ECLI:NL:RBGEL:2020:3528

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
367008
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot dwangakkoord op grond van de Faillissementswet wegens ondeugdelijke documentatie

Op 17 juni 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat het niet deugdelijk was gedocumenteerd. De verzoekers, twee natuurlijke personen, hadden een schuld van in totaal € 59.130,70 en stelden voor om een percentage van hun schulden te voldoen aan de schuldeisers. De grootste schuldeiser, ABN AMRO BANK N.V., had echter terechte vragen gesteld over de documentatie en de achtergrond van de schulden, die niet beantwoord waren door de schuldhulpverlener. Hierdoor was de weigering van ABN om in te stemmen met het aanbod niet onredelijk. De rechtbank oordeelde dat de schuldregeling niet goed was voorbereid en dat de informatie die was verstrekt onjuist en onvolledig was. De rechtbank heeft de verzoekers niet in hun verzoek ontvangen en heeft bepaald dat er op een later moment een beslissing zal worden genomen over de schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team Insolventies
Zittingsplaats Zutphen
rekestnummers: C/05/367008 / FT RK 20-198 en
C/05/367009 / FT RK 20-199
uitspraakdatum: 17 juni 2020
Verzoek gedwongen schuldregeling ex artikel 287a van de Faillissementswet
in de zaak tussen
[verzoeker 1]
geboren op [datum] te [plaats]
alsmede:
[verzoeker 2],
geboren op [datum] te [plaats],
beiden wonende te [adres],
verzoekers, hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers
en

1.de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V,

gevestigd te 1102 BS Amsterdam, Foppingadreef 20,
verweerster, hierna te noemen: ABN,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEUBELGALERY ARNHEM B.V.,
gevestigd te 6827 BJ Arnhem, P. Calandweg 9,
verweerster, hierna te noemen Meubelgalery,

3.de naamloze vennootschap LIANDER N.V.,

gevestigd te 6920 AB Arnhem, Postbus 50,
verweerster, hierna te noemen Liander, en

4.de naamloze vennootschap VATTENFALL N.V.,

gevestigd te 6803 HA Arnhem, Postbus 40021,
hierna te noemen Vattenfall.
De verweerders worden hierna gezamenlijk aangeduid als verweerders.
Samenvatting
De rechtbank beveelt verweerders niet om in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Met name de verweerder ABN heeft in redelijkheid kunnen weigeren om in te stemmen met dit aanbod. De schuldregeling is namelijk niet deugdelijk door de schuldhulpverlener voorbereid. ABN heeft als één van de grootste schuldeisers terechte vragen gesteld naar aanleiding van het aanbod, die kennelijk niet door de schuldhulpverlener zijn beantwoord.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure bestaat uit:
- het verzoekschrift dwangakkoord en het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- de zitting van heden, 17 juni 2020, waarbij aanwezig waren verzoekers, vergezeld door
[naam 1], verbonden aan de schuldhulpverlener PLANgroep en de beschermingsbewindvoerder [naam 2] [adres]
1.2.
Ten slotte is aangekondigd dat de rechtbank heden uitspraak zal doen.

