ECLI:NL:RBGEL:2020:4017

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
C/05/374013 / FA RK 20-2481
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging op basis van Wvggz wegens gebrek aan psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 juli 2020 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het bestaan van ernstig nadeel, maar dat dit niet voortvloeide uit een psychische stoornis zoals gedefinieerd in de Wvggz. De betrokkene vertoonde een antisociale persoonlijkheidsstoornis, maar deze werd niet als een psychische stoornis in de zin van de wet beschouwd. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging, maar de rechtbank vond dat er onvoldoende grond was voor dit verzoek, aangezien verplichte zorg niet evenredig of effectief zou zijn en er minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren.

De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet bereid was om zich te laten horen en dat hij op dat moment vrijwillig in een instelling verbleef. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene, ondanks het risico op ernstig nadeel, niet onder de criteria voor verplichte zorg viel, omdat er geen indicatie was voor een psychiatrische stoornis die behandeling vereiste. De rechtbank heeft het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen en benadrukt dat er mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. M.J.C. van Leeuwen, rechter, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 28 juli 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/374013 / FA RK 20-2481
Datum mondelinge uitspraak: 27 juli 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende te [instelling] , afdeling [naam] te [plaats] ,
op grond van een zorgmachtiging geldend tot en met 9 juli 2020,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. D.H. van Tongerlo te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 24 juli 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 27 juli 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
namens betrokkene, zijn advocaat;
mw. [naam] , als psychiater (tevens geneesheer-directeur) verbonden aan [instelling] ;
mw. [naam] , als verpleegkundig specialist (waarnemend behandelaar) verbonden aan [instelling] ;
mr. J. Wassink-van den Eijden, officier van justitie,
1.4.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Betrokkene verbleef op vrijwillige basis in de instelling. Hij is op 23 juli 2020 met toestemming voor twee nachten op verlof gegaan, maar is niet teruggekomen, hoewel hij op 25 juli 2020 terug werd verwacht. Zowel de instelling als de advocaat van betrokkene hebben geen contact met hem kunnen krijgen.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten alle betrokkenen via beeldbellen te horen.
2.2.
De officier van justitie heeft tijdens de mondelinge behandeling het verzoek toegelicht. In het verzoekschrift is reeds uiteengezet waarom zij van mening is dat er sprake is van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz. Volgens haar kan een persoonlijkheidsstoornis als psychische stoornis worden aangemerkt en als voorwaarde voor het verlenen van de machtiging geldt dat de stoornis dermate ernstige vormen aanneemt en betrokkene zodanig in zijn greep heeft, dat er ernstige schade voor hem of zijn omgeving ontstaat of dreigt te ontstaan. De officier van justitie is van mening dat hier sprake van is. Daarnaast is toegelicht dat betrokkene gezien de risico’s die nog aanwezig zijn en de zorgen die nog bestaan, nu nog steeds wordt besproken in het Veiligheidshuis Arnhem. Er heeft tijdens de opname geen behandeling kunnen plaatsvinden en de omstandigheden zijn niet veranderd. Dit maakt dat het ernstig nadeel nog steeds aanwezig is. Zonder kader is het de verwachting dat betrokkene onder invloed van middelen, stress en dakloosheid wederom zal ontregelen met alle gevolgen van dien. De vrijwilligheid van betrokkene is niet bestendig gebleken. Er is geen vertrouwen dat betrokkene vrijwillig hulpverlening zal (blijven) accepteren. Er is nog geen passende huisvesting en begeleiding gevonden die het ernstig nadeel kunnen wegnemen. Een zorgmachtiging is dus noodzakelijk.
2.3.
Namens betrokkene is gevraagd het verzoek af te wijzen. Uit zowel de medische verklaring als de bevindingen van de geneesheer-directeur blijkt dat er geen sprake is van een psychische stoornis en het is niet de bedoeling dat de officier van justitie op de stoel van de arts gaat zitten en concludeert dat daar wel sprake van is. Het zou kunnen dat er ernstig nadeel is of wellicht gaat komen, maar er moet een causaal verband bestaan met een psychische stoornis. Verplichte zorg is niet doelmatig, nu er geen behandeling plaatsvindt of mogelijk is. Daarnaast is bij betrokkene sprake van vrijwilligheid.
2.4.
Uit de medische verklaring blijkt dat er geen sprake is van een psychiatrische stoornis in engere zin. Wel is er sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, met bijkomende agressie, middelengebruik en bij stress het oplopen van spanning, agressie en paranoidie. Volgens de onafhankelijke psychiater die het psychiatrisch onderzoek bij betrokkene heeft verricht en de medische verklaring heeft afgegeven, is er geen indicatie voor een zorgmachtiging, nu er geen sprake is van een psychiatrische stoornis. Er is wel sprake van dreiging en mogelijk gevaar, maar deze hangt niet samen met een psychiatrische stoornis in engere zin.
2.5.
De geneesheer-directeur heeft in haar bevindingen van 9 juli 2020 ook aangegeven dat het verlenen van een zorgmachtiging niet passend is. Hoewel sprake is van ernstig nadeel, zijn de behandelaars van mening dat dit primair voortkomt uit de antisociale persoonlijkheidsstoornis, die niet behandelbaar is. Een psychiatrisch toestandsbeeld is tijdens de opname niet waargenomen. Volgens de geneesheer-directeur wordt aan de criteria voor verplichte zorg niet voldaan, omdat betrokkene wil meewerken aan verblijf met begeleiding ergens anders en er dus een minder bezwarend alternatief is. Verder is opname alleen effectief in die zin dat betrokkene niet in de maatschappij verblijft, maar is het niet evenredig, nu het enkel de functie van huisvesting heeft en er geen behandeling plaatsvindt.
2.6.
Tijdens de mondelinge behandeling is door zowel de (waarnemend) behandelaar als door de psychiater (tevens geneesheer-directeur) toegelicht dat bij betrokkene vooral de antisociale persoonlijkheidsstoornis op de voorgrond staat, samen met lage intelligentie en middelengebruik. Betrokkene is daarvoor niet te behandelen; de afgelopen maanden heeft dan ook geen behandeling plaatsgevonden. Sinds betrokkene is opgenomen zijn door de behandelaren geen psychotische symptomen waargenomen, ook al heeft hij met regelmaat cannabis gebruikt. Bij betrokkene zal eerder een lik op stuk beleid gelden. Als woonvorm kan worden gedacht aan een plek waar een zekere mate van antisociaal gedrag wordt geaccepteerd.
2.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel zij van oordeel is dat voldoende is gebleken dat er sprake is van ernstig nadeel, in de vorm van ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade en maatschappelijke teloorgang, blijkt uit de overgelegde stukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, dat dit niet voortvloeit uit een psychische stoornis in de zin van de Wvggz. Er is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en bijkomende omstandigheden, maar gebleken is dat dit door de psychiater(s) en/of behandelaren niet als psychische stoornis wordt gezien en dat niet vast is komen te staan dat dit gevaar uit een psychische stoornis zou voortvloeien. Voor het standpunt van de officier van justitie met betrekking tot de te duiden stoornis, is onvoldoende grond in de onderliggende stukken te vinden. Verplichte zorg is niet doelmatig om dit ernstig nadeel af te wenden, nu betrokkene geen zorg op het benodigde vlak accepteert. Er zijn daarnaast mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis, nu het nodig is dat betrokkene elders huisvesting (met begeleiding) vindt en betrokkene daartoe bereid lijkt te zijn. De rechtbank overweegt dat er dus minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben en dat verplichte zorg niet evenredig en/of effectief is. Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal daarom niet worden verleend. De rechtbank zal het verzoek afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2020 door mr. M.J.C. van Leeuwen, rechter, in tegenwoordigheid van S. Benbouazza, griffier, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 28 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.