ECLI:NL:RBGEL:2020:2848

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
C/05/369976 / FA RK 20/1366
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geldigheid van conversies van een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet Bopz

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 14e van de Wet Bopz. Betrokkene had een voorwaardelijke machtiging die was geconverteerd naar een voorlopige machtiging, maar deze conversie bleek niet geldig. De rechtbank oordeelde dat betrokkene niet binnen de vereiste termijn van veertien dagen was opgenomen na de eerste conversie, waardoor de tweede conversie niet rechtsgeldig was. De advocaat van betrokkene stelde dat de tweede conversiebeslissing niet in overeenstemming was met de wet, aangezien de eerste conversie al was vervallen. De rechtbank heeft het bezwaar van betrokkene gegrond verklaard, wat betekent dat de opname van betrokkene niet op basis van een tijdig ten uitvoer gelegde geconverteerde voorwaardelijke machtiging was gebeurd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van de wettelijke procedures bij conversies van machtigingen in het kader van de Bopz.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/369976 / FA RK 20/1366
Datum mondelinge uitspraak: 11 mei 2020
beschikking op een verzoek ex artikel 14e Wet Bopz
naar aanleiding van het verzoek van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland,
betreffende:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
verblijfplaats: [naam instelling] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.A. Smits te Nijmegen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 1 mei 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19
via beeldbellen plaatsgevonden op 11 mei 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
- de advocaat van betrokkene namens betrokkene;
- de heer [naam] , als voormalig geneesheer-directeur verbonden aan [naam instelling] ;
- mevrouw [naam 2] , als geneesheer-directeur verbonden aan [naam instelling] .
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
Ten aanzien van betrokkene is door deze rechtbank bij tussenbeschikking van
21 oktober 2019 (zaaknummer C/05/359759 / FA RK 19/3234) een voorwaardelijke machtiging verleend tot en met 18 december 2019, met als voorwaarde dat betrokkene zich onder behandeling stelt van de behandelaar overeenkomstig het aan die beschikking gehechte behandelingsplan. Iedere verdere beslissing op het verzoek is aangehouden in afwachting van het onderzoeksrapport van een door de rechtbank benoemde deskundige.
2.2.
Bij beschikking van 12 december 2019 is in voornoemde zaak een voorwaardelijke machtiging met betrekking tot betrokkene verleend tot en met 18 april 2020, met als voorwaarde dat betrokkene zich onder behandeling stelt van de behandelaar overeenkomstig het aan die beschikking gehechte behandelingsplan.
2.3.
Bij brief van 26 februari 2020 heeft de geneesheer-directeur van [naam instelling] betrokkene bericht dat zij de hiervoor genoemde voorwaardelijke machtiging hebben geconverteerd (omgezet) naar een voorlopige machtiging en dat betrokkene verplicht zal worden opgenomen. De reden voor deze conversie is:
-
u houdt zich niet aan de voorwaarden, die zijn opgenomen in uw behandelplan. U neemt al wekenlang onregelmatig of niet de medicatie in en u hebt de afgelopen dagen behandelaars niet toegelaten tot uw woning;- er is gevaar in die zin dat u buren lastig valt en geluidsoverlast veroorzaakt. uw buren gaan gebukt onder dit gedrag van u en dreigen het recht in eigen hand te nemen;- er is ook gevaar omdat de rechter beslist heeft dat u vanwege uw gedrag uw woning uit moet.
2.4.
Bij brief van 18 maart 2020 heeft de geneesheer-directeur van [naam instelling] betrokkene wederom bericht dat betrokkene op 20 maart 2020 verplicht zal worden opgenomen op afdeling [naam instelling] , waarbij de voorwaardelijke machtiging is geconverteerd (omgezet) naar een voorlopige machtiging. Ook is de procedure voor de aanvraag van een zorgmachtiging in gang gezet. De reden voor een verplichte opname is:
-
u houdt zich niet aan afspraken de medicatie volgens voorschrift in te nemen;- er is vrijwel geen contact mogelijk met leden van het ACT-team;- u bent uw woning kwijtgeraakt en u staat per april aanstaande op straat.

