In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.P. Gerrits, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Wolfs, hebben een verzoek ingediend tot echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtscheiding op 26 juli 2019 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen al de echtscheiding uitgesproken en alimentatie voor de vrouw vastgesteld. De procedure omvatte ook de zorgregeling voor hun minderjarige kind, waarbij de rechtbank het belang van het kind vooropstelde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vrouw dient te zijn, maar dat er nog geen zorgregeling kon worden vastgesteld vanwege de huidige situatie tussen de ouders. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om alleen met het gezag over het kind te worden belast afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat het gezamenlijk gezag niet meer mogelijk was. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgemeenschap behandeld, waarbij de vrouw aanspraak maakte op een schenking van haar ouders en de man betwistte dat deze schenking onder uitsluiting was gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw recht heeft op een vordering van € 7.193,06 op de man, en dat de man recht heeft op betaling van € 3.526,82 door de vrouw voor door hem betaalde kosten. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en afgewezen wat meer of anders is verzocht.