In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 juni 2020 uitspraak gedaan over een verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland te laten vervallen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. D. van Bloemendaal, verzocht om de aanwijzing die haar verplichtte te zorgen voor voldoende kleding voor haar kinderen in het huishouden van de vader, te laten vervallen. De vader, vertegenwoordigd door mr. S.C. Koolmees, was van mening dat de kledingkast bij beide ouders gevuld moest zijn met kleding van dezelfde kwaliteit, zodat de kinderen niet telkens met een tas vol kleding heen en weer hoefden te gaan.
De kinderrechter overwoog dat de rol van de gezinsvoogd in deze situatie cruciaal is en dat de kinderrechter niet zelf de argumenten van de ouders inhoudelijk kan beoordelen. De kinderrechter concludeerde dat de gezinsvoogd in zijn rol als regisseur redelijkerwijs de schriftelijke aanwijzing heeft kunnen opleggen. De moeder werd geacht de aanwijzing op te volgen, en het verzoek om de aanwijzing te laten vervallen werd afgewezen. Ook het verzoek om de GI in de kosten van de procedure te veroordelen werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ouders in een ondertoezichtstelling en de rol van de gezinsvoogd in het waarborgen van de belangen van de minderjarigen.