ECLI:NL:RBGEL:2020:3099

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
C/05/369045 / FZ RK 20-892
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • K. Blankman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg met betrekking tot verplichte zorg en ECT-behandeling

Op 22 juni 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene, geboren in 1991. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is voor de duur van vier maanden, gezien de psychische toestand van de betrokkene, die lijdt aan katatonie in het kader van een stemmingsstoornis en momenteel een ECT-behandeling ondergaat. Tijdens de mondelinge behandeling, die via beeldbellen plaatsvond vanwege COVID-19, werd betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, mr. I. Vreeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene vrijwillig in de accommodatie verblijft en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn voor de noodzakelijke zorg.

De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de ernst van de situatie, waarbij het gedrag van betrokkene leidt tot levensgevaar en ernstige schade. De voorgestelde verplichte zorg omvat het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze maatregelen evenredig en effectief zijn, en dat de zorgmachtiging verleend kan worden voor de maximale duur van vier maanden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 25 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/369045 / FZ RK 20-892
Datum mondelinge uitspraak: 22 juni 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
verblijfplaats: GGNet, locatie Deventerstraat 459 te Apeldoorn,
op grond van een voorlopige machtiging krachtens de wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen,
geldend tot en met 27 maart 2020,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. I. Vreeken te Zutphen.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • de (tussen)beschikking van deze rechtbank van 29 mei 2020;
  • het eigen plan van aanpak van betrokkene van 10 juni 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 18 juni 2020.
1.2.
De verdere mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 22 juni 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mw. [naam] , als arts in opleiding tot psychiater verbonden aan GGNet.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet gehoord.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij (tussen)beschikking van 29 mei 2020 heeft de rechtbank de beslissing op het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene aangehouden. De rechtbank heeft betrokkene in de gelegenheid gesteld om zijn eigen plan van aanpak op te stellen en de rechtbank heeft de geneesheer-directeur in de gelegenheid gesteld daarover zijn bevindingen kenbaar te maken.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van katatonie in het kader van een stemmingsstoornis. Betrokkene volgt hiervoor een ECT-behandeling. Het is nog onduidelijk wat de onderliggende oorzaak is van de katatonie. De ECT-behandeling lijkt wel aan te slaan.
2.3.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige immateriële schade;
  • ernstige financiële schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • acute maatschappelijke teloorgang;
  • het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
  • gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
2.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig. Door de arts is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat betrokkene nog steeds moeite heeft met zichzelf wassen. Hij staat soms uren onder de douche en de verpleging moet daadwerkelijk de douche uitzetten. De verpleging is veel tijd kwijt aan de zorg van betrokkene. Betrokkene heeft een beperking in zijn dagstructuur en moet overal mee geholpen worden. Betrokkene heeft aangegeven vrijwillig in de accommodatie te willen verblijven en op de afdeling wordt ook niet in gedrag gezien dat hij probeert te vluchten. Anderzijds laat betrokkene wel merken dat hij het heel vervelend vindt om op de afdeling te verblijven. Betrokkene leeft al lange tijd in de situatie dat wanneer hij iets niet wil, zijn behandeling stagneert.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg bestaan uit:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid,
beiden voor de maximale duur van vier maanden.
2.6.
In het verzoekschrift heeft de officier van justitie eveneens de volgende vormen van zorg verzocht:
  • insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het opnemen in een accommodatie.
Met inachtneming van het besprokene tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat deze vormen van zorg niet langer passend en geboden zijn. Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij vrijwillig in de accommodatie verblijft gedurende de ECT-behandeling. De rechtbank heeft er voldoende vertrouwen in dat betrokkene daadwerkelijk vrijwillig zal verblijven. Er zal in samenspraak met betrokkene moeten worden gezocht naar een passende vervolgplek voor na de ECT-behandeling.
2.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Hetgeen namens en door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van vier maanden, om welke reden de rechtbank zal beslissen als hierna vermeld.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.5. kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
21 oktober 2020;
3.3.
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2020 door mr. K. Blankman, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 25 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.