ECLI:NL:RBGEL:2020:3922

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
05/146516-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor het aanbieden van een afbeelding van een penis aan een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 3 augustus 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanbieden van een afbeelding van een penis aan een minderjarige. De verdachte, geboren in 1968, had in de periode van 25 tot 26 december 2018 te Tiel een knuffel met daarin een afbeelding van een penis aan een vierjarig meisje gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het meisje jonger was dan zestien jaar. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte omdat het meisje de afbeelding niet had gezien. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat het aanbieden van de afbeelding schadelijk was voor de minderjarige, ongeacht of zij deze daadwerkelijk had gezien. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf op van 50 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer en haar ouders. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, het meisje, voor gemaakte reiskosten. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling voor de verdachte, die gediagnosticeerd was met schizofrenie en autisme, om herhaling in de toekomst te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/146516-19
Datum uitspraak : 3 augustus 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres]
raadsman: mr. Y. Wong, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 oktober 2019, 17 februari 2020, 18 mei 2020 en 20 juli 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 25 december 2018 tot en met 26 december 2018 te Tiel, in elk geval in Nederland, een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar heeft verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond aan de minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2014, van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was dan zestien jaar,
immers heeft verdachte een afbeelding van een penis in een knuffel gedaan en/of (vervolgens)
deze knuffel cadeau gedaan aan die [slachtoffer] .
(Artikel 240a Wetboek van Strafrecht)
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat verdachte de afbeelding niet opzettelijk aan [slachtoffer] heeft getoond. Bovendien heeft [slachtoffer] de afbeelding niet gezien.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster, de moeder van [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2014, heeft verklaard dat verdachte in 2018 op eerste kerstdag bij haar thuis in Tiel kwam en toen als cadeautje een knuffelkonijn aan [slachtoffer] gaf. De volgende dag zag aangeefster dat er een gat in de knuffel zat. In het gat zat een briefje. Daarop stond een afbeelding van een penis en de tekst: “Van je liefste peetoom, [afkorting naam] , 2018.” [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij de afbeelding van zijn penis in de knuffel heeft gestopt en dat hij de tekst: “Van je liefste peetoom, [afkorting naam] , 2018” op de afbeelding heeft geschreven. Hij heeft de knuffel in 2018 tussen kerst en oud en nieuw aan [slachtoffer] gegeven. [3]
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen staat vast dat verdachte in of omstreeks de periode van 25 december 2018 tot en met 26 december 2018 in Tiel aan [slachtoffer] een knuffelkonijn heeft gegeven met in die knuffel een afbeelding van een penis.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de afbeelding van zijn penis al jaren geleden in de knuffel had gestopt en dat hij er zich niet van bewust was dat de afbeelding nog in de knuffel zat toen hij deze aan [slachtoffer] gaf. De rechtbank schuift deze verklaring terzijde. Op de achterkant van de afbeelding staat immers een tekst met het jaartal 2018 vermeld als ook “ van je liefste peetoom”. Gelet daarop acht de rechtbank bewezen dat verdachte de bedoeling had de foto van de penis in de knuffel aan [slachtoffer] te geven en hij de foto ook met dit doel in de knuffel heeft gestopt.
Vertoning van een dergelijke afbeelding is schadelijk te achten voor iemand beneden de 16 jaar. Het verweer van de raadsman dat [slachtoffer] de afbeelding niet heeft gezien en dat daarom vrijspraak moet volgen wordt door de rechtbank verworpen, nu dit voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde “aanbieden” geen vereiste is.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegd feit heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in of omstreeks de periode van 25 december 2018 tot en met 26 december 2018 te Tiel,
in elk geval in Nederland, een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar heeft
verstrekt en/ofaangeboden
en/of vertoondaan de minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2014, van wie verdachte wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat deze jonger was dan zestien jaar,
immers heeft verdachte een afbeelding van een penis in een knuffel gedaan en
/of (vervolgens
)
deze knuffel cadeau gedaan aan die [slachtoffer] .
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, verstrekken aan een minderjarige van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden verbonden: een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd om bij de strafoplegging rekening te houden met het gegeven dat verdachte geen recidiverende dader is en dat er geen sprake is van herhalingsgevaar.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanbieden van een afbeelding van zijn penis aan een meisje van destijds slechts vier jaar oud. Kinderen behoren niet met dergelijke afbeeldingen geconfronteerd te worden en het is slechts toeval dat [slachtoffer] de afbeelding niet heeft gezien. Verdachte kwam regelmatig bij de ouders van het meisje over de vloer en heeft door zo te handelen ook het vertrouwen van de ouders van het meisje geschonden. .
De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte een man met beperkingen is, die vanuit zijn beperkingen moeite heeft om de wereld om hem heen te begrijpen en daarin te functioneren. Zijn functioneringsniveau imponeert lager dan gemiddeld. Verdachte heeft al langere tijd hulpverlening voor huishoudelijke en financiële zaken, woont in een RIBW, heeft nauwelijks contact met anderen en heeft een zeer beperkt netwerk. Verdachte is in het verleden gediagnostiseerd met schizofrenie en trekken van autisme en kan zich daarom beperkt inleven in anderen. De reclassering adviseert om aan verdachte een meldplicht en een ambulante behandelverplichting op te leggen.
