Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het vonnis van 4 december 2019,
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 13 februari 2020,
- het bericht van 17 maart 2020 van mr. Zwijnenberg,
- het bericht van 19 maart 2020 van mr. Den Besten.
2.De feiten
Kroezen Verzekeringen. Haar activiteiten zijn volgens haar inschrijving in het handelsregister onder meer advisering en bemiddeling in assurantiën. Kroezen voert volgens haar inschrijving in het handelsregister daarnaast, evenals Kroezen Volmacht, de handelsnaam
Plusdiensten Assuradeuren. De activiteiten van Kroezen Volmacht bestaan volgens haar inschrijving in het handelsregister onder meer uit advisering en bemiddeling met betrekking tot assurantiën en het optreden als gevolmachtigde voor verzekeringsmaatschappijen. Ook [gedaagde 2] voert volgens haar inschrijving in het handelsregister onder meer de handelsnaam
Kroezen Verzekeringen. De activiteiten van [gedaagde 2] bestaan volgens haar inschrijving in het handelsregister onder meer uit assurantiebemiddeling. [gedaagde 2] maakt onderdeel uit van het Kroezen-concern, waartoe ook Kroezen en Kroezen Volmacht behoren.
www.deugdenterpstra.nl/polisvoorwaardendownloaden.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Kroezen (D&T)opgenomen. Ten slotte is er correspondentie overgelegd die is gevoerd op briefpapier van Plusdiensten Assuradeuren over de claim van [eiser].
D&Tom intern aan te geven dat het uit de oude portefeuille van [gedaagde 2] komt.
Besproken, prima in orde; geen personeel. Los van het feit dat van [eiser], zonder dat hij daarover uitvoerig wordt voorgelicht, niet kan worden verwacht dat hij weet wat het onderscheid is tussen zaaks- en vermogensschade en of hij een beroepsaansprakelijkheidsverzekering zou moeten afsluiten, blijkt uit het bezoekrapport niet dat wat [gedaagde 2] en Kroezen aanvoeren met [eiser] te hebben besproken, terwijl het op de weg van de tussenpersoon ligt daarvan nauwkeurig aantekening te houden. [gedaagde 2] en Kroezen hebben derhalve (in verband met de op hen rustende verzwaarde motiveringsplicht, zie hiervoor onder 4.7) de stelling van [eiser] tijdens de mondelinge behandeling inhoudende dat de dekking voor alleen zaakschade en de noodzakelijkheid of wenselijkheid van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering niet met hem is besproken, onvoldoende gemotiveerd betwist. Daarmee staat vast dat dit niet met hem is besproken.
5.De beslissing
17 juni 2020voor het opgeven door [eiser] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de donderdagen in de maanden
november 2020 tot en met februari 2021, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
maar alleen indien [eiser] daarom op de onder 5.3 bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van