ECLI:NL:RBGEL:2020:2858

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
C/05/370803 FZ RK 20-1236
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) in het kader van psychische stoornissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 mei 2020 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot het verlenen van deze zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie, naar aanleiding van de psychische toestand van de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De mondelinge behandeling vond plaats via videobellen op 25 mei 2020, vanwege de COVID-19 maatregelen. Tijdens deze behandeling zijn de betrokkene en zijn advocaat gehoord, evenals een verpleegkundig specialist en de moeder van de betrokkene.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis en dat er sprake is van een goed ziektebesef en redelijk goed inzicht. Echter, er zijn ook zorgen over zijn gebruik van middelen zoals speed en cannabis, wat zijn toestand kan beïnvloeden. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, waarbij alleen de noodzakelijke vormen van zorg worden opgelegd, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles.

De rechtbank wijst andere verzochte vormen van zorg af, omdat deze onvoldoende onderbouwd zijn en er geen signalen zijn van een naderende ontregeling. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter G.W. Brands-Bottema, in aanwezigheid van griffier J.P. Ruijs LLB. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens:
Datum uitspraak: 27 mei 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E.C.A. Sandberg te Vorden.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 19 mei 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via videobellen/skype plaatsgevonden op 25 mei 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
mw. [naam 1] , als verpleegkundig specialist verbonden aan voornoemde instelling;
mw. [naam 2] , moeder van betrokkene is telefonisch gesproken.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet gehoord.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten betrokkene via videobellen/‘skype’ te horen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.3.
Betrokkene is bekend met een psychosegevoeligheid, ADHD, middelenmisbruik (speed en cannabis) en seksueel misbruik in de voorgeschiedenis. De laatste keer dat hij psychotisch was, was in de zomer van 2019 na het stoppen van de antipsychotica vanaf maart 2019 in combinatie met cannabis. Ten tijde van een psychose is hij zeer achterdochtig, gedesorganiseerd in denken en gedrag, en kan hij fors geagiteerd worden.
2.4.
Betrokkene noemt zelf dat hij zich momenteel erg goed voelt; hij is niet psychotisch en rustig. Er is ook een periode geweest (eind december 2019) dat hij juist tot niets in staat was, nu voelt hij zich weer energieker worden. Om zichzelf actief te houden gebruikt hij een paar dagen per week speed. Daarnaast gebruikt hij ook regelmatig cannabis. Er is sprake van een goed ziektebesef en een redelijk goed inzicht; hij weet dat hij de medicatie moet blijven gebruiken en zijn drugsgebruik niet te ver uit de hand moet laten lopen. Ondanks dat geeft hij toe dat als hij zich goed voelt hij al meerdere malen met zijn medicatie gestopt is, wat achteraf gezien niet handig was. Hij heeft niet het idee dat de huidige hoeveelheid drugs die hij gebruikt nu nadelig voor hem werken. Hij baalt van de aanvraag van een nieuwe zorgmachtiging, maar tegelijkertijd begrijpt hij het ook wel en accepteert hij het: ‘als het moet dan moet het maar’. Hij woont al 8 jaar in een Beschermde Woonvorm. Hij wil ooit wel op zichzelf gaan wonen en weer een betaalde baan. Recent is hij weer gestart met dagbesteding, maar dat ligt nu door coronacrisis even stil. Op dit moment zijn er geen aperte psychotische symptomen waarneembaar en is hij coöperatief in het contact. Wel is duidelijk merkbaar dat het een trotse jongeman is die graag zelf nog enige autonomie wil behouden en vandaar uit nog wel eens de strijd kan aangaan met hulpverleners of begeleiders. Op dit moment, nu hij in goede doen is, beaamt hij dit op een vriendelijke manier.
2.5.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
ernstig lichamelijk letsel;
ernstige psychische schade;
ernstige immateriële schade;
maatschappelijke teloorgang;
het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
Gebleken is dat er onvoldoende mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Met de advocaat van betrokkene is de rechtbank van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg op dit moment niet allen noodzakelijk zijn omdat betrokkene al geruime tijd stabiel is en coöperatief is ten aanzien van zijn behandeling.
Om die reden zal de rechtbank gelet op het proportionaliteitsbeginsel/ evenredigheidsbeginsel alleen als verplichte zorg opnemen:
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen, voor de maximale duur van 6 maanden;
het uitoefenen van toezicht op betrokkene, voor de maximale duur van 6 maanden.
Het is van groot belang dat betrokkene in gesprek blijft met het FACT team en dat hij de voorgeschreven dosering medicatie blijft innemen, om te voorkomen dat hij opnieuw een psychose zal krijgen.
2.8.
De overige verzochte verplichte vormen van zorg, te weten:
het beperken van de bewegingsvrijheid, voor de maximale duur van 6 maanden;
het opnemen in een accommodatie, voor de maximale duur van 6 maanden;
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, voor de maximale duur van 6 maanden,
zal de rechtbank -mede op verzoek van de raadsman van betrokkene- afwijzen.
Gelet op de lange periode dat met de in 2.7. genoemde vormen van gedwongen zorg een nieuwe psychose is voorkomen en er geen signalen zijn dat sprake zal zijn van een naderende ontregeling, zijn de overige drie genoemde zorgvormen onvoldoende onderbouwd. Bij de suggestie van de raadsman dat bij een dreigende ontregeling door de zorgverantwoordelijke gebruik gemaakt kan worden van artikel 8:11 in verbinding met artikel 8:12 Wvggz kan in deze zaak de kanttekening worden geplaatst dat betrokkene vorig jaar niet onverwacht is gedecompenseerd en dat deze tijdelijke verplicht zorg niet is bedoeld om ingezet te worden bij eerste signalen van ontregeling. Dit kan een optie zijn, indien voldaan is aan één van de genoemde criteria:
ernstig nadeel;
de veiligheid binnen de accommodatie of andere locatie waar de zorg of verplichte zorg wordt verleend;
de bescherming van rechten en vrijheden van anderen, of
de voorkoming van strafbare feiten.
In de Memorie van Toelichting, p. 90, (TK 32 399, nr 3) wordt als voorbeeld genoemd dat de crisismaatregel in beginsel ‘gereserveerd’ is voor mensen die nog niet verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging ontvangen en in een dusdanige noodsituatie verkeren als gevolg van hun psychische stoornis dat een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. “Als iemand met een zorgmachtiging bijvoorbeeld onverwachts decompenseert en maatregelen buiten de zorgmachtiging nodig blijken, kan een beroep worden gedaan op de artikelen 8:11 tot en met 8:13”. Het is in een dergelijke situatie niet de bedoeling dat dan eerst een crisismaatregel wordt aangevraagd.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van 6 maanden, en geldt aldus tot en met 27 november 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent ten behoeve van betrokkene een zorgmachtiging, inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.7. kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
27 november 2020;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2020 door
mr. G.W. Brands-Bottema, rechter, in tegenwoordigheid van J.P. Ruijs LLB, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.