ECLI:NL:RBGEL:2020:2956

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
C/05/370146 / FZ RK 20-1297
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • K. Blankman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel Wvggz met beperking van de duur tot één week

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 mei 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om de voortzetting van de crisismaatregel die op 25 mei 2020 was opgelegd. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege de COVID-19 maatregelen. Betrokkene, geboren in 1958, was opgenomen na een suïcidepoging en vertoonde psychotische symptomen, waaronder stemmen horen en agressief gedrag. Tijdens de behandeling werd vastgesteld dat betrokkene sinds de dag voorafgaand aan de zitting met medicatie was gestart en een rustiger beeld vertoonde. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat de voorgestelde zorg noodzakelijk was om dit nadeel af te wenden. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, maar beperkte de duur tot één week, tot en met 3 juni 2020, om de stabiliteit van betrokkene te waarborgen en de medicatie goed in te stellen. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter K. Blankman, in tegenwoordigheid van griffier M.M. Verschuren.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/370146 / FZ RK 20-1297
Datum mondelinge uitspraak: 28 mei 2020
Beschikking machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1958 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
verblijfadres: GGNet, locatie Kruisbergseweg te Doetinchem,
op grond van een crisismaatregel geldend tot en met 28 mei 2020,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers te Ulft.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 26 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 25 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 telefonisch plaatsgevonden op 28 mei 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn telefonisch gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • mw. [naam 1] , als arts verbonden aan GGNet;
  • mw. [naam 2] , als verpleegkundige verbonden aan GGNet.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten betrokkene telefonisch te horen, nu tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het horen via beeldbellen niet mogelijk was.
2.2.
Het verweer van de advocaat dat de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld onvoldoende onafhankelijk zou zijn, wordt verworpen. De betreffende psychiater is niet de behandelend psychiater van betrokkene en er is onvoldoende reden te twijfelen aan zijn professionele onafhankelijkheid, alhoewel hij in dienst is bij de zorgaanbieder.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • acute maatschappelijke teloorgang;
  • het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
2.4.
Het ernstig vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van psychotisch toestandsbeeld. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Betrokkene is al langere tijd bekend met recidiverende psychoses. Op 24 mei jl. is betrokkene via de spoedeisende hulp na een suïcide poging waarbij ze medicatie heeft geslikt, vrijwillig opgenomen. Ze gaf daarbij aan dat zij zichzelf en iemand moet vermoorden en ze heeft daar een fysiek conflict gehad met een voedingsassistente. Betrokkene gaf aan een stem in haar hoofd te hebben van een oude therapeut die haar adviezen geeft. Deze geeft bijvoorbeeld aan dat ze moet scheiden en dat ze iemand moet vermoorden.
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de arts aangegeven dat betrokkene sinds de dag voorafgaand aan de mondelinge behandeling met medicatie is gestart en dat zij nu een rustiger beeld laat zien. Betrokkene heeft geen last meer stemmen in haar hoofd maar de arts is van mening dat stabiliteit nog wel even nodig is om zo de medicatie goed in te kunnen stellen en in te kunnen zetten op zorg in de thuissituatie.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg, te weten:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het opnemen in een accommodatie;
noodzakelijk is om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Betrokkene is ambivalent in een opname en heeft voorafgaand aan de mondeling behandeling meerdere keren aangegeven niet meer te willen blijven. De arts denkt dat er drie weken nodig is om betrokkene in te stellen op de medicatie en nazorg te regelen. De arts is van mening dat de vrijwilligheid zoals betrokkene zelf tijdens de mondelinge behandeling aangeeft erg wisselend is.
Er zijn twijfels over of zij de afspraken voldoende nakomt en daadwerkelijk drie weken vrijwillig in de accommodatie wil verblijven, te meer nu betrokkene tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven een week vrijwillig te willen verblijven.
2.7.
In het verzoekschrift heeft de officier van justitie eveneens de volgende vormen van zorg verzocht:
insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen.
Met inachtneming met hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de rechtbank van oordeel dat deze vormen van zorg niet langer passend en geboden zijn.
2.8.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend. De rechtbank ziet echter, gelet op het besprokene tijdens de mondelinge behandeling, voldoende aanleiding om te machtiging in duur te beperken tot één week.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.6. zijn genoemd ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1958 te [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 3 juni 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2020 door mr. K. Blankman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.