ECLI:NL:RBGEL:2020:31

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 januari 2020
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7360
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een perceel wegens amfetamine laboratorium; beoordeling van de bevoegdheid en belangenafweging

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 7 januari 2020, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld in het kader van een besluit van de burgemeester van de gemeente Heumen. De burgemeester had op 11 december 2019 besloten om de woning en het omliggende erf van verzoeker te sluiten voor de duur van een jaar, omdat er een amfetamine laboratorium was aangetroffen op het perceel. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 2 januari 2020 de zaak behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren. De burgemeester was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om het perceel te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen. De voorzieningenrechter heeft echter ook de belangen van verzoeker in overweging genomen, waaronder de impact van de sluiting op zijn gezin en de aanwezige paarden. Verzoeker betoogde dat de sluiting disproportioneel was en dat hij meer tijd nodig had om alternatieve huisvesting voor de paarden te vinden. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met de situatie van de paarden en verlengt de begunstigingstermijn tot en met 5 februari 2020. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/7360

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. S.G.H. van de Kamp),
en

de burgemeester van de gemeente Heumen, verweerder.

(gemachtigde: mr. J.W.M. Hagelaars)

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2019 heeft de burgemeester bepaald dat de woning met het omliggende erf op het perceel [locatie] in [woonplaats] voor de duur van een jaar wordt gesloten door het plaatsen van een hek en verzegeling van de woning.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 2 januari 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook was aanwezig [verzoeker], zoon van verzoeker. De burgemeester is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze uitspraak over?
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de woning met omliggend erf van verzoeker. De voorzieningenrechter beoordeelt voor de vraag of hij schorst of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Daarbij beantwoordt hij aan de hand van de aangevoerde gronden de vraag of de burgemeester gelet op de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen bevoegd is om sluiting van het perceel (de woning en overige opstallen) te gelasten, zo ja, of hij bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot sluiting van het perceel mag overgaan en zo ja, of de begunstigingstermijn zorgvuldig is. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Wat is de aanleiding voor de sluiting?
2. Op 1 augustus 2019 is in de schuur op het perceel van verzoeker brand ontstaan. Hierbij is de schuur volledig afgebrand. Het voorste deel van de schuur was in gebruik als garage-autoherstel werkplaats. In het achterste deel van de schuur stonden vijf grote kunststof bakken en een groot aantal jerrycans met vermoedelijk zwavelzuur. Deze waren gaan lekken, waarna de vloeistof door het garagegedeelte naar het erf achter de woning stroomde. In overleg met het Waterschap is deze vloeistof met een zuigwagen verwijderd.
Van de verbrande goederen in de stenen schuur kon geen inventarisatie meer worden gemaakt. Uit de resten bleek volgens het door de burgemeester ingediende bestuurlijke rapportage wel dat er minimaal vijf grote kunststof bakken (vermoedelijk IBC’s) hadden gestaan met roerwerken.
2.1
Naast de schuur stonden twee geschakelde koelcontainers, via openingen in de zijwanden met elkaar verbonden. Bij meting gaven deze containers een warmtemelding. De brandweer heeft de containers geopend. In de containers bleek een amfetamine laboratorium te zitten. Verder stond er een ruimte met twee IBC containers met een vloeistof waarvan er één lekte en de inhoud in het riool zou stromen. Het riool is door de brandweer dichtgegooid met zand, zodat er geen vloeistof in kon lopen.
De waterslang die naar het drugslab liep was aangesloten op het huis. Daarvoor is een hele lange slang over het terrein gelegd. Die slang liep volgens de bestuurlijke rapportage door de garage van zoon Jan direct door naar het drugslab.
2.2
Volgens de bestuurlijke rapportage is op de locaties buiten, in de container met destillatie opstelling en in de container met productie-opstelling en in de schuur het volgende aangetroffen:
- 4 x RVS reactievat, inhoud 488 liter, allen voor de helft gevuld. De branders onder de kets stonden uit, de ketels hadden bij het aantreffen een temperatuur van ongeveer 85 graden Celsius;
- destillatie opstelling met 40-liter RVS destillatie ketel + koeler en twee tot stoomketel gemodificeerde bierfusten. Tevens één extra RVS koeler ten behoeve van destillatie;
- 17 liter gedestilleerde amfetamine-olie (FD positief getest op amfetamine)
- 122 liter BMK (FD positief getest);
- 235 liter mierenzuur;
- 180 liter Formamide (FD positief getest);
- 1050 liter Zwavelzuur (FD positief getest);
- 627 kilogram caustic soda;
- 75 liter Ethanol
- 537,5 liter synthese afval, licht zurig;
- 280 liter synthese afval, basisch;
- 975 liter conversie afval.
De Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) heeft getest met behulp van een identificatieapparaat dat werkt op basis van Ramantechnologie, de ThermoScientific First Defender. De uitkomst is vermeld met FD.
2.3.
Verweerder ziet hierin aanleiding het gehele perceel, inclusief de opstallen, op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten voor de duur van één jaar, ingaande 8 januari 2020.
Waarom is verzoeker het hier niet mee eens?
3. Verzoeker betoogt dat het amfetamine laboratorium slechts was gevestigd in de containers. Niet is gebleken dat het laboratorium ook in de schuur was gevestigd. De containers zijn inmiddels leeg en kunnen verwijderd worden. Daardoor worden door de sluiting alleen de woning en de achtergelegen stallen getroffen, terwijl de woning en de stallen niets met het laboratorium van doen hebben. Sluiting van het hele perceel dient daarom geen doel. Er was bovendien geen loop naar het perceel.
Sluiting is ook disproportioneel. De belangen van verzoeker en zijn gezin zijn groot. Zij hebben geen alternatieve huisvesting, zeker niet voor een jaar. Zij exploiteren een paardenstalling met thans 19 paarden. Dit is hun voornaamste bron van inkomsten. Zo er al een bevoegdheid is tot sluiting, dan is sluiting van het gehele perceel onevenredig in verhouding tot het met de beleidsregel te dienen doel. Hierbij betoogt verzoeker dat hij grote moeite heeft om alternatieve huisvesting voor de paarden te vinden en dat hij daartoe nog minimaal een maand nodig heeft.
Bestaat er een bevoegdheid tot sluiting van het perceel?
4. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
4.1
Amfetamine staat op lijst I, de olie is positief getest op amfetamine. Niet in geschil is dat er een handelshoeveelheid amfetamine is aangetroffen. De burgemeester is daarom bevoegd tot sluiting over te gaan.
4.2
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de burgemeester bevoegd was sluiting van het gehele perceel te gelasten. De burgemeester heeft het perceel met de daarop staande opstallen als één geheel mogen aanmerken. Hierbij is relevant dat verzoeker eigenaar is van het hele perceel, dat de schuur en de containers op korte afstand van de woning zijn gelegen en dat het perceel via één oprit te bereiken is. Ter zitting heeft verzoeker bovendien bevestigd dat de achter op het perceel gelegen paardenboxen alleen bereikbaar zijn via de oprit en de rest van het perceel.
Past de sluiting van de woning in het beleid van de burgemeester?
6. De bevoegdheid tot toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet biedt de burgemeester beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om van de bevoegdheid gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter in een (eventueel) bodemgeding om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
6.1
De burgemeester heeft beleid vastgesteld. [1] Indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van drugs, dan wel voorwerpen of stoffen voorhanden zijn voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs of grootschalige hennepteelt wordt de woning gesloten voor de duur van drie maanden. Onder andere de volgende indicatoren worden beschouwd als verzwarend en kunnen ertoe leiden dat de burgemeester besluit een langere sluiting op te leggen dan wel een verzachtende indicator weg te strepen:
- er is sprake van gevaarzetting: risico op brand, risico op instorting en schade in de omgeving door ondergraving;
- er is sprake van gebruik van chemische stoffen en daardoor van explosiegevaar, milieurisico’s, grotere impact op de (leef)omgeving, grotere criminele betrokkenheid;
- de hoeveelheden drugs en/of productiemiddelen die aangetroffen zijn;
- het aantal ruimten in de woning dat wordt gebruikt voor het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben van drugs of productiemiddelen is zodanig groot, dat de woonfunctie nog wel aanwezig is, maar ondergeschikt van aard is geworden;
- de bedrijfsmatigheid van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben van drugs;
- de periode van overtreding: er is bijvoorbeeld sprake van meerdere oogsten.