3.Het verzoek

De officier van justitie heeft op grond van de Wet Bijzondere opnemingen in
psychiatrische ziekenhuizen verzocht om een rechterlijke beslissing te nemen op het
bezwaar tegen de conversies van de voorwaardelijke machtiging in een voorlopige
machtiging.

4.De beoordeling

4.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het niet toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Om die reden is besloten de mondelinge behandeling via beeldbellen plaats te laten vinden.
4.2.
De advocaat van betrokkene stelt zich op het standpunt dat betrokkene met ingang van 20 maart 2020 zonder geldige titel is opgenomen bij [naam instelling] . Betrokkene is van 10 maart 2020 tot 20 maart 2020 opgenomen geweest op een somatische afdeling van het Radboud UMC. Op 20 maart 2020 is zij vervolgens opgenomen bij [naam instelling] , eerst op de HIC en vervolgens op de Medium Care. [naam instelling] heeft betrokkene echter op 26 februari 2020 een brief gestuurd waarin zij betrokkene hebben laten weten de voorwaardelijke machtiging te zullen converteren naar een voorlopige machtiging. De advocaat van betrokkene stelt zich op het standpunt dat volgens de wet BOPZ deze conversie binnen veertien dagen ten uitvoer had moeten worden gelegd. Dit is niet gebeurd en betrokkene is op 10 maart 2020 in het ziekenhuis opgenomen. Vervolgens heeft [naam instelling] betrokkene op 18 maart 2020 wederom laten weten dat zij de voorwaardelijke machtiging zal converteren naar een voorlopige machtiging. Betrokkene is daarop op 20 maart 2020 vanuit het ziekenhuis opgenomen bij [naam instelling] . De advocaat van betrokkene kwalificeert deze beslissing van 18 maart 2020 als een ongeldige ‘tweede’ conversiebeslissing, een figuur die de wet BOPZ niet kent. De eerste conversiebeslissing was immers al vervallen en de advocaat van betrokkene stelt zich op het standpunt dat de conversie van een vervallen titel naar een vigerende titel juridisch non-existent is. Betrokkene verblijft sinds 20 maart 2020 onvrijwillig en zonder geldige titel op de Medium Care van [naam instelling] . De advocaat stelt dat [naam instelling] toen een crisismaatregel voor betrokkene had moeten aanvragen en dat betrokkene nu ten onrechte met een geconverteerde machtiging sinds 20 maart 2020 is opgenomen bij [naam instelling] .
4.3.
Door de geneesheer-directeur en de psychiater wordt ter zitting erkend dat de procedure rondom betrokkene niet juist is verlopen en dat betrokkene nu ten onrechte onder de vlag van de conversie is opgenomen. Betrokkene had op grond van de eerste conversie van 26 februari 2020 binnen twee weken moeten worden opgenomen en dit is niet gebeurd. Betrokkene heeft toen van 10 maart 2020 tot 20 maart 2020 wegens somatische klachten in het Radboud UMC gelegen en zij is vervolgens op grond van de tweede conversie van 18 maart 2020 op 20 maart 2020, zoals nu blijkt ten onrechte, opgenomen bij [naam instelling] . De aanvraag voor een zorgmachtiging is reeds in gang gezet en hier moet op korte termijn duidelijkheid over komen. Aan betrokkene zou zijn medegedeeld dat zij nu vrijwillig in de instelling verblijft.
4.4.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van eerst een geldige conversie van de voorwaardelijke machtiging. Immers, de onderliggende gronden daarvan zijn niet betwist. Aan deze conversie is vervolgens geen feitelijk gevolg gegeven. Betrokkene is namelijk niet binnen veertien dagen opgenomen. Vervolgens heeft een tweede mededeling van conversie plaatsgevonden. Deze is niet geldig. Volgens de wet BOPZ is het niet mogelijk om nogmaals te converteren. De rechtbank verklaart het bezwaar van betrokkene gegrond.
4.5.
Op grond van de toepasselijke bepalingen van de Wet Bopz wordt daarom als volgt
beslist.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart het bezwaar gegrond, hetgeen inhoudt dat betrokkene niet op basis van een
tijdig ten uitvoer gelegde geconverteerde voorwaardelijke machtiging is opgenomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2020 door mr. M.J.C. van Leeuwen, rechter, in tegenwoordigheid van E.M.B. Scholten, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 mei 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.