ECLI:NL:RBGEL:2020:4236

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
C/05/372825 FZ RK 20-1709
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en belang van aanwezigheid van behandelaar bij mondelinge behandeling in het kader van verplichte zorg

Op 13 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek late onset schizofrenie met milde psychotische symptomen. De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen. Tijdens deze behandeling zijn de betrokkene en haar advocaat gehoord, evenals een psychiater van GGNet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene afhankelijk is van medicatie, maar ambivalent staat tegenover het gebruik daarvan. Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, met de nadruk op het belang van de aanwezigheid van de vaste behandelaar bij toekomstige behandelingen. De rechtbank concludeert dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is, en dat voldaan is aan de criteria van de Wvggz.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: 372825 FZ RK 20-1709
Datum mondelinge uitspraak: 13 juli 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. O.C.A. Sandberg-Vaillant te Vorden.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 2 juli 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 13 juli 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
de heer [naam] , als psychiater verbonden aan GGNet.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet gehoord.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten betrokkene via beeldbellen te horen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een late onset schizofrenie met actueel milde psychotische symptomen.
Betrokkene is van 2002 tot 2017 ambulant in behandeling geweest bij GGNet. In maart 2017 is zij echter gestopt met haar medicatie en heeft daarna psychotische klachten ontwikkeld. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een korte onvrijwillige opname van half maart tot half april 2019 waarbij betrokkene opnieuw is ingesteld op een antipsychoticum via depot. Op dit moment krijgt betrokkene nog steeds depotmedicatie en gaat daarvoor maandelijks naar GGNet toe. Echter, zij ervaart bijwerkingen van de medicatie en heeft schaamte voor het feit dat zij onder behandeling is. De aanwezige psychiater heeft verklaard de gestelde diagnose te onderschrijven en dat deze van blijvende aard is. Dankzij medicatie kan betrokkene stabiel functioneren.
2.3.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt bij ontregeling tot ernstig nadeel, gelegen in:
ernstige psychische schade;
ernstige immateriële schade;
ernstige financiële schade;
maatschappelijke teloorgang;
het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
2.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden, heeft betrokkene zorg – met name medicatie - nodig.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene is afhankelijk van medicatie, maar staat zeer ambivalent tegenover medicatiegebruik. Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg bestaan uit:
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen, voor de maximale duur van zes maanden;
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, voor de maximale duur van zes maanden.
Er zijn op dit moment geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over een mogelijke afbouw van de huidige medicatie, zoals betrokkene wenst. Dit zou vanuit strategisch oogpunt een mogelijkheid zijn om de behandelrelatie te verbeteren, zo is te lezen in zowel de medische verklaring als de bevindingen van de geneesheer-directeur. De aanwezige psychiater heeft toegelicht dat een dergelijke beslissing bij de behandelend psychiater ligt in overleg met betrokkene, maar dat het kan zijn dat het risico van een ernstige ontregeling te groot is en daarmee niet in het belang van betrokkene. Daarnaast vergt het een aantal randvoorwaarden zoals de beschikbaarheid van een opnameplek als achtervang. Als de behandeld psychiater een dergelijke insteek al een optie vindt, dan vergt dit enige voorbereiding en is niet de verwachting dat hier op korte termijn mee gestart kan worden. De rechtbank constateert dan ook dat op dit moment geen alternatief voorhanden is voor de thans gevraagde vormen van verplichte zorg.
De rechtbank merkt op dat de vaste behandelaar van betrokkene zowel bij de vorige mondelinge behandeling als bij de huidige mondelinge behandeling niet aanwezig kon zijn. Bij beide behandelingen was het medicatiebeleid en de behandelrelatie onderwerp van discussie. De rechtbank verwacht dat dit bij een eventuele volgende mondelinge behandeling niet anders zal zijn en benadrukt het belang dat de behandelaar bij een volgende mondelinge behandeling zelf aanwezig kan zijn.
2.6.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden. Anders dan de advocaat naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding de termijn te verkorten tot drie maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.5. kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
12 januari 2021.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2020 door mr. M.G.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren, griffier, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 16 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.