Dit beleid past binnen de grenzen in dit kader waarbij volgens vaste rechtspraak het beleid niet onredelijk wordt geacht.
6.2
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat sprake is van een aantal verzwarende omstandigheden. In de eerste plaats was sprake van een ernstig gevaar zettende situatie, waardoor een risico op brand ontstond, welk risico zich ook heeft verwezenlijkt. In de tweede plaats was sprake van het gebruik van chemische stoffen waardoor ernstige milieurisico’s zijn ontstaan, die zich eveneens hebben verwezenlijkt. In de derde plaats had het laboratorium een bedrijfsmatig karakter. In de vierde plaats was sprake van grote hoeveelheden harddrugs en productiemiddelen. In de vijfde plaats was met de elektriciteitsmeter in de woning gefraudeerd, zodat niet alleen sprake was van overtreding van de Opiumwet, maar ook van diefstal van elektriciteit. In deze verzwarende omstandigheden ziet de burgemeester aanleiding tot sluiting van de woning voor de duur van twaalf maanden over te gaan in plaats van de in het beleid bepaalde drie maanden.
6.3
De burgemeester motiveert deugdelijk dat sprake is van een aantal verzwarende omstandigheden zoals in het beleid neergelegd. Een langere sluiting dan de in het beleid als basis genoemde drie maanden past daarom binnen het beleid. Dat, zoals verzoeker heeft betoogd, de fraude met de elektriciteitsmeter niet ten dienste van het amfetamine laboratorium stond is – wat daar overigens van zij – niet voldoende voor een ander oordeel. In het beleid is bepaald dat indien in geval van recidive binnen vijf jaar wordt gesloten voor de duur van zes maanden. In geval van een derde overtreding wordt de woning gesloten voor de duur van twaalf maanden. In het bestreden besluit is echter niet gemotiveerd waarom in dit geval gekozen is voor een sluitingsduur van twaalf maanden en de stap van zes maanden overgeslagen wordt. Dus het besluit is op dit punt onvoldoende gemotiveerd. De burgemeester kan dit gebrek (binnen die periode van zes maanden) in bezwaar herstellen. Dit gebrek in het besluit is daarom geen reden voor een toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.
Had de burgemeester reden moeten zien om van dit beleid af te wijken?
7. De sluiting past dus op zichzelf binnen het beleid. De burgemeester moet vervolgens alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. [2] Dat staat in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet op een woning - die raakt aan het in artikel 8 van het EVRM neergelegde recht – dient een zwaar gewicht te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van de in die bepaling neergelegde bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en, zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is. [3] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is in haar uitspraak van 28 augustus 2019 [4] nader ingegaan op het toetsingskader dat zij hanteert om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten om deze bevoegdheid te gebruiken. De voorzieningenrechter hanteert hier dit toetsingskader en beantwoordt de vraag ontkennend: de burgemeester had geen reden moeten zien om van zijn beleid af te wijken. Dit legt de voorzieningenrechter in 7.1 en 7.2 uit.
Is sluiting van het perceel noodzakelijk?
7.1.
In de eerste plaats wordt aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding beoordeeld in hoeverre sluiting van het perceel noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde.
7.1.1
Op het perceel van verzoeker is een amfetamine laboratorium aangetroffen, waarbij 17 liter amfetamine olie is aangetroffen en grote hoeveelheden grondstoffen. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat bij een handelshoeveelheid harddrugs de noodzaak
om tot sluiting over te gaan in beginsel groter zal zijn dan bij softdrugs. [5] Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat sprake was van faciliteiten ten behoeve van het produceren van drugs. Verweerder heeft de situatie daarom als ernstig en grootschalig mogen aanmerken. Bovendien heeft verweerder bij de beoordeling mogen betrekken dat begin 2019 op korte afstand van het perceel van verzoeker drugsafval is gedumpt. Daarbij komt dat recent in de directe nabijheid van het perceel van verzoekers een ander drugslaboratorium is ontmanteld. Verweerder heeft sluiting van het perceel daarom noodzakelijk kunnen achten ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde.
