ECLI:NL:RBGEL:2020:454

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 6370
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning Wajong-uitkering aan eiser met verstandelijke beperking en dyspraxie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die lijdt aan een verstandelijke beperking en dyspraxie, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die eerder was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd op welke wijze eiser de ontbrekende basale werknemersvaardigheden zou kunnen ontwikkelen. De rechtbank concludeerde dat eiser, gezien zijn beperkingen en de noodzaak van constante begeleiding, niet in staat was om zelfstandig arbeid te verrichten die een economische waarde heeft. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder en kende eiser met terugwerkende kracht een Wajong-uitkering toe, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor arbeidsparticipatie zoals vastgesteld in de Wajong 2015. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige onvoldoende rekening hadden gehouden met de beperkingen van eiser en dat de conclusie dat hij arbeidsvermogen had, niet houdbaar was. De rechtbank stelde vast dat eiser, gezien zijn situatie, niet in staat was om zelfstandig te functioneren in een arbeidsorganisatie, en dat dagbesteding met begeleiding het hoogst haalbare voor hem was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/6370

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. E. Schriemer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Zwolle, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de (herhaalde) aanvraag van eiser tot toekenning van een Wajong-uitkering afgewezen.
Bij besluit van 29 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde J. van Dalfsen.
Vervolgens is het onderzoek op 14 mei 2019 heropend en heeft de rechtbank twee deskundigen, M. Wolff – van der Ven, als verzekeringsarts verbonden aan Ergatis, en
W. de Hoop, als arbeidsdeskundige verbonden aan Eijkenaar & De Hoop Arbeidsdeskundige Expertise, benoemd ter beantwoording van vragen van de rechtbank.
Wolff – van der Ven heeft op 11 september 2019 haar rapportage uitgebracht en De Hoop op 20 november 2019.
Daarna hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep J. Relyveld (op 11 december 2019) en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Z. Eggink (op 18 december 2019) namens verweerder gereageerd op het deskundigenonderzoek. Eiser heeft op 5 januari 2020 gereageerd.
Partijen hebben vervolgens desgevraagd de rechtbank bericht geen behoefte te hebben aan een nadere zitting, waarna het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

1.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.2.
Eiser is geboren op [geboortedatum]. Eiser heeft een verstandelijke beperking. Daarnaast is eiser bekend met dyspraxie, diplegie en doorgezakte voeten.
Zijn moeder en zijn zus hebben ook (fysieke en mentale) beperkingen.
1.3.
Op 26 augustus 2010 heeft [naam], psychodiagnostisch werker, onder supervisie van [naam], orthopedagoog, psychologisch onderzoek verricht bij eiser.
Beiden zijn verbonden aan De Wingerd (protestantschristelijke school voor Speciaal Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs).
1.4.
Op 24 november 2014 is er onderzoek gedaan door G. Bosch en G.J. Hannink, orthopedagoog generalist. Beiden zijn verbonden aan De Wingerd . De conclusie van dit onderzoek komt er – samengevat – op neer dat de algehele cognitieve capaciteiten van eiser op zeer moeilijk lerend niveau liggen. Op de totale intelligentie scoort eiser een IQ van 64.
1.5.
Van maart 2016 tot september 2016 heeft eiser stage gelopen bij [bedrijf] (een werk- en dagbestedingslocatie van stichting Philadelphia) in [woonplaats]. Daarnaast heeft eiser van april 2016 tot september 2016 stage gelopen bij het [bedrijf] in [woonplaats], dat eveneens als dagbestedingslocatie is verbonden aan de stichting Philadelphia.
In het stageverslag van het [bedrijf] is als nieuw doel opgenomen dat eiser leert om bij de afwerking nauwkeurig te werken en dat een aandachtspunt blijft. Bij ‘Houding/aandacht’ wordt opgemerkt dat eiser graag iets voor een ander doet maar het liefst voor zichzelf blijft werken. De stagebegeleider merkt voorts nog op dat eiser te snel werkt aan een opdracht. Overleg is dan belangrijk, voordat het ‘fout’ gaat. Het is dan van belang om dit rustig met hem te bespreken, anders krijgt eiser de indruk dat hij het niet goed heeft gedaan en dat kan bij eiser binnenkomen als een ‘afwijzing’.
