In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 18 mei 2020, betreft het een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.L.A. Cox, verzoekt de rechtbank om een bijdrage van € 9.209 bruto per maand van de man, die momenteel in het buitenland verblijft. De man, bijgestaan door advocaat mr. S.R. van Laar, voert verweer en stelt dat hij geen draagkracht heeft om deze alimentatie te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 2018 naar het buitenland zijn geëmigreerd en hun ondernemingen in Nederland hebben stilgelegd. De vrouw heeft gesteld dat de man nog inkomen genereert uit zijn Nederlandse en Duitse ondernemingen, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor deze claim. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de kosten die de man maakt voor de verzorging van hun kind, dat bij hem woont. Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de man geen draagkracht heeft voor het betalen van partneralimentatie en wijst het verzoek van de vrouw af. De zitting vond plaats via Skype in verband met de COVID-19 maatregelen.