Overwegingen
1. Eiseres exploiteert per [datum xx-xx-xxxx] een eenmanszaak voor de ondersteuning en begeleiding van kinderen met een handicap volgens de Anat Baniel Methode of NeuroMovement. De methode beïnvloedt de hersenplasticiteit. De bedoeling is daarbij om nieuwe connecties in de hersenen te maken, zodat fysieke, emotionele en cognitieve verbeteringen worden bereikt.
2. Eiseres heeft in de Verenigde Staten gedurende 24 maanden een opleiding gevolgd tot beoefenaar van de Anat Baniel Methode of NeuroMovement bij de grondlegster ervan, Anat Baniel. Eiseres staat niet geregistreerd in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Voor de opleiding is door een Nederlandse erkende instelling geen verklaring afgegeven waaruit blijkt dat de opleiding vergelijkbaar is met een gezondheidskundige HBO-Bachelor opleiding.
3. In geschil is of behandelingen van eiseres volgens de Anat Baniel Methode of NeuroMovement zijn vrijgesteld van omzetbelasting op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, onder a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB).
4. Niet in geschil is dat het bezwaar tegen de voldoening op aangifte over het vierde kwartaal 2018 terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres heeft ter zitting haar beroep op dit punt ingetrokken.
5. Eiseres is van mening dat haar diensten dienen te zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Zij heeft daartoe aangevoerd dat haar behandelingen vergelijkbaar en minstens zo effectief zijn als fysiotherapie en psychomotorische therapie, die wel zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Eiseres krijgt cliënten van fysiotherapeuten en psychomotorisch therapeuten naar haar doorverwezen. Ter onderbouwing van de effectiviteit van haar behandelingen heeft eiseres onder meer een observatie van een kinderfysiotherapeut ingebracht en is een verslag van bevindingen ingebracht dat is opgemaakt door de ouders van een cliënt van eiseres. Deze verklaringen beschrijven het succes van de behandelingen van eiseres in de praktijk. Daarnaast heeft eiseres er op gewezen dat de vakvereniging Federatie Vaktherapeutische Beroepen (FVB) de Anat Baniel Methode of NeuroMovement heeft erkend als onderdeel binnen de psychomotorische behandelmethode. Ook wordt de behandelmethode onderschreven door neurowetenschappers. Volgens eiseres maakt het gebrek aan bekendheid van de Anat Baniel Methode of NeuroMovement dat een opleiding en een verklaring van kwaliteit in Nederland ontbreken.
6. Verweerder is van mening dat behandelingen van eiseres niet kunnen delen in de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, onder a, van de Wet OB, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden die daaraan worden gesteld in het Besluit. Onder meer ontbreekt volgens verweerder een verklaring door een daartoe erkende Nederlandse instelling waaruit blijkt dat de in de Verenigde Staten gevolgde opleiding gelijkwaardig is aan een relevante Nederlandse HBO of WO-opleiding.
Beoordeling van het geschil
7. Op grond van artikel 132, eerste lid, aanhef en onder c, van de Btw-richtlijn verlenen de lidstaten vrijstelling voor medische verzorging in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen als omschreven door de betrokken lidstaat.
8. Artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, onder a, van de Wet OB is gebaseerd op artikel 132, eerste lid, aanhef en onder c, van de Btw-richtlijn. Het artikel luidt:
“Artikel 11
1. Onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden zijn van de belasting vrijgesteld:
(…)
g. 1◦. de volgende leveringen en diensten:
a. de diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op dit beroep gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor zover deze diensten tot het gebied van deskundigheid van dit beroep behoren en onderdeel vormen van bedoelde opleiding;”
9. Uit een arrest van Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 april 2006 volgt dat de vrijstellingsbepaling van artikel 132, eerste lid, aanhef en onder c, van de Btw-richtlijn geldt voor gezondheidskundige verzorging van de mens door zorgverleners met de vereiste beroepskwalificaties en voor zorgverleners met een voor de zorgontvanger gelijkwaardig kwaliteitsniveau.Het staat de lidstaten vrij een bepaald beroep of een specifieke werkzaamheid op het gebied gezondheidskundige verzorging van de mens van de vrijstelling uit te sluiten. Deze beoordelingsvrijheid wordt begrensd door de eis dat de gezondheidskundige verzorging een zeker kwaliteitsniveau heeft en door het fiscale neutraliteitsbeginsel.
