijn mededader(s),
- is/zijn, in het bezit van een of meer vuurwapens, naar die [slachtoffer] toegegaan en/of
- heeft/hebben (vervolgens) een of meer kogels op die [slachtoffer] afgeschoten/afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] aan het hoofd en/of in/aan de benen en/of de heup werd geraakt (met schotverwondingen en femurfractuur als gevolg);
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2019, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kilo cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne en/of een hoeveelheid hennep/hasjiesj, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) af te vuren op die [slachtoffer] en/of door met een vuurwapen die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het hoofd te slaan, waarbij voornoemd feit voor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere schotverwondingen en/of een femurfractuur, ten gevolge heeft gehad.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 20 mei 2020 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M. Jansen, advocaat te Spijkenisse.
De officier van justitie, mr. L. van der Werff, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige kamer d.d. 20 mei 2020 zal aan dit tussenvonnis worden gehecht.

3.Motivering van de beslissing

Tijdens de beraadslaging is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat een vuurwapen waarmee op 25 januari 2019 in de woning van [slachtoffer] één of meer kogels zijn afgevuurd, toebehoort aan [slachtoffer] . Aangever [slachtoffer] heeft eerder verklaard dat het vuurwapen van de verdachte was. Hij zou tijdens een worsteling met het pistool op zijn hoofd zijn geslagen, waarna de patroonhouder uit het pistool zou zijn gevallen. [slachtoffer] heeft tijdens de worsteling verwondingen aan het hoofd opgelopen en is later beschoten waardoor hij verwondingen aan zijn benen heeft opgelopen. Op één in de patroonhouder van het vuurwapen aangetroffen patroon ( [nummer] is DNA van [slachtoffer] aangetroffen.
De verdediging heeft gesteld dat op het derde patroon uit de magazijnhouder DNA van het slachtoffer is aangetroffen en dat dit de verklaring van verdachte bevestigd dat het wapen van [slachtoffer] was.
Volgens de officier van justitie kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat patroon nummer 3 daadwerkelijk het derde patroon was in het magazijn. Het kan dat de patronen willekeurig genummerd zijn. De hele woning ligt vol met DNA van [slachtoffer] . Als het patroon met het DNA van [slachtoffer] het eerste patroon was in het magazijn, kan het DNA op die manier op het patroon terecht zijn gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat zij op basis van het onderliggende dossier (meer specifiek de deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek opgesteld door [deskundige] , NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, dossierpagina 771-773) niet kan vaststellen op welke plaats in de patroonhouder het patroon ( [nummer] ) zich bevond ten tijde van het tenlastegelegde.
De rechtbank acht het daarom noodzakelijk, dat de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, [deskundige] (NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige) als deskundige benoemt. In een aanvullend rapport wil de rechtbank in ieder geval antwoord op de volgende vragen:
  • Hoe heeft het TMFI de patroonhouder en de patronen ontvangen?
  • Komt de nummering van de patronen overeen met de plaats van de patronen in de magazijnhouder?
  • Indien de plaats van het patroon in het magazijn bekend is, is het – gelet op de constructie van het magazijn – mogelijk om een waarschijnlijkheidsoordeel te geven over de volgende stellingen:
o het DNA van [slachtoffer] is tijdens de worsteling of nadat het magazijn uit het pistool is gevallen, in de woning waarin [slachtoffer] regelmatig verblijft op het patroon gekomen.
o het DNA van [slachtoffer] is op een ander tijdstip op patroon [nummer] gekomen, bijvoorbeeld tijdens het vullen van het magazijn.
De rechtbank is naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting voorts van oordeel dat [slachtoffer] door de rechter-commissaris als getuige dient te worden gehoord. De rechtbank is gebleken dat de getuige onvoldoende is bevraagd. Daarbij vindt de rechtbank in ieder geval de volgende vragen van belang:
  • Herkent hij de medeverdachte [medeverdachte] als een van de mannen die ten tijde van het tenlastegelegde in de woning aanwezig waren;
  • Is hij eerder geconfronteerd met (een foto van) [medeverdachte] en mogelijke andere personen waarvan de politie vermoedde dat zij zich ten tijde van het tenlastegelegde in de betreffende woning zouden kunnen hebben bevonden;
  • Heeft hij een verklaring voor het aantreffen van het DNA-spoor op het patroon [nummer] ;
  • Ten slotte dient [slachtoffer] nader te worden gehoord over de door verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 20 mei afgelegde verklaring.
Verder zal de rechtbank de officier van justitie opdragen een aanvullend proces-verbaal op te laten maken over de vraag of na het aantreffen van de patroonhouder op een stoel in de woonkamer door de politie nog handelingen zijn verricht (zoals het eruit halen en weer indoen van de patronen) tot aan het moment dat de patroonhouder is verzonden aan het forensisch instituut.
Voorts zal de rechtbank de officier van justitie opdragen een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken over de volgende vragen. Uit het dossier blijkt niet dat [slachtoffer] eerder geconfronteerd is met (een foto van) medeverdachte [medeverdachte] :
 Is [slachtoffer] eerder geconfronteerd met (een foto van) medeverdachte [medeverdachte] ?
o Zo ja, wat was het resultaat van deze confrontatie?
o Zo nee, waarom is dit niet gebeurd?
 Is bij de politie bekend of de medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] eerder contact met elkaar hebben gehad en, zo ja, waaruit blijkt dat.
De rechtbank zal hiertoe het onderzoek heropenen en de zaak aanhouden voor onbepaalde tijd.

4.De beslissing

De rechtbank:
 heropent het onderzoek;
 schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd,
doch niet langer dan voor een periode van drie maanden;
 verwijst de zaak naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit arrondissement:
- teneinde de deskundige [deskundige] te benoemen die vervolgens in een schriftelijk verslag de hiervoor door de rechtbank geformuleerde vragen zal beantwoorden;
- en voorts voor het horen van aangever [slachtoffer] over de hierboven genoemde punten en wat in dit verband verder van belang zou kunnen zijn;
 stelt de stukken in handen van de officier van justitie
met opdrachtaan de officier van justitie de beide hiervoor genoemde aanvullende processen-verbaal te laten opmaken;
 gelast de oproeping van verdachte, met afschrift aan zijn raadsman, tegen de nader te bepalen terechtzitting;
 gelast tevens de kennisgeving aan de benadeelde partij van de nader te bepalen terechtzitting;
 houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. J.H.B. Bemelmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen en C. van Dam, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juni 2020.
mr. J.J.H. van Laethem, mr. J.H.B. Bemelmans, mr. J.M.P. van der Meulen en C. van Dam zijn buiten staat om dit tussenvonnis mede te ondertekenen.