Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
naam: [verzoeker] , hierna: verzoeker,
De procedure
De beoordeling
bij uitsluitingbevoegd is een procespartij te veroordelen in de proceskosten van de andere partij.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker, die een vergoeding voor rechtsbijstand vroeg in verband met drie WAHV-procedures. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.A. Prins, had kosten gemaakt ter hoogte van € 2.547,08, vermeerderd met proceskosten. Het openbaar ministerie adviseerde om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de WAHV-procedure niet onder het bereik van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering valt. Vanwege de coronamaatregelen vond er geen mondelinge behandeling plaats en er werd niet meer gereageerd op het advies van het openbaar ministerie.
De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek op basis van artikel 530 Sv. De rechtbank stelde vast dat de kantonrechter bevoegd is om een procespartij te veroordelen in de proceskosten van de andere partij, maar dat dit verzoek gedaan moet worden voordat op het beroep wordt beslist. De rechtbank concludeerde dat de regeling van artikel 530 Sv, die specifiek voor strafzaken is geschreven, niet kan worden ingeroepen voor het verkrijgen van een kostenvergoeding in een WAHV-procedure. De rechtbank weigerde daarom iedere proceskostenveroordeling ten gunste van de verzoeker.