10. In het Besluit van 29 maart 2016 is voor het gelijkwaardige kwaliteitsniveau in geval van een buitenlandse opleiding bepaald dat een verklaring noodzakelijk is van een daartoe erkende Nederlandse instelling of een daarmee vergelijkbare instelling waaruit blijkt dat de buitenlandse opleiding gelijkwaardig is aan een relevante Nederlandse HBO- of WO-opleiding.
11. De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat in het geval van eiseres de verklaring, zoals hiervoor in 10. genoemd, ontbreekt. Ook is niet gebleken dat eiseres beschikt over medische basiskennis (MBK) of psychosociale basiskennis (PSBK). De erkenning van de FVB of van individuele wetenschappers uit het werkveld is geen verklaring in de zin van het Besluit. Het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat eiseres niet voldoet aan de eisen om in aanmerking te komen voor de vrijstelling, zoals neergelegd in het Besluit.
12. De fiscale neutraliteit verzet zich er evenwel tegen dat diensten betreffende de gezondheidskundige verzorging van de mens die voor de zorgontvanger een gelijkwaardig kwaliteitsniveau hebben, verschillend worden behandeld. Naar het oordeel van de rechtbank is het neutraliteitsbeginsel niet geschonden. Daartoe wordt het volgende overwogen. Er is geen duidelijkheid gekomen over de kwaliteit- en toezichtcriteria die de FVB hanteert. Daarnaast heeft eiseres geen inzicht gegeven in de omvang van de cliënten die zij krijgt doorverwezen van fysiotherapeuten en psychomotorisch therapeuten. De observatie van de kinderfysiotherapeut en het verslag van bevindingen van de ouders van een cliënt van eiseres beschrijven weliswaar het succes van de behandelmethode, maar zij geven geen inzicht in de alternatieve behandelmethoden waaruit kon worden gekozen. Ook desgevraagd heeft eiseres bij een aan haar toegekende opdracht geen inzicht kunnen geven in de criteria die voor de gemeente aanwezig waren om, in afwijking van de Jeugdwet, te kiezen voor de behandelmethode van eiseres. Daarom is niet aannemelijk geworden dat de diensten die eiseres verricht in juridische zin van ten minste gelijkwaardig kwaliteitsniveau zijn als die van (kinder)fysiotherapeuten of psychomotorisch therapeuten.
13. De verwijzing van eiseres naar het arrest waarin aan een medisch tatoeëerder de vrijstelling werd verleend,doet aan het voorgaande niet af. Die situatie betrof een andere dan de situatie van eiseres, aangezien de werkzaamheden van de medisch tatoeëerder in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de chirurg plaatsvonden. Daarbij werden de aan de tatoeëerder toegeschreven kwalificaties op één lijn gesteld met die van de medisch chirurgen. Zoals hiervoor beschreven, biedt de situatie van eiseres geen aanleiding voor een gelijkstelling van haar behandelmethoden met die van fysiotherapeuten en psychomotorisch therapeuten.
14. Hoewel uit het voorgaande volgt dat eiseres geen gelijk krijgt, hecht de rechtbank eraan te benadrukken dat zij niet twijfelt aan het nut en de noodzaak van de behandelingen van eiseres. Het is niet in geschil dat (sommige) cliënten van eiseres baat hebben bij haar behandelingen, echter is in het tijdvak dat hier aan de orde is niet voldaan aan de objectieve criteria die worden gesteld aan toepassing van de vrijstelling. Gelet daarop verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.