ECLI:NL:RBGEL:2020:4088

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
C/05/373109 / HZ ZA 20-283
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident ex artikel 843a Rv. Afwijzing inzage en afschrift van documenten in civiele procedure

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, is op 19 augustus 2020 een vordering in incident behandeld die door eiseres Didam Have B.V. was ingediend. De vordering betrof een verzoek om inzage in en afgifte van bepaalde documenten op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Eiseres stelde dat zij rechtmatig belang had bij de gevraagde stukken, die betrekking hadden op de selectiecriteria voor de keuze van Groenstaete door de Gemeente Montferland en de waardering van de Gemeentehuislocatie. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij rechtmatig belang had bij de gevraagde documenten. De rechtbank wees de vordering af, omdat de Gemeente en Groenstaete niet beschikten over de gevraagde stukken of omdat eiseres niet had onderbouwd welk belang zij had bij bepaalde documenten. De rechtbank concludeerde dat er geen verplichting tot het verstrekken van de gevraagde stukken bestond, en dat de vordering van eiseres niet toewijsbaar was. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van het incident, vastgesteld op € 543,00 voor zowel de Gemeente als Groenstaete. De hoofdzaak zal op 30 september 2020 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/373109 / HZ ZA 20-283
Vonnis in incident van 19 augustus 2020
in de zaak van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1]
.,
2.
BECEDO VASTGOED IV B.V.,
3.
BECEDO VASTGOED ONTWIKKELING B.V.,
alle gevestigd te Didam, gemeente Montferland,
eiseressen in de hoofdzaak en in het incident,
advocaten mrs. A.A. al Khatib en S. de Jong te Amsterdam,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MONTFERLAND,
zetelend te Didam, gemeente Montferland,
advocaten mrs. B.J.M. van Meer en F.J.J. Cornelissen te Arnhem,
2. de vennootschap onder firma
BRUIL GROENSTAETE PROJECTONTWIKKELING,
gevestigd te Ede,
advocaten mrs. T.E.P.A. Lam en A.M. Serra te Nijmegen,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident.
Partijen zullen hierna [eiser 1]., de Gemeente en Groenstaete genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv
  • de akte overlegging producties van [eiser 1].
  • de conclusie van antwoord in incident ex artikel 843a Rv van de Gemeente met producties
  • de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv van Groenstaete.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat in het kader van het incident uit van de volgende feiten.
2.2.
Didam Have B.V., eiseres sub 1, is een onderneming die als franchisenemer een Albert Heijn-supermarkt exploiteert. Eiseressen sub 2 en 3 leggen zich toe op (vastgoed)projectontwikkeling. Zij maken alle deel uit van hetzelfde concern. Bestuurders van dit concern zijn de heren [naam 1] en [naam 2]
2.3.
Groenstaete is een onderneming gericht op vastgoedprojectontwikkeling.
2.4.
In het dorpscentrum van Didam bevindt zich een perceel, kadastraal bekend Didam K 5046, aan de Raadhuisstraat 14 te 6942 BE Didam (hierna: “de Gemeentehuislocatie”). Op dit perceel staat het oude gemeentehuis van Didam. Bij de Gemeentehuislocatie bevinden zich de bibliotheek, een oud postkantoor en parkeergelegenheden. Er is ook een Coop-supermarkt in het dorpscentrum.
2.5.
De Gemeente is voornemens om het dorpscentrum van Didam ingrijpend te wijzigen. Daartoe is het Masterplan Didam “De samenleving verandert” (hierna: “het Masterplan”) opgesteld. Het Masterplan van 18 maart 2016 luidt, voor zover relevant:
2.2 DOEL MASTERPLAN
Het Masterplan dient de visie weer te geven hoe we Didam in de toekomst aantrekkelijk houden als vestigingsplaats voor bewoners, ondernemers en recreanten.
Daarbij zijn door de gemeente de volgende uitgangspunten meegegeven bij het opstellen van het masterplan.
- Aantrekkelijk en verkeersluw centrum.
- Ondersteunend aan commerciële activiteiten ondernemers.