De vraag is wat voor straf passend is bij een dergelijk feit, waarbij [slachtoffer] de foto gelukkig niet heeft gezien, in combinatie met deze beperkte verdachte. De rechtbank acht het van groot belang dat gekeken wordt waarom verdachte dit heeft gedaan en dat waar nodig wordt ingezet op behandeling om zo herhaling in de toekomst te voorkomen. Daarom zal aan verdachte een verplicht hulpverleningskader worden opgelegd, waarbij verdachte zich moet melden zo vaak als de reclassering dat noodzakelijk vindt, en verplicht wordt mee te werken aan gedragsdeskundig onderzoek en behandeling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen zodat verdachte ook op die manier wordt doordrongen van het feit dat hij met het aanbieden van de foto iets strafbaars heeft gedaan.
Tot slot zal de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer] en haar ouders opleggen. Daar is om verzocht en de rechtbank zal aan dit verzoek gehoor geven.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf van 50 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en daaraan gesteld de bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan gedragskundig (diagnostisch) onderzoek, een ambulante behandeling en een contactverbod met [slachtoffer] en haar ouders.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich, vertegenwoordigd door haar moeder als wettelijk vertegenwoordiger, in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.362,41.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de gevorderde reiskosten toe te wijzen. De kosten in verband met de aanschaf van een nieuw bed en de gevorderde immateriële schade staan niet in verband met het bewezenverklaarde feit, zodat de benadeelde partij voor dit onderdeel
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de wettelijke rente toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Er is geen causaal verband tussen de gevorderde schade en het ten laste gelegde feit. Daarnaast is de gevorderde schade niet onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Reiskosten
De rechtbank zal de gevorderde reiskosten van € 2,41 vanwege een bezoek aan Slachtofferhulp Nederland toewijzen. Deze kosten zijn gevorderd als verplaatste schade. Verplaatste schade kan op grond van artikel 51f lid 2 Sv en artikel 6:107 lid 1 onder a BW worden toegewezen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij reiskosten ten bedrage van € 126,00 gevorderd vanwege het bijwonen van zittingen. Een deel van deze kosten is door de benadeelde partij gevorderd nadat de officier van justitie ter zitting het woord heeft gevoerd (requisitoir). Dit staat naar het oordeel van de rechtbank echter niet aan toewijzing in de weg, nu de gevorderde kosten feitelijk geen materiele kosten maar proceskosten zijn. Deze kosten kunnen ook na requisitoir worden vermeerderd.
Kosten voor de aanschaf van een bed en immateriële schade
De rechtbank zal de gevorderde kosten voor de aanschaf van een nieuw bed en de gevorderde immateriële schade niet toewijzen nu niet kan worden vastgesteld dat deze kosten/schade in direct verband staan met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
De benadeelde partij komt derhalve in aanmerking voor een schadevergoeding van € 2,41. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van 26 december 2018. Daarnaast komen de gevorderde proceskosten van € 126,00 voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal niet de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, nu dit niet mogelijk is voor proceskosten en de kosten van de executie van de maatregel de toegewezen € 2,41 vele malen zou overstijgen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 240a van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
50 (vijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de taakstraf groot
30 (dertig) uren(subsidiair 15 dagen hechtenis),
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden algemene en bijzondere voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op
3 (drie)jaren wordt bepaald;
 stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich zal houden aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft, Hij zal zich, binnen 3 dagen nadat het vonnis onherroepelijk is geworden, telefonisch melden bij Reclassering Nederland op het volgende telefoonnummer: 088 8041405 om een afspraak te maken voor een eerste gesprek op de locatie aan de Stieltjesstraat 1 in Nijmegen. Hierna zal veroordeelde zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt;
  • zal meewerken aan gedragskundig (diagnostisch) onderzoek.
  • zal meewerken aan een ambulante behandeling door forensisch psychiatrische polikliniek Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer ( [slachtoffer] ) of haar ouders [ouders] , wonende op het adres [adres slachtoffer en ouders] ), zal hebben of zoeken, zolang het openbaar ministerie en/of de reclassering dit verbod nodig vindt. De politie zal toezien op handhaving van dit contactverbod;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer], van een bedrag van
€ 2,41 (twee euro en eenenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2019 aan de dag der algehele voldoening en tot betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op de datum van deze uitspraak begroot op
€ 126,00 (honderdzesentwintig euro);
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft de overige gevorderde materiële en immateriële schade niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en
mr. C.C.M. Poland, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 augustus 2020.
Mr. C.C.M. Poland is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018582398, gesloten op 13 juni 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [ouders] , p. 15 en 20 en proces-verbaal van verhoor verdachte, bijlage 4 (foto van tekst op het briefje), p. 57.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juli 2020.