2.De feiten

2.1.
Door [naam 1] is ter zitting medegedeeld dat de schuldeiser Liander haar vordering heeft ingetrokken en dat de schuldeiser Vattenfall alsnog heeft ingestemd met het aangeboden akkoord. De rechtbank heeft die mededelingen opgevat als een intrekking van het verzoek voor zover dat is gericht tegen die schuldeisers.
2.2.
Het verzoek betreft het opleggen van een schuldregeling aan de schuldeisers, inhoudende dat – gebaseerd op de huidige reserveringen door verzoekers – een betaling van 8,08% van de totale vordering aan de preferente schuldeisers en van 4,04% van de totale vordering aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting te verwachten is.
2.3.
Het aanbod betreft een prognose en houdt in dat PLANgroep namens verzoekers drie jaar lang alle inkomsten boven het (conform de uniforme rekenmethode van Recofa) vastgestelde vrij te laten bedrag reserveert voor de schuldeisers. Jaarlijks zal een inkomenstoets plaatsvinden, waarbij het budget wordt herberekend. Alle inkomsten van verzoekers boven het budget worden maandelijks gereserveerd en na de jaarlijkse hercontrole aan de schuldeisers uitbetaald.
2.4.
Verzoekers hebben volgens het verzoekschrift een totale schuldenlast van
€ 59.130,70. Van de in totaal 22 schuldeisers zijn twee schuldeisers niet met het voorstel akkoord gegaan, te weten ABN, met een vordering van € 23.720,24, zijnde 40,11% van de totale schuldenlast en Meubelgalery, met een vordering van € 2.849,63, zijnde 4,82% van de totale schuldenlast.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat de schuldeisers bij toewijzing van het verzoek een aanzienlijk hoger percentage zullen krijgen dan in de schuldsaneringsregeling vermoedelijk kan worden aangeboden, omdat in de wettelijke schuldsaneringsregeling de kosten van de bewindvoerder in mindering worden gebracht op het aan de schuldeisers uit te keren bedrag.

4.Het verweer

4.1.
ABN weigert met de aangeboden schuldregeling akkoord te gaan en heeft daartoe, kort samengevat, onder meer aangevoerd dat het verzoek niet goed en betrouwbaar is gedocumenteerd. Zij heeft naar aanleiding van de aanbiedingsbrief vragen gesteld over de (beëindiging van de) onderneming van verzoekers en over de sollicitatieplicht. Die vragen zijn onbeantwoord gebleven en daardoor is er onduidelijkheid blijven bestaan en is het verzoek onvoldoende gemotiveerd, aldus ABN. Meubelgalery heeft niet nader gemotiveerd waarom zij niet instemt met het aanbod.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank zal verweerders niet bevelen om in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Met name ABN heeft in redelijkheid kunnen weigeren om in te stemmen met dit aanbod. De schuldregeling is namelijk niet deugdelijk door de schuldhulpverlener voorbereid.
5.2.
In de brief van 3 oktober 2019 aan de schuldeisers en de verklaring van [verzoeker 2] over het ontstaan van de schulden wordt gerefereerd aan, respectievelijk “een vorige onderneming” en het ”familiebedrijf Efese” dat verzoekers zouden hebben “gehad”. ABN heeft, als één van de grootste schuldeisers, nadere informatie gevraagd over dit bedrijf, de beëindiging daarvan en over de op verzoekers rustende sollicitatieplicht. Ter zitting is gebleken dat verzoekers geen eigen onderneming hebben gehad maar in loondienst waren bij het restaurant van hun familie, een feit waarvan de schuldhulpverlener naar eigen zeggen niet op de hoogte was. Daardoor bevatte de aanbiedingsbrief onjuiste informatie over een belangrijk onderwerp, namelijk het hebben van een eigen onderneming die (mede) de schulden zou hebben veroorzaakt. Verder is er ter zitting nadere informatie verstrekt over de (mate van) arbeidsgeschiktheid van verzoekers, informatie die ook in antwoord op de vragen van ABN had kunnen (en had behoren) te worden verstrekt. Dat op de zitting bepaalde onduidelijkheden zijn opgehelderd neemt niet weg dat het verzoek, ook naar het oordeel van de rechtbank, niet goed is voorbereid en gemotiveerd. Schriftelijke vragen van een schuldeiser die, gelet op het gedane aanbod en de daarbij gegeven toelichting terecht en relevant zijn, zijn immers niet beantwoord. Althans, die beantwoording blijkt niet uit het dossier en verzoekers en de schuldhulpverlener hebben ter zitting desgevraagd niet kunnen verklaren dat deze terechte vragen wel beantwoord zijn, zodat ervan uit moet worden gegaan dat dit niet is gebeurd. Alleen al gelet op deze ondeugdelijke informatieverstrekking was de weigering van ABN om in te stemmen met het aangeboden akkoord niet onredelijk. Dit weegt des te zwaarder nu ABN een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast vertegenwoordigt.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
bepaalt dat op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen bij afzonderlijk vonnis per gelijke datum zal worden beslist.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 17 juni 2020.