Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
5.De beslissing
,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de voldoening;
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] over de ontruiming van een gehuurde woning. [Eiser] vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde] wegens een huurachterstand van twee maanden en een niet-betaalde waarborgsom. De huurovereenkomst was op 12 mei 2020 gesloten, met een huurprijs van € 1.250,00 per maand. [Eiser] stelde dat [gedaagde] in gebreke was gebleven met de betaling van de huur en dat hij een spoedeisend belang had bij de ontruiming, omdat hij vreesde dat [gedaagde] ook in de toekomst niet zou betalen. [Gedaagde] voerde verweer en stelde dat hij door omstandigheden, waaronder een verkeerde overboeking en financiële problemen door de coronamaatregelen, niet had kunnen betalen, maar dat hij inmiddels weer in staat was om te betalen.
De kantonrechter oordeelde dat er voldoende grond was voor de vordering tot ontruiming. De huurachterstand van twee maanden, in combinatie met de niet-betaalde waarborgsom, was voldoende om aan te nemen dat de bodemrechter de ontbinding van de huurovereenkomst zou toewijzen. De rechter wees de ontruiming toe, maar gaf [gedaagde] een termijn van veertien dagen om de woning te verlaten, in plaats van de gevorderde 24 uur. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur van € 1.814,00 en de huurprijs voor de periode tot aan de ontruiming. De vordering tot betaling van de waarborgsom werd afgewezen, omdat het aannemelijk was dat dit bedrag bij een eventuele ontbinding van de huurovereenkomst terugbetaald zou moeten worden. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan [eiser].