Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
1 augustus 2019 en dat er dus in elk geval sprake is geweest van drie opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de besloten vennootschap Rizz B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P. Bosma, stelde dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand was gekomen, terwijl Rizz, vertegenwoordigd door mr. N.P.B. Arets, dit betwistte. De eiser had van 2017 tot 2020 bij Rizz gewerkt, eerst via bemiddelingsbureaus en later als teamleider. Hij voerde aan dat de arbeidsovereenkomst die hij had, niet correct was en dat hij recht had op nabetaling van loon volgens de CAO voor de Houtverwerkende Industrie.
De kantonrechter oordeelde dat er geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was ontstaan, omdat de tijdelijke arbeidsovereenkomsten correct waren en de laatste van rechtswege was geëindigd. De rechter concludeerde dat de loonafspraak tussen partijen in strijd was met de CAO, waardoor deze nietig was op grond van artikel 12 van de Wet op de CAO. De eiser had recht op het normloon volgens de CAO, maar de kantonrechter kon het gevorderde bedrag aan achterstallig loon niet toewijzen, omdat de eiser dit onvoldoende had onderbouwd. De rechter besloot de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.