ECLI:NL:RBGEL:2020:3254

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
C/05/372094 / FZ RK 20-1522
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf Wzd voor psychogeriatrische cliënt

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een psychogeriatrische cliënt, geboren in 1969. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). De advocaat van de cliënt heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, met als argumenten dat de medische verklaring niet is opgesteld door een onafhankelijke arts en dat deze te summier is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de medische verklaring op de juiste wijze is opgesteld en dat de expertise van de betrokken arts niet ter discussie staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan ernstige cognitieve stoornissen en dat opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, zoals verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en heeft de machtiging verleend voor de verzochte duur van zes maanden, tot en met 28 december 2020. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter S. Kuijpers, in tegenwoordigheid van griffier L. Stoevenbelt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/372094 / FZ RK 20-1522
Datum mondelinge uitspraak: 29 juni 2020
Beschikking rechterlijke machtiging tot opname en verblijf Wzd
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ,
verblijfadres: Atlant, Verpleeghuis Marken Haven te Beekbergen,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. R.P. Adema te Putten.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 18 juni 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 telefonisch plaatsgevonden op 29 juni 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn telefonisch gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
  • mw. [naam 1] , als specialist ouderenzorg verbonden aan voornoemde accommodatie;
  • mw. [naam 2] , als evv’er van betrokkene verbonden aan voornoemde accommodatie.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar cliënt verblijft te bezoeken. Dit levert voor cliënt, de medebewoners en de verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten cliënt via beeldbellen te horen.
2.2.
De advocaat van cliënt heeft verweer gevoerd tegen het verzoek en verzocht tot afwijzing van het verzoek om twee redenen. Ten aanzien van de medische verklaring voert de advocaat aan dat deze niet is opgesteld door een arts die niet verbonden is aan de desbetreffende zorgaanbieder (artikel 26 lid 7 Wzd). Cliënt is onderzocht door
dhr. [naam 3] en hij is verbonden aan Atlant. Daarnaast is de advocaat van mening dat de medische verklaring te summier is nu niet uit de stukken blijkt dat de arts cliënt ook daadwerkelijk bezocht heeft in de accommodatie. Daarnaast is er bij cliënt geen sprake van verzet tegen verblijf in de accommodatie.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is op 18 februari 2020 een voorgenomen wetswijziging bekend gemaakt over de eis genoemd in artikel 26 lid 7 Wzd. De eis dat de arts die de medische verklaring opstelt in het geval een cliënt al in een accommodatie verblijft, niet verbonden is aan de desbetreffende zorgaanbieder, komt te vervallen en wordt zo snel mogelijk in de regelgeving aangepast. Wel blijft staan dat de medische verklaring opgesteld moet zijn door een ter zake kundige arts die niet bij de zorg betrokken is en onafhankelijk van de aanbieder kan besluiten. Uit de toelichting door mw. [naam 1] tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat dhr. [naam 3] niet in een behandelrelatie tot cliënt staat en/of heeft gestaan. Verder is evenmin gebleken dat dhr. [naam 3] niet onafhankelijk tot zijn verklaring is gekomen. De rechtbank zal anticiperen op de voorgenomen wetswijziging, aangezien de expertise van de betreffende arts niet ter discussie staat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de medische verklaring is opgesteld op de juiste wijze. De rechtbank deelt de mening van de advocaat dat de medische verklaring erg summier is, maar de rechtbank gaat uit van de authenticiteit van de medische verklaring. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat dhr. [naam 3] cliënt daadwerkelijk in de accommodatie bezocht en gesproken heeft. De rechtbank gaat om die reden voorbij aan het verweer dat het verzoek om één van deze redenen afgewezen dient te worden.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis. Cliënt is gediagnostiseerd met ernstige cognitieve stoornissen na Borderline en premie persoonlijkheidsstoornissen met een depressie. Cliënt is al langere tijd bekend met zowel NAH-problematiek als psychiatrische problematiek. De specialist ouderengeneeskunde die cliënt heeft onderzocht, heeft vastgesteld dat de NAH-problematiek en de bijkomende cognitieve stoornissen op de voorgrond staan. Cliënt is om die reden aangewezen op zorg binnen de Wzd. Cliënt is zeer passief en moet in veel worden gestimuleerd. Cliënt heeft geen overzicht in haar eigen mogelijkheden en er is tevens sprake van ontremming.
2.5.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
  • ernstige verwaarlozing;
  • acute maatschappelijke teloorgang;
  • het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
2.6.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt heeft een veilige en beschermende woonomgeving nodig waar zij passende zorg en begeleiding krijgt. Deze structuur kan haar niet in een thuissituatie geboden worden.
2.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt vertoont weliswaar geen fysiek verzet meer tegen de opname en het verblijf, maar verbaal geeft zij nog steeds aan dat zij naar huis wil en niet langer wil blijven in de accommodatie.
2.9.
Hetgeen namens en door cliënt als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt dus tot en met
28 december 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 28 december 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2020 door mr. S. Kuijpers, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.