ECLI:NL:RBGEL:2020:440

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3497
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsvermogen in het kader van Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die lijdt aan een bindweefsel-aandoening (Mixed Connective Tissue Disease), en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een Wajong-uitkering aangevraagd, maar haar aanvraag werd op 5 december 2017 afgewezen. Het UWV stelde dat eiseres op de datum van verlies van arbeidsvermogen, 22 maart 2017, niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het UWV onvoldoende had onderzocht of zij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom het van mening was dat de arbeidsmogelijkheden van eiseres niet duurzaam ontbraken. De verzekeringsarts had onvoldoende rekening gehouden met de medische situatie van eiseres en de mogelijke impact van haar aandoening op haar arbeidsvermogen. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet had voldaan aan de zorgvuldigheidseisen die gelden voor de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen.

De rechtbank heeft het bestreden besluit van het UWV vernietigd en geoordeeld dat eiseres recht heeft op een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht tot 1 september 2017. Tevens heeft de rechtbank de proceskosten van eiseres toegewezen en het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en onderbouwde beoordeling van de medische situatie van de aanvrager in het kader van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/3497

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. van den Os),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot toekenning van een Wajong-uitkering afgewezen.
Bij besluit van 15 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. L. Smid.

Overwegingen

1.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.2.
Eiseres is geboren op [geboortedatum]. Eiseres is bekend met een bindweefsel-aandoening, Mixed Connective Tissue Disease (MCTD). Dit is een auto-immuunziekte. Daarnaast is eiseres bekend met (onder meer) de ziekte van Raynaud, het syndroom van Tietze, hypermobiliteit, artritis en chronische hyperventilatie, depressies en recidiverende pericarditis. Vanwege de pericarditis en het syndroom van Tietze is eiseres in 2011 meerdere keren (langdurig) in het ziekenhuis opgenomen en verpleegd.
Eiseres is aangewezen op het (dagelijks) gebruik van medicatie, zoals azathioprine (onderdrukt de lichaamsafweer en remt ontstekingen), prednisolon (wordt vooral gebruikt bij ernstige ontstekingen), etorocoxib (stilt pijn, remt ontstekingen en verlaagt koorts) en vitamine D.
1.3.
Van september 2008 tot juni 2013 heeft eiseres haar middelbare schoolopleiding gevolgd aan het Olympus College te Arnhem. Aansluitend heeft zij van september 2013 tot juli 2014 de MBO-opleiding tot verpleegkundige gevolgd, maar niet afgerond. Van oktober 2015 tot eind 2016 heeft eiseres leer- en werkervaring opgedaan in Frankrijk. Daarnaast is zij per 27 februari 2016 begonnen met de (deeltijd)opleiding Doktersassistent (MBO niveau 4) bij Scheidegger. Ze heeft de opleiding niet afgerond.
1.4.
Op 18 augustus 2017 heeft eiseres een Wajong-uitkering bij verweerder aangevraagd.
In het kader van die aanvraag heeft de verzekeringsarts M. van Oostrom informatie opgevraagd bij de reumatoloog dr. K. Bevers.
De reumatoloog heeft de verzekeringsarts in de brief van 6 november 2017 onder meer bericht dat het nog vrij lastig is om een goede uitspraak te doen over de prognose van deze aandoening en dat MCTD een zeer wisselend verloop kent. Ze geeft verder aan dat het vooralsnog vrij lastig is gebleken dat aandoening afdoende te behandelen en dat de systemische symptomen inderdaad het algemeen dagelijks functioneren belemmeren.
1.5.
Daarop heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2.1.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat
eiseres per 22 maart 2017 (datum verlies arbeidsvermogen) niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering omdat op die datum weliswaar het arbeidsvermogen ontbreekt, maar dat het ontbreken van het arbeidsvermogen niet duurzaam wordt geacht.
2.2.
Aan het besluit liggen het rapport van 21 november 2017 van de verzekeringsarts
M. van Oostrom en het rapport van 17 april 2018 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep J.K. van Essen ten grondslag.