Is sluiting van het perceel evenredig?
7.2
Niet alleen moet sluiting van het perceel noodzakelijk zijn, de sluiting moet ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid is hier van belang wat de gevolgen van de sluiting voor verzoeker en zijn gezin zijn.
7.2.1
Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting kan het passend zijn dat de burgemeester informeert naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting.
7.2.2
Op de zitting is gezegd dat verzoeker als gevolg van rugklachten een WIA-uitkering heeft. Mede daarom heeft hij zijn eigen bedrijf op moeten geven. Met de stalling van en zorg voor de paarden heeft hij vervangende inkomsten. Zijn echtgenote is als gevolg van het aangetroffen amfetamine laboratorium haar werk kwijtgeraakt en werkt nu noodgedwongen bij een tankstation. Als het perceel wordt gesloten raken zij de inkomsten uit de stalling van paarden kwijt en zullen zij extra huisvesting moeten financieren. Dit zal leiden tot grote financiële problemen, aldus verzoeker.
7.2.3
Daarmee heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat hij om medische redenen in deze woning dient te blijven. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat het onmogelijk is om alternatieve huisvesting voor het gezin te vinden.
Is de begunstigingstermijn zorgvuldig?
8. De voorzieningenrechter ziet ook grond om te beoordelen of de begunstigingstermijn zorgvuldig is. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de burgemeester rekening heeft gehouden met het grote aantal paarden dat op het perceel wordt gestald. Verzoeker heeft gesteld dat hij minstens een maand nodig heeft om alternatieve huisvesting voor de paarden te zoeken. De voorzieningenrechter acht dit niet onaannemelijk, mede gelet op het feit dat het thans winter is en een stal noodzakelijk is. Het zoeken van alternatieve stalruimte is ingrijpend en kan een behoorlijke invloed hebben op de bedrijfsuitoefening van verzoeker. Verweerder heeft hier bij het bepalen van de begunstigingstermijn geen rekening mee gehouden. Het had echter uit het oogpunt van zorgvuldigheid en effectieve rechtsbescherming wel voor de hand gelegen om verzoeker voordat door hem of zijn klanten alternatieve stalruimte wordt gezocht, in de gelegenheid te stellen het oordeel van de voorzieningenrechter af te wachten. Dat, zoals namens de burgemeester ter zitting is gesteld, de paarden van derden zijn acht de voorzieningenrechter daarbij van minder belang.
Wat betekent dit voor het verzoek om schorsing van de sluiting?
9. Omdat de burgemeester bij het bepalen van de begunstigingstermijn onvoldoende rekening heeft gehouden met de aanwezige paarden heeft het bezwaar op dat punt een redelijke kans van slagen. Dat betekent dat het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van het perceel in die zin wordt toegewezen dat de begunstigingstermijn bij wijze van voorlopige voorziening met vier weken wordt verlengd tot en met 5 februari 2020. Hierbij sluit de voorzieningenrechter aan bij hetgeen verzoeker ter zitting heeft gesteld over de termijn die hij nog nodig heeft om alternatieve huisvesting voor de paarden te vinden.
9.1.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De burgemeester moet die betalen. Die kosten worden als volgt berekend. Verzoeker heeft zich laten bijstaan door een gemachtigde. Deze gemachtigde heeft twee proceshandelingen verricht: het indienen van het verzoekschrift en de behandeling op de zitting. Deze proceshandeling leveren twee punten op met een waarde van € 525,-. Toegekend wordt € 1.050,-. De burgemeester moet ook het door verzoeker betaalde griffierecht van € 174,- aan hem vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • treft de voorlopige voorziening dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot en met 5 februari 2020;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 1.050,-;
  • gelast dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht groot € 174,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Drugsbeleid gemeente Heumen 2019, in werking getreden op 21 mei 2019
2.Vergelijk ABRvS 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840. Artikel 4:84 van de Awb luidt: het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met die beleidsregel te dienen doelen
3.Zie ABRvS 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2362.
4.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912
5.ABRvS 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2388.