ECLI:NL:RBGEL:2020:3234

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
367560
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over vrijwaring tussen HOP ACTIVA B.V. en PLASTIKA SPRL

Op 24 juni 2020 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een vonnis gewezen in een incident tussen HOP ACTIVA B.V. en PLASTIKA SPRL. De zaak betreft een vrijwaringsincident waarbij HOP ACTIVA B.V. als eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident optreedt tegen PLASTIKA SPRL, die als gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in het incident fungeert. De procedure is gestart met een dagvaarding op 11 maart 2020, gevolgd door een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring en een conclusie van antwoord in het incident.

De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of zij rechtsmacht heeft in de hoofdzaak, gezien het feit dat PLASTIKA in België is gevestigd. HOP ACTIVA B.V. heeft aangevoerd dat op basis van artikel 25 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 de rechtbank Gelderland rechtsmacht heeft, omdat partijen een forumkeuzebeding hebben opgenomen in hun overeenkomst. PLASTIKA heeft dit niet betwist, waardoor de rechtbank heeft geoordeeld dat zij bevoegd is om van de hoofdzaak en het incident kennis te nemen.

In het incident heeft PLASTIKA verzocht om AG Insurance N.V. in vrijwaring op te roepen. HOP ACTIVA B.V. heeft zich hierbij neergelegd. De rechtbank heeft de incidentele vordering toegewezen, omdat de aangevoerde gronden niet zijn weersproken. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de hoofdzaak. De rechtbank heeft PLASTIKA in de gelegenheid gesteld om een conclusie van antwoord te nemen en verdere beslissingen zijn aangehouden tot de volgende zitting op 2 september 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/367560 / HA ZA 20-189 754 / 1496
Vonnis in incident van 24 juni 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOP ACTIVA B.V.,
gevestigd te Barneveld,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A. Klaassen te Barneveld,
tegen
De vennootschap naar Belgisch recht
PLASTIKA SPRL,
gevestigd te Spa, België,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H.R. Flipse te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Hop Activa en Plastika genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 maart 2020,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring,
  • de conclusie van antwoord in incident (vrijwaring).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De bevoegdheid van de rechtbank

2.1.
Inzet in de hoofdzaak is vergoeding van schade door Plastika aan Hop Activa. Volgens Hop Activa hebben partijen een overeenkomst gesloten voor de verkoop en levering door Hop Activa aan Plastika van een verzinkerij met machines en toebehoren en voor het beschikbaar stellen van materiaal en personeel door Hop Activa aan Plastika. Op 22 juli 2019 heeft Plastika de verzinkerij op het terrein van Hop Activa in Barneveld ontmanteld. Daarbij heeft Plastika gebruik gemaakt van door Hop Activa beschikbaar gesteld personeel. Een medewerker die betrokken was bij de ontmanteling heeft met een heftruck schade veroorzaakt aan een op dat terrein gelegen zoutzuurbad. Hierdoor zijn er enkele duizenden liters zoutzuur uit het bad gestroomd, waardoor schade is ontstaan aan verschillende zaken in de bedrijfshal en op het buitenterrein van Hop Activa, aldus Hop Activa.
2.2.
De rechtbank dient ambtshalve te onderzoeken of zij rechtsmacht heeft in de hoofdzaak en dit incident, nu Plastika in België is gevestigd.
2.3.
Hop Activa betoogt dat op grond van art. 25 Verordening (EU) nr. 1215/2012 de rechtbank Gelderland rechtsmacht heeft, nu partijen een forumkeuzebeding in de overeenkomst hebben opgenomen waarin is bepaald dat de rechtbank Arnhem bevoegd is om kennis te nemen van geschillen die voortvloeien uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Plastika heeft dit niet bestreden.
2.4.
In beginsel dient Plastika te worden opgeroepen voor een gerecht van de lidstaat waar zij woonplaats heeft (art. 4 lid 1 Verordening (EU) nr. 1215/2012). Als partijen echter een gerecht van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht bevoegd, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft (art. 25 Verordening (EU) nr. 1215/2012). Nu Plastika niet heeft betwist dat partijen de rechtbank Gelderland hebben aangewezen als bevoegd gerecht om van dit geschil kennis te nemen en ook niet heeft aangevoerd dat de overeenkomst nietig is, heeft de rechtbank rechtsmacht en is zij bevoegd om van de hoofdzaak en dit incident kennis te nemen.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Plastika vordert dat haar wordt toegestaan AG Insurance N.V. in vrijwaring op te roepen. Hop Activa refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen.
3.3.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
De rechtbank zal Plastika in de gelegenheid stellen om een conclusie van antwoord te nemen.
4.2.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat toe dat AG Insurance N.V. door Plastika wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 2 september 2020,
5.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
2 september 2020voor conclusie van antwoord,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2020.