ECLI:NL:RBGEL:2020:4023

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
C/05/372358 / ZJ RK 20-667
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinsproblematiek

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 30 juli 2020, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [kind 1], [kind 2] en [kind 3], behandeld. De ouders van de kinderen hebben al jaren communicatieproblemen, wat heeft geleid tot een onwerkbare situatie en een ondertoezichtstelling. De kinderen hebben tijdelijk bij de vader gewoond, maar verblijven nu met een machtiging bij de moeder. De vader heeft de wens geuit dat [kind 2] bij hem komt wonen, maar de kinderrechter constateert dat dit kind wordt beïnvloed door de strijd tussen de ouders. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de problematiek tussen de ouders niet is verbeterd, maar eerder verslechterd. De hulpverlening is niet van de grond gekomen en de kinderen worden nog steeds belast door de strijd tussen de ouders. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om met professionele hulpverlening te werken aan hun onderlinge problemen. Ondanks de wens van [kind 2] om bij zijn vader te wonen, heeft de kinderrechter besloten dat dit op dit moment niet in het belang van het kind is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 3 juli 2021, met de nadruk op de noodzaak van hulpverlening voor de kinderen en de ouders.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens : C/05/372358 / ZJ RK 20-667
datum uitspraak: 30 juli 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
Jeugdbescherming Gelderland, regio Noord, locatie Zutphen,de Gecertificeerde Instelling hierna te noemen de GI,
betreffende de minderjarigen:
-
[kind 1] ,geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 1] ,
-
[kind 2] ,geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 2] ,
-
[kind 3] ,geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij deze rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H.J. Scholten te Zutphen, niet ter zitting verschenen,

[naam] , hierna te noemen de vader,

wonende op een bij deze rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam.

Het verdere procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter van 25 juni 2020;
  • de brief van [kind 2] , ingekomen bij de griffie op 6 juli 2020;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juli 2020.
Bij voormelde beschikking van 25 juni 2020 is de ondertoezichtstelling van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] verlengd voor de duur van een maand, te weten tot uiterlijk 3 augustus 2020, en is het overige aangehouden tot de zitting van 16 juli 2020 waartoe alle belanghebbenden zijn opgeroepen.
De kinderrechter stelt vast dat voormelde beschikking een kennelijke verschrijving bevat in die zin dat onder het kopje ‘beslissing’ abusievelijk niet is opgenomen, zoals wel ter zitting van 25 juni 2020 mondeling door de kinderrechter is uitgesproken en in de beschikking onder het kopje ‘beoordeling’ staat vermeld, de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen voor de duur van een maand, te weten tot uiterlijk 3 augustus 2020.
Op grond van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de rechter op verzoek van een partij of ambtshalve een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout in haar beschikking verbeteren, mits die fout zich voor eenvoudig herstel leent. Het criterium hierbij is of voor partijen en derden direct duidelijk is dat van een vergissing sprake is.
De kinderrechter verbetert daarom de beschikking van 25 juni 2020 onder het kopje beslissing in die zin dat deze wordt aangevuld met:
‘verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder, voor de duur van een maand te weten tot uiterlijk 3 augustus 2020’.
Op 16 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [kind 2] ;
- de moeder;
- de vader bijgestaan door mr. De Gruijl;
- een vertegenwoordigster van de GI.