In het stageverslag van [bedrijf] is als nieuw doel opgenomen dat eiser bij de taak kan blijven die hem wordt opdragen. Bij ‘Houding/aandacht’ is door de stagebegeleider nog opgemerkt dat het afhankelijk is van de persoon of eiser met een ander een taak kan doen en dat er op zijn werkdag altijd 1 vast persoon aanwezig is. Voorts merkt de stagebegeleider nog op dat het van belang is dat de taken (van eiser) meer worden begrensd.
1.6.
Op 13 oktober 2016 heeft eiser een Aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen bij verweerder gedaan.
1.7.
Voor het schooljaar 2016/2017 is er op 12 januari 2017 een tussenevaluatie gemaakt. In de tussenevaluatie staat – voor zover van belang – het volgende.
(…) Het spelniveau van [eiser] is van een 4/5 jarige die nauwelijks zonder enige begeleiding met andere leerlingen kan samenspelen. (…) Alleen als ik [eiser] veiligheid en duidelijkheid biedt, kan hij zich met hulp van de spelbegeleider houden aan spelafspraken. (…)
1.8.
Op 31 januari 2017 is door het CIZ aan eiser de (Wlz-)indicatie VG Wonen met begeleiding en verzorging (omvang: 24-uurszorg) voor onbepaalde tijd toegekend. Uit het document Toewijzing zorg van 6 september 2017, dat bij dit besluit hoort, volgt dat eiser op bijna alle terreinen van sociale redzaamheid (zoals problemen oplossen, besluiten nemen en gevolgen inschatten, initiëren en uitvoeren van dagelijkse taken, dagelijkse routine regelen: structuur in dagindeling en communicatie) de indicatie ‘kan dit slechts met veel moeite/iemand anders moet helpen’ heeft.
1.9.
Na onderzoek door de verzekeringsarts Waanders en de arbeidsdeskundige Daniels heeft verweerder in zijn besluit van 3 maart 2017 geconcludeerd dat eiser over arbeidsvermogen beschikt en is de aanvraag tot toekenning van een Wajong-uitkering afgewezen. Aan het besluit liggen de rapporten van 13 februari 2017 van de verzekeringsarts
J.G. Waanders en van 2 maart 2017 van de arbeidsdeskundige G. Daniels ten grondslag.
De verzekeringsarts Waanders overweegt dat er sprake is van beperkingen als een rechtstreeks gevolg van ziekte/gebrek. Er is bij eiser een stoornis op het gebied van intellectuele functies. Eiser heeft beperkingen in mentaal (waaronder het zelfstandig ondernemen van een enkelvoudige of meervoudige taak, het ontwikkelen van vaardigheden, omgaan met stress en andere mentale eisen zoals het omgaan met veranderingen of (personeels)wisselingen, omgaan met nieuwe dingen) en sociaal opzicht. Eiser is, volgens haar, wel tenminste vier uur per dag belastbaar en kan wel aaneengesloten werken gedurende tenminste een periode van een uur.
De arbeidsdeskundige Daniels overweegt dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt omdat hij in de praktijk laat zien dat dat hij een taak kan aanleren, hij iets kan onthouden en hij in de praktijk laat zien dat hij op tijd een afspraak kan nakomen.
Verder overweegt zij dat eiser in staat is tot het uitvoeren van een taak, te weten schoffelen (nummer 0101 versiedatum 13-1-2016). Nu eiser aan alle vier de te toetsen criteria voldoet, beschikt hij over arbeidsvermogen, aldus de arbeidsdeskundige.
1.10.
Op 10 juni 2017 heeft de mentor en bewindvoerder van eiser, [naam], bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 maart 2017. De bewindvoerder heeft daarbij onder meer gewezen op het feit dat de begeleider van eiser, mevrouw [naam] van Stichting MEE Veluwe, zowel bij de verzekeringsarts als bij de arbeidsdeskundige erop heeft gewezen dat eiser zaken positiever (rooskleuriger) inschat dan de werkelijkheid en dat het voor een zuivere beoordeling nodig is met de stagebegeleider van school en de stichting Philadelphia te spreken.
1.11.