De verzekeringsarts M. van Oostrom heeft – zakelijk weergegeven – overwogen dat bij eiseres op het moment van de medische beoordeling op medische gronden geen arbeidsvermogen bestaat, maar dat deze ongeschiktheid niet duurzaam is, omdat er sprake is van recent gewijzigde behandeling, die een positief/stabiliserend effect kan hebben op de medische situatie en de aandoening uiteindelijk een mild beloop kan hebben. Ze verwacht dat de medische situatie op lange termijn zal verbeteren/stabiliseren, dat de functionele mogelijkheden op lange termijn zullen toenemen/stabiliseren en dat er blijvende fysieke beperkingen zijn.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij zijn onderzoek de bevindingen van de verzekeringsarts, de brief van 14 december 2016 van dr. K. Bevers en de brief van 3 april 2017 van ANIOS cardioloog G. Turgut en cardioloog G. Pop betrokken. Voorts heeft hij de gegevens die zijn verkregen bij het onderzoek betrokken. Hij heeft in zijn rapportage opgenomen dat eiseres naast de (medicatie) controle door de reumatoloog 2 keer per week fysiotherapie en 1 keer per werk craniosacraal therapie heeft. Van Essen heeft verder overwogen dat er sinds 22 maart 2017 inderdaad geen arbeidsvermogen bij eiseres bestaat en dat er inderdaad ook sprake is van sterk wisselende mogelijkheden.
Voorts heeft Van Essen overwogen dat bij het vaststellen van de duurzaamheid van de beperkingen de verzekeringsarts vaststelt of er sprake is van een progressief ziektebeeld.
Zo ja, dan ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. Progressie van het ziektebeeld van eiseres is, gelet op MCTD, niet evident aan de orde.
Het ziektebeeld kan uit zichzelf verslechteren, verbeteren of stabiel blijven, wel is het zo dat MCTD nu nog niet te genezen is. Er is geen standaard behandeling, zo vervolgt hij, om deze aandoening gepaard gaat met een combinatie van symptomen. Normaal gesproken is het verloop van MCTD
gunstigwanneer de patiënt goed wordt behandeld.
Er zijn bij eiseres geen aanwijzingen dat bij haar sprake is van een duidelijk progressief beeld noch zijn er aanwijzingen dat er nu gesproken kan worden van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden, aldus Van Essen. Ook het syndroom van Tietze, dat eerder bij eiseres is vastgesteld, is in principe goed te behandelen.
3.1.
Eiseres heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verweerder de beoordeling van (het al dan niet ontbreken van) de duurzaamheid niet zorgvuldig heeft verricht.
De verzekeringsarts Van Oostrom heeft zich niet alleen onbehoorlijk uitgelaten in de richting van eiseres (en haar moeder), maar heeft zich ook onvoldoende voorbereid op het onderzoek van eiseres. Van Oostrom heeft zich een onvoldoende medisch beeld gevormd van de ziekte van eiseres en de beperkingen die eiseres daardoor ervaart in het dagelijks leven.
De beoordeling heeft niet plaatsgevonden volgens het beoordelingskader, zoals dat is neergelegd en uitgewerkt in het SMBA en het Compendium, en vindt geen basis in een concrete deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden per de datum in geding.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft nagelaten concreet te onderzoeken welke concrete behandelingen voor eiseres bestaan, wat deze behandelingen inhouden, of deze concrete behandelingen ook door eiseres gevolgd kunnen worden, en zo ja op welke wijze deze behandelingen van invloed zijn op de beperkingen en mogelijkheden van eiseres, en met welke concrete resultaten op de mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid, de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling en de mogelijkheden tot toename van bekwaamheden van eiseres.
Bovendien heeft er geen kenbaar overleg plaatsgevonden tussen de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) en de arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) over de vraag of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt, terwijl het stappenplan dat volgt uit het SMBA daartoe wel noopt.
3.2.
Daarnaast volgt uit het medisch onderzoek, dat op 5 maart 2019 is verricht door professor dr. L.B.A. van de Putte (reumatoloog), dat – samengevat – momenteel met de huidige behandeling het proces vrij rustig lijkt, al zijn er persisterende klachten van pijnlijke gewrichten, spieren en vermoeidheid. Ondanks adequate immunosuppressieve behandeling zijn er recidiverende episoden van pericarditis geweest.
De morbiditeit van MCTD is behoorlijk hoog. De kwaliteit van leven kan duidelijk verminderd zijn ten gevolge van een aantal factoren, waaronder terugkerende spier- en gewrichtspijn, lage energieniveaus en stress om te moeten leven met een potentieel chronische aandoening. De aandoening kan gepaard worden met opvlammingen van polymyositis, pericarditis, pleuritis en myocarditis, die gebruikelijkerwijs behandeld worden met hoge doses corticosteroïden. Andere problemen zijn het last hebben van ernstig fenomeen van Raynaud en recidiverende artritis. De ziekte is in principe niet te genezen, waardoor in veel chronische behandeling nodig is. Een aantal symptomen is echter niet gevoelig voor behandeling met corticosteroïden.
Bij eiseres is, aldus Van de Putte, vooralsnog geen sprake van belangrijke risicofactoren voor een ernstig beloop bij het ziekteproces.
Er zijn echter wel blijvende danwel terugkerende klachten en symptomen zoals het fenomeen van Raynaud, recidiverende pericarditis en artritis, en is er een uitgebreid pijnsyndroom.
Hoewel het pas in 2016 bij eiseres is gediagnosticeerd, kan worden gezegd dat vanaf die tijd tot op de dag van vandaag er een significante medicatiebehoefte is geweest in de zin van immunosuppressieve behandeling. Het beloop en de huidige klachten doen vermoeden dat er een duidelijke medicatiebehoefte zal blijven bestaan en dat er een reële mogelijkheid is van opflakkeringen ondanks deze behandeling.
De medisch deskundige heeft zich daarbij gebaseerd op eigen onderzoek van eiseres en medische informatie van de behandelaars, waaronder de brief van 20 december 2018 van reumatoloog K. Bevers, de brief van 11 juli 2018 van de huisarts J. Leenders en de medische brieven uit het dossier van de huisarts.
4.1.
Verweerder heeft in beroep een aanvullende rapportage van 12 juni 2019 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep J.K. van Essen overgelegd.
Hij heeft, voor zover van belang, naar voren gebracht dat het van meet af aan duidelijk is dat eiseres beperkingen zal ondervinden maar dat dit nog niet betekent dat eiseres in de toekomst geen arbeidsvermogen (volgens de vier te toetsen items) zal kunnen ontwikkelen. Het is hem echter niet duidelijk of de eigen medisch deskundige van eiseres nu vindt dat eiseres sterk wisselende mogelijkheden zal blijven ondervinden, waardoor zij nimmer arbeidsvermogen zal kunnen ontwikkelen, en of dat in 2017 ook al duidelijk was.
4.2.
Met het oog op de zitting van 2 oktober 2019 heeft verweerder een eerst op 27 september 2019 door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep E.T.J. van de Pavert opgemaakte rapportage aan de rechtbank toegezonden. Het rapport is op 30 september 2019 door de rechtbank ontvangen.
Zij heeft – samengevat – overwogen dat eiseres in de toekomst mogelijk werknemers-vaardigheden heeft en kan dan een taak verrichten. Het ontbreken van arbeidsvermogen is dan ook niet duurzaam te achten.
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.2.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong 2015 is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Op grond van het vierde lid wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. Op grond van het zesde lid wordt de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
5.3.
Voor het recht op uitkering op grond van de Wajong 2015 moet verweerder dus beoordelen of eiseres aan (ten minste) een van de vier in het eerste lid van artikel 1a van het Schattingsbesluit genoemde voorwaarden voldoet. Is dat het geval dan moet verweerder beoordelen of deze situatie duurzaam is als bedoeld in artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong 2015. Nadere regels als bedoeld in artikel 1a, derde lid, van het Schattingsbesluit – ter beoordeling van de vraag of de betrokkene aan een van de vier in het eerste lid genoemde voorwaarden voldoet – zijn niet gesteld.
Volgens de nota van toelichting bij het Besluit van 8 oktober 2014 (p. 5 e.v.) staat de term ‘mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ gelijk aan het begrip ‘arbeidsvermogen’. Arbeidsvermogen is het vermogen van een individu om doelgerichte handelingen in een arbeidsorganisatie te verrichten die resulteren in producten of diensten die een economische waarde hebben, waarmee wordt bedoeld dat een werkgever bereid is loon te betalen voor een verrichte taak. Verder blijkt uit de nota van toelichting bij het Besluit van 8 oktober 2014 dat het duurzaam niet hebben van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie betekent dat de mogelijkheden noch door medisch herstel noch door training (bijvoorbeeld scholing) kunnen verbeteren.
5.4.
Verweerder heeft ten behoeve van de beoordeling van het arbeidsvermogen de methode sociaal-medische beoordeling van arbeidsvermogen (SMBA) ontwikkeld, waarmee het arbeidsvermogen van de betrokkene kan worden geanalyseerd. Voor het toepassen van de methode SMBA heeft verweerder het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) vastgesteld. In het Compendium is de toelichting op de vier voorwaarden en de wijze waarop verweerder deze voorwaarden toetst in aparte hoofdstukken uitgewerkt. In Bijlage 1 van het Compendium wordt het begrip duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen behandeld en is een beoordelingskader opgenomen. Het doel van het beoordelingskader is het geven van criteria voor het beoordelen van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen ten behoeve van beoordelingen voor de Wajong 2015. Volgens de inleiding is het beoordelingskader een hulpmiddel voor de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige om te kunnen bepalen of er al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
5.5.
In het beoordelingskader is het volgende stappenplan opgenomen:
Stap 1 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of er sprake is van een progressief ziektebeeld.
Als het antwoord bevestigend is, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 2 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of de situatie van cliënt aan beide volgende voorwaarden voldoet:
- er is sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden;
- de aandoening is zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht.