Het standpunt van de belanghebbenden

De minderjarige [kind 1] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
[kind 2] heeft zowel schriftelijk als mondeling naar voren gebracht liever bij zijn vader te willen wonen. Hij mist zijn vader. Hij is niet gelukkig bij zijn moeder omdat hij zich daar niet gehoord en gezien voelt. Zodra hij weer bij zijn vader woont, wil hij (tijdelijk) geen contact met zijn moeder om tot rust te komen.
De vader heeft ter zitting, mede bij monde van zijn advocaat, verzocht het verzochte af te wijzen. De vader ziet geen toegevoegde waarde voor de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing. De noodzaak van een machtiging tot uithuisplaatsing voor [kind 1] en [kind 3] ontbreekt maar de vader begrijpt dat daar anders over wordt gedacht. De vader heeft steeds meer zorgen over de situatie van [kind 2] bij de moeder. [kind 2] zit ongelooflijk klem. [kind 2] voelt zich bij de moeder niet gehoord en gezien. [kind 2] loopt steeds vaker weg naar de vader. Hoewel de vader ook liever ziet dat [kind 2] bij hem komt wonen, heeft hij zich aan de regels gehouden en [kind 2] tot op heden steeds weer teruggebracht naar de moeder. De vader vindt dat er rust moet komen. Volgens de vader zijn er geen contra indicaties voor een plaatsing van [kind 2] bij de vader. De epilepsie van de vader is nimmer een issue geweest. De vader staat open voor een omgangsregeling van [kind 2] met de moeder. Het werken aan de onderlinge communicatie met de moeder is niet van de grond gekomen omdat de GI er tussen zit. Eventueel kan een bijzondere curator worden benoemd om de belangen van [kind 2] beter naar voren te kunnen brengen.
De moeder heeft zich ter zitting niet verzet tegen toewijzing van het verzochte. Ook de moeder maakt zich zorgen over [kind 2] . De moeder ziet dat [kind 2] via de telefoon de hele dag contact heeft met de vader en wordt gemanipuleerd door de vader. Zij heeft op de telefoon van [kind 2] WhatsApp berichten van de vader gelezen waarin hij aan [kind 2] schrijft: ”Loop maar weg. Hoe vaker je wegloopt, hoe sneller je bij mij mag wonen”.
De moeder stond aanvankelijk open voor samenwerking met de vader maar keer op keer werkte het niet. Ook aan de module Ouderschap Blijft wilde de vader niet meewerken.
De zittingsvertegenwoordigers van de GI hebben ter zitting de verzoeken gehandhaafd.
Een plaatsing van [kind 2] bij de vader acht de GI niet in het belang van [kind 2] . De vader belast [kind 2] met zijn frustraties richting de moeder. Dit blijkt onder andere uit de door de moeder genoemde WhatsApp-berichten van de vader aan [kind 2] , die de GI ook heeft gelezen. De vader stelt zijn eigen belangen voor die van [kind 2] . De GI heeft met de ouders gesproken over het inzetten van individuele hulpverlening voor de kinderen door Impuls. De moeder heeft hiermee ingestemd maar van de vader is (ondanks een ultimatum om voor 8 juli 2020 iets te laten horen) niets vernomen. Op dit moment hebben de kinderen geen omgang met de vader. Deze is stopgezet na een incident bij de vader.