- Aantrekkelijk voor winkelend en uitgaand publiek.
(…)
4.2.4
WINKELS/SUPERMARKTEN
De huidige situaties
Momenteel liggen de supermarkten nog verspreid over Didam. (…) Bewoners en ondernemers geven aan juist meerwaarde te zien in de concentratie van supermarkten in het centrum. Dat biedt de mogelijkheid dat winkels in het centrum elkaar versterken. (…)
De voorgestelde situaties
Supermarkten en winkels concentreren we zoveel mogelijk in het centrum. (…) Voor de supermarkten zijn zelfs potentiële locaties genoemd. (…) Het oude gemeentehuis is ook als potentiele locatie opgemerkt. Twee supermarkten hebben daadwerkelijk ook plannen. (…)
6.2
RAADHUISPLEIN
(…)
De dynamiek nodigt supermarkten uit
De klankbordgroep benoemde het voormalig gemeentehuis al als potentiele supermarktlocatie. Dit sluit namelijk aan bij hun wens om de supermarkten geconcentreerd in het centrum te vestigen. Dit sluit ook aan bij de visie van de supermarkten. Een tweetal supermarkten is samen aan het bekijken hoe ze elkaar kunnen versterken. De supermarkten hebben goede ervaring met concentratievoordeel van een budgetsupermarkt met een supermarkt uit het hogere segment. Het idee is dat op de locatie van het oude gemeentehuis met aansluitend een supermarkt op de locatie nabij de kruising van de Hoofdstraat en Schoolstraat. De bebouwing van de bibliotheek en het voormalige postkantoor worden gesloopt ten behoeve van een voor beide supermarkten gecombineerd parkeerterrein. Bij de ontwikkeling van de Coöpsupermarkt dient aandacht te zijn voor de aanhaking met het monumentale deel van het oude gemeentehuis.(…)”
2.6.
Ter voorbereiding van het Masterplan is er een klankbordgroep in het leven geroepen, waaraan Groenstaete heeft deelgenomen.
2.7.
Medio 2016 heeft [eiser 1]. mondeling aan de Gemeente laten weten dat zij geïnteresseerd is in de Gemeentehuislocatie. De heer G. ten Have heeft daarover een gesprek gehad met een wethouder op 7 juli 2016. De Gemeente heeft [naam 1] toen doorverwezen naar Groenstaete met de mededeling dat de Gemeentehuislocatie niet solitair te koop is, maar onderdeel uitmaakt van de totale ontwikkeling van het Raadhuisplein. In het najaar van 2016 heeft [eiser 1]. ook met Groenstaete gesproken. Groenstaete heeft [eiser 1]. toen laten weten dat alleen de Coop-supermarkt de Gemeentehuislocatie mag intrekken.
2.8.
Op 18 juli 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser 1] en de wethouder grondzaken van de Gemeente, de heer [naam 3] Onderwerp van dit gesprek was de herontwikkeling van de Gemeentehuislocatie en de door [eiser 1]. gewenste verplaatsing van haar Albert Heijn-supermarkt naar het dorpscentrum van Didam. De Gemeente heeft [eiser 1]. toen weer doorverwezen naar Groenstaete.
2.9.
[eiser 1]. is bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een kort geding gestart tegen de Gemeente. Groenstaete is in deze procedure tussengekomen. Op 8 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan. [eiser 1]. is in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang. Op 18 januari 2019 is [eiser 1]. tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. De mondelinge behandeling bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vond plaats op 4 oktober 2019.
2.10.
Op 3 oktober 2019 hebben de Gemeente en Groenstaete een koopovereenkomst gesloten voor de overdracht van de Gemeentehuislocatie. De “Koopovereenkomst voormalige gemeentehuislocatie Didam e.o.” (hierna: de koopovereenkomst) vermeldt een koopprijs van € 1.345.000,00 k.k. Ook is er op 1 oktober 2019 een “Samenwerkingsovereenkomst Locatie voormalig gemeentehuis Didam e.o.” (hierna: de samenwerkingsovereenkomst) gesloten tussen de Gemeente en Groenstaete.
2.11.
Het opstalrecht van de Gemeentehuislocatie is in 2014 door [naam 4] gewaardeerd op € 7.141.134,88.
2.12.
Op 19 november 2019 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden arrest gewezen. De vorderingen van [eiser 1]. zijn daarbij afgewezen. Op 13 januari 2020 heeft [eiser 1]. beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest. Daarop was bij het wijzen van dit vonnis in incident nog niet beslist.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
In de hoofdzaak vordert [eiser 1]. dat de rechtbank bij vonnis, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht zal verklaren dat de Gemeente en/of Groenstaete onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiser 1].,
voor recht zal verklaren dat de koopovereenkomst en de samenwerkingsovereenkomst tussen de Gemeente en Groenstaete nietig zijn,
de Gemeente zal verbieden de Gemeentehuislocatie of een deel daarvan te verkopen en te leveren anders dan na het doorlopen van een voorafgaande openbare en non-discriminatoire biedingsprocedure welke minstens voldoet aan de volgende eisen:
i. alle geïnteresseerde partijen worden in de gelegenheid gesteld een bod uit te brengen op de Gemeentehuislocatie;
ii. alle geïnteresseerde partijen krijgen minstens dertig dagen tijd om een bod uit te brengen op de Gemeentehuislocatie;
iii. aan de bieder of het bod worden geen discriminatoire eisen gesteld;
iv. alle geïnteresseerde partijen krijgen exact dezelfde informatie en gunningsvoorwaarden toegezonden;
4. voor zover de Gemeentehuislocatie of een gedeelte daarvan verkocht of geleverd is aan Groenstaete, de Gemeente en Groenstaete hoofdelijk zal gebieden alle met de verkoop en levering gemoeide (rechts)handelingen ongedaan te maken binnen een termijn van vijf dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat de Gemeente of Groenstaete in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 5.000.000,00, en,
5. de Gemeente en Groenstaete hoofdelijk zal veroordelen tot het aan [eiser 1]. vergoeden van alle door het onrechtmatig handelen geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag,
6. de Gemeente en Groenstaete hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na betekening van het vonnis.
3.2.
[eiser 1]. is deze bodemprocedure gestart omdat zij meent dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een eindarrest heeft gewezen dat wezenlijk anders is dan het eindarrest dat zij zou hebben gewezen als zij de beschikking had gehad over alle relevante feiten die voor de beoordeling van het geschil van belang zijn. Dat komt onder meer doordat de Gemeente - door de koopovereenkomst pas op een zeer laat moment in de procedure in te brengen en het taxatierapport niet te overleggen - een inhoudelijk debat over haar handelen grotendeels heeft weten te ontwijken. Daarnaast kan het juridische geschil in deze bodemprocedure definitief beslecht worden met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad die medio volgend jaar komt.

4.Het geschil in het incident

4.1.
In het incident vordert [eiser 1]. dat de rechtbank bij vonnis, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Gemeente en Groenstaete zal bevelen inzage in of afgifte van de volgende documenten te verschaffen (als toegelicht in alinea 152 van de dagvaarding):
het taxatierapport voor de Gemeentehuislocatie, inclusief de opdrachtbevestiging en eerdere versies van het definitieve rapport,
de documenten, waaronder e-mails, memo’s, smsjes en appjes en (interne) correspondentie, die betrekking hebben op de selectiecriteria die door de Gemeente zijn gesteld voor de keuze voor Groenstaete,
de documenten die ten grondslag liggen aan de waardering van [naam 4] van de opstalwaarde van € 7,1 miljoen.
4.2.
Daarnaast vordert [eiser 1]. dat de rechtbank bij vonnis, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Gemeente en Groenstaete hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten van het incident, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na betekening van het vonnis.
4.3.
[eiser 1]. legt aan haar vorderingen, samengevat, ten grondslag dat er concreet aanvullend bewijsmateriaal is dat de vorderingen van [eiser 1]. in de hoofdzaak ondersteunt. Uit de correspondentie tussen de Gemeente en Groenstaete zal blijken dat zij nauw en bewust hebben samengewerkt om [eiser 1]. buiten te sluiten. Het taxatierapport is noodzakelijk voor het debat over de door de Gemeente verleende staatsteun. [eiser 1]. vordert inzage ter onderbouwing van haar stellingen en ter betwisting van de stellingen van de Gemeente. In de kortgedingprocedure heeft de Gemeente stellingen naar voren gebracht die haaks staan op de feiten die bekend zijn. [eiser 1]. beroept zich op de artikelen 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en 843a Rv.
4.4.
De Gemeente en Groenstaete voeren verweer.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Het Nederlandse recht kent geen algemene exhibitieplicht voor partijen, in die zin dat partijen jegens elkaar of ten opzichte van de rechter verplicht zijn en gedwongen kunnen worden tot het verschaffen van informatie en documenten. Een verplichting tot exhibitie moet dus voortvloeien uit een specifiek wetsartikel.
5.2.
Artikel 22 Rv geeft de rechter de discretionaire bevoegdheid om partijen te bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bescheiden over te leggen. Partijen kunnen aan deze bepaling niet ten opzichte van elkaar een vorderingsrecht tot exhibitie ontlenen, ook niet indien de rechter overeenkomstig het verzoek van een partij (in dit geval [eiser 1].) gebruik zou maken van de bevoegdheid die artikel 22 Rv hem geeft.
5.3.
Artikel 843a, eerste lid, Rv bepaalt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Aan de toewijsbaarheid van een dergelijke vordering verbindt het artikel derhalve vier cumulatieve voorwaarden: (1) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben en het moet gaan om (2) bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is, waarbij (4) degene van wie de bescheiden worden gevraagd deze te zijner beschikking of onder zijn berusting moet hebben. Degene die inzage in of afschrift van bescheiden wenst, zal moeten stellen dat aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van bescheiden waarvan de eiser slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen in de hoofdzaak.
5.4.
De rechtbank zal de door [eiser 1]. verlangde stukken achtereenvolgens bespreken tegen de achtergrond van het hiervoor weergegeven toetsingskader.
Taxatierapport voor de Gemeentehuislocatie, inclusief de opdrachtbevestiging en eerdere versies van het definitieve rapport
5.5.
De Gemeente heeft het definitieve taxatierapport van 17 juni 2019 bij haar conclusie van antwoord in incident overgelegd. Bij dat deel van haar vordering heeft [eiser 1]. daarom geen belang meer. [eiser 1]. heeft niet onderbouwd welk belang zij bij specifiek de opdrachtbevestiging en de eerdere versies van het rapport heeft. Het bestaan van een rechtmatig belang bij deze stukken wordt betwist door de Gemeente en Groenstaete, die stellen dat de opdrachtbevestiging en de eerdere versies van het taxatierapport geen informatie bevatten omtrent de waardering van de Gemeentehuislocatie die het definitieve taxatierapport niet bevat. In het licht van het voorgaande valt niet in te zien dat [eiser 1]. belang heeft bij overlegging van de opdrachtbevestiging en eerdere versies van het definitieve rapport. Bij gebreke van een rechtmatig belang zal dit onderdeel van de vordering daarom worden afgewezen. Onbesproken kan blijven of aan de overige vereisten van artikel 843a Rv is voldaan.
De documenten, waaronder e-mails, memo’s, smsjes en appjes en (interne) correspondentie, die betrekking hebben op de selectiecriteria die door de Gemeente zijn gesteld voor de keuze voor Groenstaete
5.6.
Uit de omschrijving in het petitum kan niet worden afgeleid in/van welke specifieke documenten en bescheiden [eiser 1]. inzage/afschrift wenst. In de dagvaarding worden door haar enkele stukken genoemd. Ten eerste het (beleids)stuk waarin de Gemeente objectieve selectiecriteria, die zij heeft gesteld ter onderbouwing van haar keuze voor Groenstaete, heeft vastgesteld of geëist. Ten tweede “
de stukken waarin de Gemeente overweegt om met Groenstaete de uiteindelijk tot stand gekomen samenwerking aan te gaan. Dat zijn alle stukken vanaf het eerste moment dat contact bestond over de deelname van Groenstaete aan de klankbordgroep in 2015 tot en met heden. (...) Smsjes en appjes zijn in de onderhavige context van belang nu overheden in de relevante periode smsjes en appjes pleegden te sturen om onder de Wet openbaarheid van bestuur uit te komen.”.