Op 4 september 2017 heeft de hoorzitting plaatsgevonden. Voor eiser zijn de bewindvoerder, de begeleider vanuit MEE en de werkbegeleider van de stichting Philadelphia, de heer Huizing, verschenen.
1.12.
In het bestreden besluit van 10 oktober 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Aan het besluit liggen de rapporten van 3 oktober 2017 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep P.R.S. Baidjoe en van 9 oktober 2017 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep H.F. Westerman ten grondslag.
Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep P.R.S. Baidjoe is er aanleiding om de beperkingen die eiser heeft te heroverwegen en aan te scherpen. Volgens hem is eiser wel in staat om bij te leren maar hij verwacht niet dat de uiteindelijke ontwikkeling van eiser het niveau van de basisschool zal ontstijgen.
Er is, volgens hem, geen contra-indicatie voor een bezigheid van 4 uur per dag, mits er hulp, toezicht en mogelijkheid van sturing aanwezig zijn. Verder acht hij eiser in staat om een uur aangesloten bezig te zijn, met toezicht en sturing. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich bij zijn onderzoek gebaseerd op de stukken die in bezwaar, na een verzoek daartoe, zijn overgelegd (door de bewindvoerder van eiser) en de informatie die bij de hoorzitting is verkregen.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep H.F. Westerman overweegt dat eiser arbeidsvermogen heeft omdat hij een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie en beschikt over basale werknemersvaardigheden. Eiser is onder meer in staat om afspraken met (groepsbege)leiding na te komen. Over dit punt wordt melding gemakt op het Evaluatieformulier stage d.d. 5 september 2016. In dit formulier worden overigens de meeste
ICF-items beoordeeld die aan de orde zijn bij basale werknemersvaardigheden.
1.13.
Op 27 november 2017 heeft eiser opnieuw een Aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen bij verweerder ingediend.
1.14.
Hierop heeft verweerder het primaire besluit genomen.
1.15.
Op 29 mei 2018 heeft I. Lakerveld, gedragsdeskundige, een schriftelijke verklaring overgelegd. Uit die verklaring volgt – voor zover van belang – dat eiser sociaal emotioneel gezien kwetsbaar is en niet goed voor zichzelf kan opkomen, waardoor de kans op overvraging groot is te noemen. Nabijheid van de begeleider voor als het ‘mis gaat’ is belangrijk, het eigen oplossend vermogen is niet groot. Eiser zal altijd een beroep moeten kunnen doen op de begeleiding wanneer er iets mis gaat. Ook op het gebeid van leren, ontplooiing en ontwikkeling, adaptieve vaardigheden en sociaal emotionele vaardigheden is eiser afhankelijk van zijn begeleiders, aldus Lakerveld.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat, omdat er geen nieuwe medische feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen waardoor er anders gedacht moet worden over de mogelijkheden en beperkingen van eiser ten tijde van de eerste aanvraag voor een Wajong-uitkering, de tweede aanvraag of de periode erna, er geen aanleiding of reden is om de (primaire) beslissing van 3 maart 2017 te herzien en dat dat betekent dat de beslissing van 14 december 2017 op goede gronden is genomen en ongewijzigd wordt gehandhaafd. Aan het bestreden besluit liggen de rapporten van 12 december 2017 van de verzekeringsarts J.G. Waanders en van 9 november 2018 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep J. Relyveld ten grondslag.
De verzekeringsarts Waanders overweegt dat de bij de herhaalde aanvraag verkregen medische gegevens al bekend waren en dat er geen reden is om aan te nemen dat nieuwe medische feiten en/of omstandigheden zijn.
Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep Relyveld er geen nieuwe medische gegevens naar voren zijn gekomen die anders doen oordelen over de mogelijkheden van eiser, noch op de datum van het oorspronkelijke besluit, noch in de periode nadien tot heden. Hij merkt verder op dat uit de ter hoorzitting verkregen aanvullende gegevens van de begeleider en de gemachtigde van eiser en uit zijn eigen waarneming niet naar voren komt dat verweerder de capaciteiten van eiser heeft overschat. Op geen enkele manier ontstaat de indruk dat het functioneren slechter is dan uit de schriftelijke verslagen vanuit school/stages naar voren is gekomen en in de eerdere overwegingen zijn meegewogen.
Als de aanwezigheid van eiser bij de hoorzitting al zou kunnen worden gezien als een nieuw medisch feit, of reparatie van een eerdere omissie, dan leidt dit niet tot de vaststelling dat de conclusies uit de oorspronkelijke afwijzing in een ander daglicht zijn komen te staan, noch dat nadien sprake is geweest van verslechtering van de medische ernst.
3. Eiser heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het (medisch) onderzoek niet zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is er tijdens en na de hoorzitting te snel vanuit gegaan dat eiser zich zeker meer dan 10 minuten kan concentreren, althans dat er geen bevestiging kan worden gevonden voor de stelling dat eiser zich maar maximaal 10 minuten kan concentreren. Het is niet duidelijk waarop de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn conclusie in concreto baseert.
Daarnaast is miskend dat de activiteiten die eiser (ook voor zijn stage heeft) verricht dagopvang-activiteiten betreft die vanzelfsprekend minder belastend zijn dan werkzaamheden en taken in reguliere arbeid. Zelfs bij die activiteiten in het kader van dagopvang heeft eiser veel begeleiding nodig. Uit het evaluatieformulier van het stagebedrijf, nota bene een plek voor dagbesteding en derhalve qua niveau nog lager dan dat van de sociale werkvoorziening, volgt dat de taken van eiser nog meer moeten worden begrensd en dat als een van de nieuwe doelen wordt gesteld dat eiser een taak kan blijven doen die hem wordt opgedragen (waaruit dus volgt dat eiser dat niet kan).
Voorts is miskend dat eiser voor alles 24-uurs begeleiding nodig, bij elke taak en elke klus die hij doet, ook bij het opstaan, wassen, eten en naar de dagopvang gaan. Gelet op het niveau waarop eiser functioneert, ontbreken ook basale vaardigheden, al is het maar zelfstandig op tijd op het werk komen. Er moet eiser zelfs tijdens het werk nog gezegd worden wat hij precies moet doen en wanneer het pauze is. Er is altijd iemand die continue toezicht houdt. Eiser kan niet zelfstandig naar de dagbesteding. Hij moet steeds op afspraken orden gewezen, anders weet hij ze niet en weet hij niet hoe laat hij moet vertrekken. Er moet altijd iemand mee met afspraken.
Uit de bijlage bij de CIZ-beslissing, waarin het resultaat van het psychologisch onderzoek is weergegeven blijkt dat eiser op alle terreinen van het (dagelijks) leven begeleiding en sturing nodig heeft. Deze onderzoeksresultaten bevestigen de standpunten van eiser. Niet duidelijk is of en in hoeverre de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze onderzoeksresultaten in zijn oordeel heeft betrokken.
4. Verweerder heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat er geen nieuwe (medische) feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
De daags voor de zitting door de gemachtigde van eiser overgelegde stukken heeft de rechtbank bij haar beoordeling betrokken. Met de gemachtigde van eiser is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen deze stukken tijdig over te leggen, nu deze behoren tot het bezwaardossier. Dat dit niet mogelijk zou zijn geweest omdat de stukken niet zijn gedigitaliseerd, doet hieraan niet af. Op verweerder rust de verplichting het complete bezwaardossier tijdig over te leggen. Bij gebreke daarvan heeft de gemachtigde van eiser zich terecht genoodzaakt gezien deze stukken zelf alsnog aan de rechtbank toe te zenden. Verweerder is hierdoor niet in zijn procesbelangen geschaad.
5.2.
Anders dan verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen, is er naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van nieuwe feiten en omstandigheden. De verklaringen van de begeleiders van eiser, zoals bedoeld in overweging 1.11 dateren immers van na het besluit van 10 oktober 2017. Nu de inhoud van deze verklaringen (mede) een nadere onderbouwing biedt van de situatie van eiser ten tijde van het hiervoor genoemde besluit, ziet de rechtbank deze als nieuw gebleken feiten bedoeld in artikel 4:6 eerste lid van de Awb.
5.3.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong 2015 is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Op grond van het vierde lid wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. Op grond van het zesde lid wordt de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
5.4.
Op grond van artikel 1a, aanhef en eerste lid, van het Schattingsbesluit, voor zover hier van belang, heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Op grond van het derde lid kunnen bij ministeriële regeling met betrekking tot het eerste lid nadere regels worden gesteld.
5.5.
Voor het recht op uitkering op grond van de Wajong 2015 moet verweerder dus beoordelen of eiser aan (ten minste) een van de vier in het eerste lid van artikel 1a van het Schattingsbesluit genoemde voorwaarden voldoet. Is dat het geval dan moet verweerder beoordelen of deze situatie duurzaam is als bedoeld in artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong 2015. Nadere regels als bedoeld in artikel 1a, derde lid, van het Schattingsbesluit – ter beoordeling van de vraag of de betrokkene aan een van de vier in het eerste lid genoemde voorwaarden voldoet, zijn niet gesteld. Volgens de nota van toelichting bij het Besluit van
8 oktober 2014 (p. 5 e.v.) staat de term ‘mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ gelijk aan het begrip ‘arbeidsvermogen’. Arbeidsvermogen is het vermogen van een individu om doelgerichte handelingen in een arbeidsorganisatie te verrichten die resulteren in producten of diensten die een economische waarde hebben, waarmee wordt bedoeld dat een werkgever bereid is loon te betalen voor een verrichte taak. Verder blijkt uit de nota van toelichting bij het Besluit van 8 oktober 2014 dat het duurzaam niet hebben van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie betekent dat de mogelijkheden noch door medisch herstel noch door training (bijvoorbeeld scholing) kunnen verbeteren.
5.6.
Verweerder heeft ten behoeve van de beoordeling van het arbeidsvermogen de methode sociaal-medische beoordeling van arbeidsvermogen (SMBA) ontwikkeld, waarmee het arbeidsvermogen van de betrokkene kan worden geanalyseerd.
Voor het toepassen van de methode SMBA heeft verweerder het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) vastgesteld.
In het Compendium is de toelichting op de vier voorwaarden en de wijze waarop verweerder deze voorwaarden toetst in aparte hoofdstukken uitgewerkt. In Bijlage 1 van het Compendium wordt het begrip duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen behandeld en is een beoordelingskader opgenomen. Het doel van het beoordelingskader is het geven van criteria voor het beoordelen van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen ten behoeve van beoordelingen voor de Wajong 2015. Volgens de inleiding is het beoordelingskader een hulpmiddel voor de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige om te kunnen bepalen of er al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
5.7.
Volgens het beoordelingskader spreekt de verzekeringsarts zich uit over de ontwikkeling van de mogelijkheden van betrokkene, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment waarop de beoordeling betrekking heeft. Voor zover de verzekeringsarts, overeenkomstig het stappenplan, niet zelfstandig over het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen kan besluiten, spreken verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zich gezamenlijk uit over de te verwachten ontwikkeling van betrokkene en of die al dan niet tot arbeidsvermogen kan leiden.
5.8.
In het Compendium is verder nog het volgende opgenomen (op bladzijde 44 e.v.):

2.1.2.

Definitie basale werknemersvaardigheden
Basale werknemersvaardigheden zijn vaardigheden waarover iemand altijd moet beschikken om als werknemer in een arbeidsorganisatie te kunnen functioneren. Het gaat om vaardigheden die een arbeidsorganisatie van de werknemer eist, los van het type arbeid en los van het type organisatie.
Basaal is hier synoniem met ‘fundamenteel’; in dit verband valt te denken aan vaardigheden die een fundament bieden voor een arbeidsprestatie. Het gaat om vaardigheden die ‘onmisbaar’ en ‘essentieel’ zijn.
Omdat het gaat om
werknemersvaardigheden is de definitie van de arbeidsovereenkomst als vertrekpunt genomen om vast te stellen welke werknemersvaardigheden basaal zijn.
