Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
1 juli 2020 tot aan het tijdstip van ontruiming;
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 12 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] over een vordering tot ontruiming van een chalet wegens huurachterstand. [eiser] is eigenaar van het chalet en heeft een huurovereenkomst gesloten met [gedaagde] op 9 juli 2018. [gedaagde] heeft vanaf december 2019 geen huur meer betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van zes maanden. [eiser] heeft [gedaagde] herhaaldelijk herinnerd aan zijn betalingsverplichtingen, maar zonder resultaat. In maart 2020 heeft [eiser] de huurovereenkomst opgezegd, maar [gedaagde] heeft geen vervangende woning kunnen vinden.
In het kort geding vorderde [eiser] ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand. [gedaagde] voerde verweer en stelde dat hij de huurbetaling had mogen opschorten vanwege gebreken aan het gehuurde, zoals een defecte vaatwasser en houtkachel. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] onvoldoende had onderbouwd dat hij [eiser] in de gelegenheid had gesteld om de gebreken te verhelpen. De rechter concludeerde dat de betalingsachterstand een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormde, waardoor de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar gaf [gedaagde] een termijn van een maand om het gehuurde te verlaten, rekening houdend met de coronamaatregelen.
De kantonrechter oordeelde verder dat de gevorderde huurachterstand en de wettelijke rente toewijsbaar waren, evenals de maandelijkse huur en parklasten vanaf de datum van dagvaarding tot aan de ontruiming. De vordering tot betaling van een voorschot op de gaskosten werd afgewezen, en [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.