Als aan deze beide voorwaarden wordt voldaan, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 3 - voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige samen:
De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige stellen in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt. De beoordeling is afgerond.
5.6.
Volgens het beoordelingskader spreekt de verzekeringsarts zich uit over de ontwikkeling van de mogelijkheden van betrokkene, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment waarop de beoordeling betrekking heeft. Voor zover de verzekeringsarts, overeenkomstig het stappenplan, niet zelfstandig over het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen kan besluiten, spreken verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zich gezamenlijk uit over de te verwachten ontwikkeling van betrokkene en of die al dan niet tot arbeidsvermogen kan leiden.
5.7.
In dit geschil moet worden getoetst of verweerder met toepassing van de methode SMBA, de daarbij ondersteunende systemen en de in het Compendium opgenomen werkinstructie in de voorliggende zaak voldoende invulling heeft gegeven aan artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en of de gehanteerde werkwijze heeft gevoerd tot een resultaat dat de toetsing aan de artikelen 3:46 en 7:12 van de Awb kan doorstaan. Het gaat daarbij steeds om een volle toetsing van de besluitvorming.
5.8.
Bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat het om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiseres aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van eiseres op de datum in geding
.In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven.
5.9.
Tussen partijen is in geschil of de beperking van de belastbaarheid van eiseres en het ontbreken van het arbeidsvermogen (vanaf 2 maart 2017) duurzaam is.
5.10.
De rechtbank overweegt dat gelet op het door verweerder zelf ontwikkelde beoordelingskader, de verzekeringsarts bezwaar en beroep J.K. van Essen in de medische rapportage van 17 april 2018 slechts heeft opgemerkt dat in beginsel behandeling mogelijk is van MCTD en het syndroom van Tietze. Van Essen heeft echter niet concreet aangegeven welke resultaten van deze behandeling mag worden verwacht. De inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling is dus enkel gebaseerd op de mogelijkheid tot het volgen van een medische behandeling zonder dat onderbouwd is welk resultaat daarvan voor eiseres kan worden verwacht en zo ja, op welke termijn. Deze concrete en deugdelijke onderbouwing ontbreekt.
Gelet op de – bij verweerder bekend geachte - rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep alsook deze rechtbank had het op de weg van verweerder om deze onderbouwing in bezwaar en uiterlijk in beroep te geven.
De slotsom is dan ook dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd.
Terzijde merkt de rechtbank op dat verweerder al in de brief van 26 juni 2019 heeft onderkend dat een arbeidsdeskundige beoordeling in deze ontbreekt. Van verweerder had dan ook verwacht mogen worden dat deze beoordeling tijdig, dat wil zeggen: uiterlijk 10 werkdagen, voor de zitting zou zijn overgelegd. Verweerder heeft dit nagelaten. Het rapport is pas op 30 september 2019, twee dagen voor de zitting, ontvangen. Verweerder heeft eiseres daarmee in haar processuele belangen geschaad.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het primaire besluit wordt herroepen.
7. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtbank niet de verwachting heeft dat (de verzekeringsartsen van) verweerder zelf in staat is (zijn) om tot een juiste (medische) beoordeling en motivering te komen. Aan eiseres zal alsnog per 1 september 2017, de datum waarop verweerder de aanvraag van eiseres heeft ontvangen, een Wajong-uitkering worden toegekend.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt
.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
De kosten voor de door eiseres ingeschakelde deskundige professor dr. L.B.A. van de Putte zullen worden toegewezen voor een bedrag van € 2.500,- inclusief btw. De rechtbank acht het redelijk dat deze kosten zijn gemaakt en acht de kosten op zichzelf ook redelijk. Nu Van de Putte, volgens het door hem gebruikte briefpapier, is verbonden aan Dekkerswald valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom de in rekening gebrachte reistijd, kilometers en kosten gebruik Dekkerswald verschuldigd zouden zijn. Ook het aantal uren voor secretariële werkzaamheden komt de rechtbank buitensporig hoog voor, temeer nu er door Van de Putte zelf ook kosten in rekening zijn gebracht voor het optellen van het rapport en het doorvoeren van correcties, zodat de rechtbank daarop een bedrag van € 494,75 inclusief 21% btw in mindering heeft gebracht.
De kosten voor het opvragen van medische informatie bij de reumatoloog en de huisarts zal de rechtbank eveneens toewijzen, in totaal een bedrag van € 138,75.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 5 december 2017;
- bepaalt dat aan eiseres met ingang van 1 september 2017 een Wajong-uitkering zal worden toegekend;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht groot € 46,- aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 3.688,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. K.V. van Weert, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.