5.7.
De Gemeente betwist gemotiveerd dat de criteria om Groenstaete te selecteren zijn vastgelegd in een (beleids)stuk, anders dan de brief van de Gemeente aan Groenstaete die door [eiser 1]. in het geding is gebracht als productie 7. Groenstaete is naar eigen zeggen ook niet bekend met het bestaan van een dergelijk beleidsstuk. Gezien het voorgaande is niet komen vast te staan dat dit stuk bestaat en gaat de rechtbank ervan uit dat dit stuk niet bestaat. Daarom zal de vordering voor zover die betrekking heeft op dit (beleids)stuk worden afgewezen. Een partij kan niet op grond van 843a Rv worden veroordeeld tot het verstrekken van stukken die niet bestaan.
5.8.
Voor het overige heeft [eiser 1]. een algemene, uitgebreide omschrijving gegeven van de stukken waarin zij inzage wenst, zonder stukken specifiek te noemen of nader te omschrijven. Inzage in de stukken waarop [eiser 1]. het oog heeft, leidt gelet hierop tot een zogenaamde
fishing expeditionnaar nader bewijs. Daarvoor is artikel 843a Rv niet bedoeld (vgl. Hoge Raad 18 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BS1706). Er is daarom niet voldaan aan het tweede vereiste, te weten dat het moet gaan om voldoende bepaalde bescheiden. Alleen al hierom is ook dit onderdeel van de vordering niet toewijsbaar. Onbesproken kan dan ook blijven of aan de overige vereisten van artikel 843a Rv is voldaan.
5.9.
Overigens heeft de Gemeente bij haar incidentele conclusie van antwoord het besluit van het college van burgemeester en wethouders “Koop- en samenwerkingsovereenkomst voormalige gemeentehuislocatie Didam eo.” van 5 september 2019 overgelegd.
De documenten die ten grondslag liggen aan de waardering van [naam 4] van de opstalwaarde van € 7,1 miljoen
5.10.
Groenstaete stelt dat deze documenten, voor zover deze bestaan, niet in haar bezit zijn. Ook de Gemeente ontkent over onderliggende documenten te beschikken. [eiser 1]. voert niet gemotiveerd aan dat stukken die ten grondslag liggen aan de waardering van [naam 4] in het bezit van de Gemeente en Groenstaete zijn. De rechtbank heeft ook geen aanwijzingen dat de Gemeente en Groenstaete, naast de door de Gemeente als productie 3 overgelegde polisvoorwaarden en volledige Excelsheet (die kennelijk ziet op herbouwwaarden van de opstallen in eigendom van de Gemeente ten behoeve van de verzekeringspolis), over onderliggende documenten beschikken. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen, omdat de Gemeente en Groenstaete niet op grond van artikel 843a Rv kunnen worden veroordeeld tot het verstrekken van stukken die zij niet in hun bezit hebben.
Ten slotte
5.11.
De incidentele vordering van [eiser 1]. zal worden afgewezen.
5.12.
[eiser 1]. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. De proceskosten worden zowel aan de zijde van de Gemeente als Groenstaete vastgesteld op € 543,00 wegens salaris advocaat (1 punt × tarief € 543,00).

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
veroordeelt [eiser 1]. in de kosten van het incident, aan de zijde van de Gemeente vastgesteld op € 543,00,
6.3.
veroordeelt [eiser 1]. in de kosten van het incident, aan de zijde van Groenstaete vastgesteld op € 543,00,
6.4.
verklaart de veroordeling onder 6.3. uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
6.5.
bepaalt dat de hoofdzaak weer op de rol zal komen van
30 september 2020voor conclusie van antwoord,
6.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen en in het openbaar uitgesproken op
19 augustus 2020.
Ev/AP/MK