Uitspraak
1.De procedure
2.De verdere beoordeling van het geschil
€ 204,38.
€ 48,40 worden toegewezen.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is de vraag aan de orde of de opvolgend huurder, [gedaagde], verplicht was om zelf aangebrachte voorzieningen, in dit geval laminaat, te verwijderen bij het einde van de huurovereenkomst met de stichting Thius. De procedure volgde op een tussenvonnis van 20 mei 2020, waarin reeds enkele kosten waren toegewezen. Thius vorderde de kosten van het verwijderen van het laminaat, maar de kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet verplicht was om het laminaat te verwijderen, omdat Thius geen partij was bij de overname-overeenkomst die deze verplichting zou kunnen inhouden. De kantonrechter stelde vast dat de verhuurder geen vordering kon instellen op basis van een overeenkomst waar hij geen partij in was. De kantonrechter oordeelde dat de foto’s die door Thius waren ingebracht, de situatie bij aanvang van de huurovereenkomst weergeven en dat deze foto’s als een beschrijving in de zin van artikel 7:224 lid 2 BW kunnen worden aangemerkt. De kantonrechter wees de vordering tot vergoeding van de kosten voor het verwijderen van het laminaat af, maar kende wel de kosten voor het afvoeren van afval toe, omdat deze kosten niet waren betwist. Daarnaast werd de wettelijke rente toegewezen vanaf het moment dat [gedaagde] in verzuim was, en de buitengerechtelijke incassokosten werden gedeeltelijk toegewezen. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Thius, vermeerderd met wettelijke rente, en werden de proceskosten gecompenseerd.