ECLI:NL:RBGEL:2020:452

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
19-881
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen sanctie opgelegd voor verkeersvoorschriften in Arnhem

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Het beroep was ingesteld door de betrokkene, die een sanctie had ontvangen voor het niet aangeven van richting bij het afslaan met zijn voertuig op 5 februari 2019 in Arnhem. De kantonrechter overwoog dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten en omstandigheden zijn die aan de juistheid van de verklaring twijfelen. In dit geval bleek er een tegenstrijdigheid te zijn tussen de inhoud van het proces-verbaal en het zaakoverzicht van het CJIB, wat leidde tot onduidelijkheid over de verweten gedraging. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden beslissing en de inleidende beschikking, en veroordeelde de officier van justitie in de proceskosten van de betrokkene, begroot op € 393,75. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en consistente bewijsvoering in verkeerszaken.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8187222 \ BR VERZ 19-881 \ 814
cjib-nr / registratienr [CJIB-nummer] / [nummer]
zitting van 10 januari 2020
beslissing inzake Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van

[betrokkene]

wonende te [adres]
betrokkene
gemachtigde mr. [gemachtigde]
tegen

de officier van justitie

Gronden voor de beslissing:

Het beroep is tijdig ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie met bovenvermeld CJIB nummer.
Aan betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd vanwege het, met het voertuig met kenteken [kenteken 1] , afslaan zonder richting aan te geven, op 5 februari 2019 om 13.30 uur, te Arnhem, Nijmeegseweg.
De kantonrechter overweegt als volgt.
In Wahv-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB, in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring in het zaakoverzicht dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
(Gerechtshof Leeuwarden 21-04-2008, ECLI:NL:GHLEE:2008:BD5658).
Hierin verklaart de verbalisant dat de overtreding zou zijn begaan op de Nijmeegseweg in Arnhem en hij zag dat de bestuurder meerdere keren geen richting aangaf bij het afslaan. Naar aanleiding van deze constatering is aan betrokkene een sanctie opgelegd voor afslaan zonder richting aan te geven, feitcode R346.
Op verzoek van de officier van justitie is door de verbalisant op 22 maart 2019 nog een proces-verbaal opgesteld. Hierin verklaart de verbalisant onder meer dat hij niet meer weet ter hoogte van welke hectometerpaal of pand de betrokkene geen richting aangaf en dat betrokkene meermaals geen richting aangaf bij het wisselen van rijstrook.
De kantonrechter is van oordeel dat de inhoud van het proces-verbaal en de inhoud van het zaakoverzicht met elkaar in tegenspraak lijken te zijn voor wat betreft de aard van de geconstateerde overtreding. In het proces-verbaal wordt immers uitgegaan van het wisselen van rijstrook zonder richting aan te geven (feitcode R517), waar het zaakoverzicht van feitcode R346 uitgaat.
In de gegeven omstandigheden is onduidelijk welk verwijt betrokkene wordt gemaakt.
Nu het proces-verbaal niet verduidelijkt dat is beoogd om een betrokkene een boete op grond van een andere feitcode op te leggen, is er twijfel of de verweten gedraging is begaan. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
Er zijn termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De kantonrechter kent voor het beroepschrift tegen de inleidende beschikking, een hoorzitting en het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie punten toe met een wegingsfactor van 0.25 (zeer licht). De officier van justitie zal derhalve worden veroordeeld in de kosten tot een bedrag van
€ 393,75 (3 punten x € 525,- x 0,25).
Er bestaat geen aanleiding om extra punten toe te kennen voor de administratieve beroepsfase. De omstandigheid dat betrokkene in die fase gebruik heeft gemaakt van twee gemachtigden, die elk afzonderlijk beroep hebben ingesteld, maakt niet dat daarmee sprake is van extra kosten die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken.
Er zal daarom als volgt worden beslist.

Beslissing

De kantonrechter:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de bestreden beslissing en de inleidende beschikking;
-bepaalt dat de gestelde zekerheid aan betrokkene wordt terugbetaald;
-veroordeelt de officier van justitie in de proceskosten van betrokkene, begroot op € 393,75 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. G.W.B. Heijmans, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. het beroepschrift niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift dient schriftelijk te worden ingediend bij de rechtbank Gelderland, Team strafrecht, Mulderzaken, kamer H.1.100, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem en dient door degene die beroep heeft ingesteld, of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend. Beroepschriften die per e-mail worden ingediend, kunnen gezien de wettelijke regeling niet in behandeling worden genomen.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Een afschrift van deze uitspraak is aan betrokkene en de officier van justitie verzonden op: