Uitspraak
[verzoeker],
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift ontbinding op verzoek van werknemer ex artikel 7:671c BW, ingekomen ter griffie op 6 november 2019;
- het verweerschrift ex artikel 7:671c BW;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter zitting van 7 december 2019, waarbij door mr. Ribbers pleitnotities zijn overgelegd.
2.De vaststaande feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
werk af” en dat betekende in de praktijk een of meer uren later. Dit blijkt uit de door [verzoeker] overgelegde overzichten, waarvan de inhoud niet door [verweerder] is betwist. Deze voortdurende nachtdiensten en de duur ervan zijn ruimschoots in strijd met de Arbeidstijdenwet. Een te verwachten gevolg hiervan is dat de werknemers hiervan last ondervonden en bezwaar maakten tegen deze gang van zaken. [verzoeker] heeft dit geuit door tegenover [verweerder] te wijzen op de fysieke en mentale druk met risico’s voor de gezondheid en op de gevolgen hiervan in de privésfeer. [verweerder] heeft lange tijd niets veranderd aan het veel te zware werkschema. Oplossingen vond [verweerder] te kostbaar of leken volgens hem praktisch niet mogelijk. Het is echter de verantwoordelijkheid van de werkgever om in de bedrijfsvoering te zorgen voor behoorlijke werktijden en arbeidsomstandigheden binnen de wettelijke grenzen. Hij dient zich aan die regels te houden ter bescherming van de gezondheid van de betrokken werknemers. [verweerder] is daarin fors tekortgeschoten. Dat wordt niet anders doordat er werknemers zullen zijn die de nachttoeslag financieel interessant vinden.
toch maar voor wat minder geld in de maand een andere baan in de dagdienst gaat accepteren elders?” Hierbij is van belang dat er sinds de wegraking van [verzoeker] in 2015 sprake is van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, waarbij [verzoeker] steeds passend werk heeft verricht. Uit het advies om ander werk te zoeken valt af te leiden dat [verweerder] van [verzoeker] af wilde.
Het kan zo niet langer meer doorgaan [verzoeker] . Je ondermijnt ons mooie bedrijf. Ik stel voor dat we z.s.m. om tafel gaan om te bespreken hoe we uit elkaar gaan.
ontvangt [verzoeker] zijn rijbewijs niet terug uiterlijk op 17 oktober 2020, dan zal de arbeidsovereenkomst per 1 april 2022 eindigen (…). Er zal geen (transitie-) vergoeding worden betaald.”Dit is de derde keer dat [verzoeker] wordt voorgesteld dat, tenzij hij het rijbewijs tijdig terugkrijgt, de arbeidsovereenkomst zal eindigen, maar dan zonder enige (transitie)vergoeding. Een dergelijk voorstel past niet in de systematiek van het huidige ontslagrecht, dat wil zeggen dat van [verzoeker] redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat hij zou instemmen met een dergelijke regeling. Bij een beëindiging op initiatief van de werkgever hoort immers in beginsel betaling van de transitievergoeding. Zelfs nadat [verweerder] er op wordt gewezen dat dit een onacceptabele voorwaarde is, komt zij er op geen enkele manier op terug. Het verplaatsen van het ultimatum biedt uiteraard geen soelaas. Op een voorstel tot beëindiging met een transitievergoeding reageert [verweerder] niet meer. Wel roept [verweerder] zonder verdere vorm van overleg [verzoeker] , die zij hard nodig zegt te hebben, op om zijn nachtdiensten als ploegleider in de loods weer binnen vier dagen op te pakken. De voorwaarde van het eindigen van de arbeidsovereenkomst had helemaal niet in het voorstel horen te staan en al helemaal niet tegen dergelijke financiële condities. Hiermee biedt zij geen redelijk alternatief, heeft zij de zaak wederom onnodig op de spits gedreven. Het is onaanvaardbaar om op deze manier [verzoeker] , terwijl hij nog arbeidsongeschikt is, onder druk zetten om snel weer te komen werken in het oude wettelijk verboden werkschema. Deze aanpak van [verweerder] is ernstig verwijtbaar te achten.