In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 juni 2020 uitspraak gedaan over een verzoek van de officier van justitie tot voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in 1970, verbleef op dat moment in een accommodatie van GGNet te Doetinchem. De crisismaatregel was eerder opgelegd vanwege een acute situatie waarin de betrokkene ernstig verwaarloosd werd en er een gevaar voor de algemene veiligheid bestond. Tijdens de mondelinge behandeling, die via beeldbellen plaatsvond vanwege de COVID-19 maatregelen, werd betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.A.J.M. Staal. Ook werden deskundigen van GGNet gehoord, waaronder een psychiater en een aios.
De rechtbank overwoog dat de situatie van de betrokkene inmiddels was verbeterd. Betrokkene gaf aan dat hij nog enkele dagen in de accommodatie wilde blijven om verder te herstellen. De psychiater en de aios bevestigden dat er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel meer aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de crisismaatregel niet langer noodzakelijk was en wees het verzoek van de officier van justitie af. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter S. Kuijpers, met de griffier L. Stoevenbelt aanwezig. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 30 juni 2020 vastgesteld.