ECLI:NL:RBGEL:2020:4324

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
26 augustus 2020
Zaaknummer
20-216
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kostenvergoeding in WAHV-procedure afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker, die een vergoeding voor rechtsbijstand vroeg in verband met drie WAHV-procedures. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.A. Prins, had kosten gemaakt ter hoogte van € 2.547,08, vermeerderd met proceskosten. Het openbaar ministerie adviseerde om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de WAHV-procedure niet onder het bereik van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering valt. Vanwege de coronamaatregelen vond er geen mondelinge behandeling plaats en er werd niet meer gereageerd op het advies van het openbaar ministerie.

De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek op basis van artikel 530 Sv. De rechtbank stelde vast dat de kantonrechter bevoegd is om een procespartij te veroordelen in de proceskosten van de andere partij, maar dat dit verzoek gedaan moet worden voordat op het beroep wordt beslist. De rechtbank concludeerde dat de regeling van artikel 530 Sv, die specifiek voor strafzaken is geschreven, niet kan worden ingeroepen voor het verkrijgen van een kostenvergoeding in een WAHV-procedure. De rechtbank weigerde daarom iedere proceskostenveroordeling ten gunste van de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
WAHVnummer: 8087378 \ BR VERZ 19-384 \ 894-ER;
8087405 \ BR VERZ 19-385 \ 894-ER;
8087421 \ BR VERZ 19-386 \ 894-ER
Rechtbanknummer : 20-216, 20-217 en 20-218
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer naar aanleiding van het op 21 april 2020 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift, ex artikel 530 Wetboek van Strafvordering, van:

naam: [verzoeker] , hierna: verzoeker,

geboren op : [geboortedag] 1945
adres : [adres]
,
in deze woonplaats kiezende te ’s-Hertogenbosch aan de Havensingel 8 (5211TX) ten kantore van zijn advocaat mr. M.A. Prins, Kuijpers & Nillesen.

De procedure

Het verzoekschrift strekt tot verkrijging van een vergoeding voor de door verzoeker betaalde kosten van rechtsbijstand in drie door de kantonrechter te Nijmegen behandelde WAHV-procedures tot een bedrag van € 2.547,08, vermeerderd met de proceskosten van € 280,- dan wel € 550,-.
Het openbaar ministerie heeft geadviseerd verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren nu het betreft een Wahv procedure, die niet onder het bereik van art 530 Sv valt.
In verband met de Coronaperikelen heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens verzoeker is niet meer gereageerd op het advies van het openbaar ministerie.

De beoordeling

Aan verzoeker zijn in 2019 drie boetes opgelegd vanwege overtredingen die waren gepleegd met een auto waarvan het kenteken op zijn naam stond. Hij heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie en uiteindelijk bij de kantonrechter ex artikel 9 Wahv.
De kantonrechter in deze rechtbank heeft bij beslissingen van 3 maart 2020 in alle zaken aannemelijk geacht dat de overtredingen waren gepleegd tegen de wil van verzoeker als kentekenhouder (namelijk door een joyrider) en dat verzoeker dit niet had kunnen voorkomen. In alle zaken is het beroep gegrond geacht, is de beslissing waarvan beroep alsmede de initiële beslissing vernietigd en de terugbetaling van de gestelde zekerheid gelast. Daarbij is geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Daarom was overigens in de beroepschriften niet verzocht, voor zover vereist.
Artikel 13 Wahv bepaalt: “De kantonrechter is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.” Vervolgens zijn de artikelen 7:15 leden 2 t/m 4 en 7:28, tweede, vierde en vijfde lid Awb van overeenkomstige toepassing verklaard.
Art. 7.28 Awb tweede lid luidt: “De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In dat geval stelt het beroepsorgaan de vergoeding vast die het bestuursorgaan verschuldigd is.”
En het vierde lid: “4 Het verzoek wordt gedaan voordat het beroepsorgaan op het beroep heeft beslist. Het beroepsorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het beroep.”
Uit dit samenstel van bepalingen kan het volgende worden afgeleid:
- degene die beroep instelt tegen een ingevolge de Wahv opgelegde sanctie, dient daarbij te verzoeken om een kostenveroordeling;
- dat verzoek moet worden gedaan voordat op het beroep wordt beslist;
- dat de kantonrechter
bij uitsluitingbevoegd is een procespartij te veroordelen in de proceskosten van de andere partij.
Hieruit volgt dat de regeling van artikel 530 Sv, die geschreven is voor strafzaken, niet kan worden ingeroepen voor het verkrijgen van een kostenvergoeding voor een procedure ingevolge de Wahv. Een advocaat van een gerenommeerd kantoor als het onderhavige had dat mogen en moeten weten.

De beslissing

Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn op artikel 530 Sv gegrond verzoek.
Weigert iedere proceskostenveroordeling ten gunste van verzoeker.
Aldus gegeven in raadkamer door mr. F.J.H. Hovens, in tegenwoordigheid van E.A. Clever, griffier, en uitgesproken in openbare raadkamer van 5 augustus 2020.
De griffier is buiten staat te ondertekenen