Definitie arbeidsovereenkomst
De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
Dit vraagt de volgende basale vaardigheden van de werknemer:
1. Instructies van de werkgever begrijpen, instructies onthouden en instructies uitvoeren;
2. Afspraken met de werkgever nakomen.
Ad 1: De werkgever is alleen bereid om loon te betalen als het handelen van de werknemer waarde heeft voor zijn organisatie; de werknemer moet in staat zijn om een door de werkgever gewenste arbeidsprestatie (product of dienst) van een door de werkgever geaccepteerde kwaliteit te leveren. Om de juiste handelingen uit te kunnen voeren moet de werknemer instructies begrijpen, onthouden en als zodanig uitvoeren. Het gaat erom dat de werknemer instructies uitvoert zoals ze zijn bedoeld,
nietom de vraag of iemand een specifieke taak kan uitvoeren.
Ad 2: Het gaat hier zowel om het accepteren van gezag als om het accepteren van de regels waar de werknemer zich aan moet houden op last van het gezag. Bijvoorbeeld op een afgesproken tijd verschijnen op een werkplek. Of betrouwbaar zijn, in die zin dat de werkgever erop kan vertrouwen dat de werknemer regels en afspraken nakomt.
Hieronder vallen dus ook afspraken over gedrag. In elke arbeidsorganisatie gelden er weer andere expliciete en impliciete afspraken over gedrag dat de werkgever van een werknemer accepteert of verwacht. Om werknemer te kunnen zijn moet iemand ook dat soort afspraken kunnen nakomen.
5.9.
Aan verweerder kan niet de mogelijkheid worden ontzegd ter uitvoering van zijn wettelijke taak een ondersteunend systeem en methode vast te stellen ter uitvoering van die taak en ter interpretatie van wettelijke voorschriften. Het is vervolgens aan de bestuursrechter de vraag te beantwoorden of verweerder met toepassing van de methode SMBA, de daarbij ondersteunende systemen en de in het Compendium opgenomen werkinstructie in de voorliggende zaak voldoende invulling heeft gegeven aan artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en of de gehanteerde werkwijze heeft gevoerd tot een resultaat dat de toetsing aan de artikelen 3:46 en 7:12 van de Awb kan doorstaan. Het gaat daarbij steeds om een volle toetsing van de besluitvorming.
5.10.
Bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat het om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiser aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van eiser op de datum in geding. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven.
5.11.
Tussen partijen is in geschil of de medische beoordeling juist en zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit spitst zich met name toe op de vragen of eiser in staat is om 1 uur aangesloten te werken én of eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt.
5.12.
Ter beantwoording van deze vragen heeft de rechtbank twee deskundigen benoemd, die ieder uitgebreid hebben gerapporteerd aan de rechtbank. De rechtbank ziet in de wijze waarop het onderzoek is verricht en de wijze waarop de bevindingen zijn onderbouwd geen onzorgvuldigheden. De deskundigen hebben bij het onderzoek gebruikt gemaakt van het door verweerder ontwikkelde Compendium. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen dan ook over en maakt ze tot de hare.
5.13.
Wolff – van der Ven overweegt dat er op basis van de (in het verleden) verrichte onderzoeken geen objectieve grond is om een significante beperking aan te nemen op het gebied van vasthouden van aandacht maar dat echter duidelijk mag zijn dat er sprake is van beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren als gevolg van de verstandelijke beperking. Eiser heeft zowel in het dagelijks handelen, gelet op de beschermde woonvorm waar hij woont, als ook bij de dagbesteding extra begeleiding en aansturing nodig bij de uit te voeren taken. Het is plausibel, zo vervolgt zij, dat er bij minder affiniteit bij de te verrichten taken het voor eiser moeilijker wordt om de taak vol te houden. Vanuit zijn lagere ontwikkelingsniveau is dan ook te verwachten dat hij afhaakt van de activiteit.
Zij vervolgt met haar overweging dat eiser in principe in de praktijk wel een eenvoudige taak blijkt te kunnen verrichten, zoals hij doet binnen de dagbesteding, maar dat er wel toezicht gehouden moet worden op de voortgang en dat er eventueel tussentijds bijgestuurd moet worden. Zij ziet ook een beperking bij eiser als het gaat om verandering van omstandigheden (eiser raakt dan makkelijker uit balans) en om het uiten van eigen gevoelens waarvoor extra sturing en begeleiding nodig is.
Volgens Wolff - van der Ven is eiser wel in staat om een uur aaneengesloten te werken, waarbij hij, als hij meer affiniteit met de taak heeft, langer aaneengesloten geconcentreerd kan blijven werken dan wanneer de taak hem minder goed ligt. In dat geval zal er meer toezicht en bijsturing nodig zijn.
Zij vraagt zich echter wel af of er een werkgever is die bereid is om loon te betalen als er bij het verrichten van eenvoudige taken ook noodzakelijke intensieve begeleiding nodig is (zoals in het geval van eiser) en ziet daarin een mogelijk obstakel voor het aannemen van arbeidsvermogen bij eiser.
5.14.
De Hoop overweegt dat eiser, voor zover het de basale werknemersvaardigheden betreft, niet in staat is om zelfstandig aan de vaardigheid (verplichting) te voldoen om op tijd op het werk te komen. Eiser heeft hier te allen tijde begeleiding bij nodig, zowel bij het op tijd opstaan als het op tijd klaar staan voor de taxi. Zij acht dit het belangrijkste ontbrekende punt en binnen het criterium ‘beschikken over basale werknemersvaardigheden’ essentieel en onmisbaar om te kunnen werken. Zij voorziet dat eiser te allen tijde hulp nodig heeft en zal hebben om aan deze, basale, werknemersvaardigheid te kunnen voldoen.
Zij overweegt voorts dat eiser, zonder tussenkomst van derden niet eet en met name te weinig of niet drinkt, terwijl eten en met name drinken essentieel is bij het werk.
Zij acht eiser wel in staat tot het uitvoeren van een eenvoudige taak, waarbij eiser wel is aangewezen op gestructureerd eenvoudig en enkelvoudig werk.
Zij vraagt zich met Wolff - van der Ven af of een werkgever bereid zou zijn loon te betalen voor de (door eiser) verrichte taken.
5.15.
Gelet op hetgeen Wolff - van der Ven heeft overwogen moet naar het oordeel van de rechtbank, en anders dan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Eggink heeft gesteld, worden aangenomen dat beperkingen van eiser op het gebied van het ontwikkelen van werknemersvaardigheden zoals op tijd komen wel voortvloeien uit ziekte of gebrek, meer in het bijzonder de verstandelijke beperkingen van eiser.
Voorts is, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende aannemelijk geworden dat bij eiser werknemersvaardigheden ontbreken, nu eiser (blijvend) niet aan de basale werknemers-vaardigheden als bedoeld in het Compendium zal kunnen voldoen. In het licht van hetgeen door eiser naar voren is gebracht, heeft verweerder onvoldoende onderbouwd op welke wijze van eiser kan worden verwacht dat hij deze ontbrekende werknemersvaardigheid (-heden) alsnog kan ontwikkelen. Dat ligt, gelet op het door verweerder zelf ontwikkelde stappenplan c.q. beleid, wel op de weg van verweerder.
Daar komt bij dat verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser arbeidsvermogen in de zin van het Schattingsbesluit heeft, dan wel in staat is om dat te ontwikkelen. De rechtbank acht het in het geval van eiser, waarbij zowel volgens Wolff - van der Ven als De Hoop strikte begeleiding en (bij)sturing noodzakelijk is, niet voorstelbaar dat eiser in staat is tot het verrichten van doelgerichte handelingen in een arbeidsorganisatie die resulteren in producten of diensten die een economische waarde hebben, waarmee wordt bedoeld dat een werkgever bereid is (het gangbare minimum)loon te betalen voor een door eiser verrichte taak (waarmee eiser in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien). Het is voldoende aannemelijk geworden dat dagbesteding (met begeleiding) het hoogst haalbare is voor eiser. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de arbeidsmatige dagbesteding erop gericht is een dagstructuur aan te brengen en zozeer op aanleren van werknemersvaardigheden.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
7. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtbank over voldoende informatie beschikt om tot een beoordeling te komen. Aan eiser zal alsnog per de datum van de eerste aanvraag (13 oktober 2016) een Wajong-uitkering (moeten) worden toegekend.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.837,50 (1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze na deskundigenbericht, met een waarde per punt van € 525, - en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 14 december 2017;
- bepaalt dat aan eiser met ingang van 13 oktober 2016 een Wajong-uitkering wordt toegekend;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht groot € 46,- aan hem vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.837,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. K.V. van Weert, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.