De verdere beoordeling

De kinderrechter is op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De problematiek tussen de ouders die bij aanvang van de ondertoezichtstelling speelde, is geenszins verbeterd maar eerder verslechterd. De kinderen worden nog volop belast, hetgeen is terug te zien in het gedrag van [kind 2] en het tijdelijk stopzetten van de omgangsregeling. De hulpverlening voor de ouders is tot op heden niet van de grond gekomen. Ook het inzetten van de door de GI noodzakelijk geachte individuele hulpverlening voor de kinderen (van Impuls) is tot op heden niet van de grond gekomen. Ondanks het door de GI gestelde ultimatum van 8 juli 2020 heeft de vader niet naar de GI gereageerd. Sterker, de vader heeft ter zitting de indruk gewekt dat hij helemaal niet op de hoogte was van deze vorm van hulpverlening en het gestelde ultimatum en dat hij zich nog moet verdiepen in nut en noodzaak van deze hulpverlening voor de kinderen. Duidelijk is dat de strijd nog steeds de boventoon voert en dat de onderhavige maatregelen noodzakelijk zijn om de belangen en de ontwikkeling van en de hulpverlening aan de kinderen veilig te stellen. De kinderrechter doet een klemmend beroep op de ouders om het komende jaar, onder begeleiding van de GI, met professionele hulpverlening (van Lindenhout of een soortgelijke instantie) te gaan werken aan hun onderlinge problematiek. De ouders zijn dit aan hun kinderen verplicht.
De kinderrechter wil [kind 2] nog het volgende zeggen.
De kinderrechter heeft goed gehoord en gelezen (in de brief van [kind 2] aan de kinderrechter) dat [kind 2] liever bij zijn vader wil wonen. [kind 2] heeft een sterke band met zijn vader. Hij voelt zich meer op zijn plek bij zijn vader dan bij zijn moeder. Toch vindt de kinderrechter het, op dit moment, geen goed idee dat [kind 2] bij zijn vader gaat wonen.
Het probleem hiervoor ligt niet bij [kind 2] maar bij zijn ouders. Zij blijven maar met elkaar strijden en zij zijn niet bereid om op een normale manier met elkaar te praten en te overleggen over [kind 2] (en de andere kinderen). De moeder trekt aan de linkerarm van [kind 2] en de vader trekt aan de rechterarm van [kind 2] . Maar [kind 2] is geen speelgoedpop! [kind 2] is een jongen die op een onbezorgde manier moet kunnen opgroeien, goede cijfers op school halen en met zijn vrienden spelen.
Ook is het belangrijk dat [kind 2] op een fijne manier contact heeft met zijn vader en zijn moeder. Dat heeft hij nu niet. [kind 2] is zelfs onderdeel van de strijd tussen de ouders.
De kinderrechter vindt het zorgelijk dat [kind 2] , ondanks dat de kinderrechter heeft bepaald dat hij bij zijn moeder moet wonen, regelmatig wegloopt naar de vader. Nog zorgelijker vindt de kinderrechter het dat, zoals tijdens de zitting naar voren is gekomen, [kind 2] hierbij (via WhatsApp) wordt opgestookt door zijn vader. Dit is niet helemaal eerlijk. De vader behoort [kind 2] niet te belasten met zijn frustraties naar de moeder van [kind 2] . Dat dit wel gebeurt, blijkt uit de negatieve zaken die [kind 2] in zijn brief aan de kinderrechter over zijn verblijf bij de moeder schrijft en het feit dat [kind 2] tegen de kinderrechter heeft gezegd dat hij, zodra hij weer bij zijn vader woont, even geen contact met zijn moeder wil. De kinderrechter vindt het niet gezond als een kind één van zijn ouders zo afwijst.
Daarom vindt de kinderrechter het, op dit moment, geen goed idee dat [kind 2] bij zijn vader gaat wonen.
De kinderrechter vindt het, met de gezinsvoogd, belangrijk dat er hulpverlening komt voor [kind 2] (en de andere kinderen) zodat zij individueel kunnen worden ondersteund.
De kinderrechter ziet echter ook dat [kind 2] het moeilijk vindt om bij zijn moeder te wonen.
De kinderrechter vraagt zich af, gezien negatieve houding ten opzichte van zijn moeder,
in hoeverre [kind 2] bij de moeder wél op een onbezorgde manier kan opgroeien. Het kan namelijk ook zo zijn dat het voor de ontwikkeling van [kind 2] beter is wanneer hij op een andere, neutrale plek gaat wonen van waar uit hij, op een gezonde manier, evenveel contact kan hebben met zijn vader als met zijn moeder. Dit zal de komende periode door de gezinsvoogd moeten worden onderzocht.
Gelet op het vorenstaande zal de kinderrechter het resterende verzoek toewijzen en de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] verlengen als na te melden.
De kinderrechter ziet, voor zover de advocaat van de vader dit ter zitting mondeling heeft verzocht, geen reden om een bijzondere curator te benoemen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
-
[kind 1] ,geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
-
[kind 2] ,geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
-
[kind 3] ,geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats]
tot 3 juli 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder, voor de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.M. Bögemann, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van L.W. Evers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden