ECLI:NL:RBGEL:2020:4642

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
20/4236 en 20/4241
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing omgevingsvergunning voor lasergamen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 10 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning die was verleend voor het plaatsen van obstakels en legertenten voor lasergamen. Verzoekster, die een pensionstal en vakantiecentrum exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die aan een derde partij was verleend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de legertenten als gebouwen moeten worden aangemerkt en dat deze in strijd zijn met het bestemmingsplan, dat voor het perceel de bestemming 'Sport' heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat lasergamen in de huidige vorm niet kan worden aangemerkt als 'sport' zoals bedoeld in het bestemmingsplan, omdat het gebruik niet voldoet aan de criteria van georganiseerde sportactiviteiten. Hierdoor is de verleende omgevingsvergunning onterecht verleend en heeft de voorzieningenrechter besloten om deze te schorsen. Tevens is het verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van het terrein voor lasergamen toegewezen, omdat dit in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/4236 en 20/4241

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: S. van Westreenen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkumte Oosterbeek, verweerder
(gemachtigde: E. Nas).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats]
en
[derde-partij], in [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2020 heeft verweerder geweigerd handhavend op te treden (besluit 1).
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 20/4241.
Bij besluit van 16 juni 2020 heeft verweerder [derde-partij] (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van obstakels voor lasergamen en het semi-permanent plaatsen van 4 legertenten op het oude trainingsveld van [locatie] aan de [locatie] in [woonplaats] (besluit 2).
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 20/4236.
Het onderzoek ter zitting heeft op een online zitting plaatsgevonden op 3 september 2020. De zaken zijn gelijktijdig behandeld. Namens verzoekster is verschenen [verzoekster] , vennoot van de [verzoekster] Hij werd bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde. Namens [derde-partij] zijn verschenen [derde-partij] en [derde-partij] .
Namens vergunninghouder is verschenen [derde-partij] , voorzitter.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. In de bijlage van deze uitspraak zijn de relevante bepalingen uit het bestemmingsplan opgenomen.
2. Op het terrein van [derde-partij] , [locatie] in [woonplaats] , exploiteert [derde-partij] lasergame activiteiten en Achery Tag. Ten behoeve van deze activiteiten hebben zij obstakels en een drietal legertenten geplaatst. De legertenten worden gebruikt voor het ontvangen van deelnemers, het geven van instructies, het bieden van een schuilplek bij slecht weer en om gebruiksmaterialen in op te slaan.
3. Verzoekster exploiteert op de locatie [locatie] een pensionstal (paardenhouderij) met daarbij een vakantiecentrum. Op de percelen die grenzen aan het terrein van vergunninghouder laat verzoekster paarden grazen. Tussen de percelen ligt een ruiterpad dat naar een bos leidt.
4.
Op 18 maart 2020 heeft verzoekster verweerder gevraagd om handhavend op te treden tegen het met het bestemmingsplan strijdig gebruik. Verweerder heeft dit verzoek bij besluit 1 afgewezen.
Bij besluit 2 heeft verweerder omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van de obstakels en het semi-permanent plaatsen van 4 legertenten.
Besluit 2: De verleende omgevingsvergunning (20/4236)
5. Het perceel heeft op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Wolfheze 2017 de bestemming ‘Sport’.
5.1
De eerste vraag die voorligt is of de legertenten dienen te worden aangemerkt als een gebouw of als een bouwwerk geen gebouw zijnde. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder ter zitting heeft erkend dat de legertenten als gebouw in de zin van het bestemmingsplan dienen te worden aangemerkt. Op grond van artikel 16.2.1 van het bestemmingsplan is een gebouw slechts toegestaan binnen een bouwvlak. Niet in geschil is dat op het perceel geen bouwvlak is opgenomen. De legertenten zijn derhalve in strijd met het bestemmingsplan. Verweerder had de omgevingsvergunning om die reden niet zonder meer kunnen verlenen en zal in bezwaar moeten beoordelen of de omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12 van de Wabo kan worden verleend. Hierbij geldt dat de activiteit niet in strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening. Het betoog slaagt.
6 Tussen partijen is verder in geschil de vraag of lasergamen kan worden aangemerkt als ‘sport’ in de zin van het bestemmingsplan. Immers, alleen als lasergamen kwalificeert als sport in de zin van het bestemmingsplan is het gebruik van het perceel voor lasergamen op grond van het bestemmingsplan toegestaan.
6.1
Het begrip ‘sport’ is in het bestemmingsplan niet gedefinieerd. De voorzieningenrechter zoekt voor de uitleg van dit begrip daarom aansluiting bij de betekenis in het normaal spraakgebruik. In het “Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse Taal” wordt onder ‘sport’ verstaan:
“geheel van activiteiten die erop gericht zijn om de fysieke en/of mentale prestaties d.m.v. training en wedstrijden te verbeteren, zoals roeien, fietsen, zwemmen, schaatsenrijden, worstelen, voetballen enz.”
6.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat – zeker in de vorm waar het lasergamen nu wordt georganiseerd, waarbij niet aan vaste groepen trainingen worden gegeven en geen wedstrijden worden gespeeld tegen andere lasergame-clubs/-teams, het lasergamen niet kan worden aangemerkt als ‘sport’ zoals toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Het huidige gebruik door enkele groepen per maand is onvoldoende om van ‘sport’ te kunnen spreken. Het gebruik ten behoeve van lasergamen is daarom in de huidige vorm in strijd met het geldende bestemmingsplan.
Voor zover verweerder heeft betoogd dat lasergamen kwalificeert als outdoorsport als bedoeld in het bestemmingsplan en dat outdoorsport binnen de bestemming ‘sport’ is toegestaan, overweegt de voorzieningenrechter dat de bestemming ‘sport’ blijkens artikel 16.1 van de planregels niet tevens ‘outdoorsport’ omvat. In lijn met de rechtspraak van de Afdeling van de Raad van State (de Afdeling) moeten de planregels in het kader van rechtszekerheid zoveel mogelijk letterlijk worden uitgelegd. Onder de bestemming ‘sport’ kan in dit geval alleen ‘outdoorsport’ worden begrepen als het bestemmingsplan dit uitdrukkelijk zo bepaalt en dat is niet het geval. Ook in dit opzicht is lasergamen daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan.
7. Daarom zal de verleende omgevingsvergunning in bezwaar naar verwachting niet (ongewijzigd) in stand blijven. De voorzieningenrechter zal het verzoek om voorlopige voorziening daarom toewijzen en de omgevingsvergunning schorsen.
Besluit 2: de weigering handhavend op te treden (20/4241)
8. Nu de omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan is verleend kan niet anders worden geconcludeerd dan dat het verzoek om handhavend op te treden ten onrechte is afgewezen. Ook dit besluit zal daarom in bezwaar niet ongewijzigd in stand blijven. Reeds daarom is er aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en het besluit van 1 april 2020 te schorsen.
9. Omdat de voorzieningenrechter de verzoeken toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt, te weten twee maal € 354,- = € 708,-.
10. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,-. [1]
Voor vergoeding van de kosten van de door verzoekster ingeschakelde deskundige ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding nu het rapport van de deskundige niet heeft bijgedragen aan het oordeel van de voorzieningenrechter. [2]

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken om voorlopige voorziening toe;
- schorst de besluiten van 1 april 2020 en 16 juni 2020;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster ten bedrage van € 1.575,;
- gelast dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht in beide procedures van in totaal € 708,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage:

Op grond van artikel 16.1 van het bestemmingsplan [woonplaats] 2017 zijn de voor 'Sport' aangewezen gronden bestemd voor:
a. sportvoorzieningen;
b. ondersteunende (d.w.z. ondergeschikte en ten dienste van deze voorzieningen) horeca, niet zijnde het verstrekken van logies;
c. kleine evenementen en grote evenementen, met dien verstande dat een kermis en/of een circus niet zijn toegestaan;
met de daarbij bijbehorende:
d. groenvoorzieningen;
e. bermen en beplanting;
f. verhardingen;
g. wegen;
h. parkeervoorzieningen;
i. voet- en rijwielpaden;
j. speelvoorzieningen;
k. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
l. bos;
m. straatmeubilair;
n. gebouwen;
o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
p. andere werken.
Op grond van artikel 16.2.1 van het bestemmingsplan gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende bepalingen:
a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. als gebouwen zijn hoofdgebouwen met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
c. een bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' waar het aangegeven oppervlakte als maximum geldt;
d. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
e. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
Op grond van artikel 1.56 van het bestemmingsplan wordt onder ‘gebouw’ verstaan:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
In artikel 1.39 van het bestemmingsplan is bepaald dat onder ‘bouwwerk, geen gebouw zijnde’ wordt verstaan: een overig bouwwerk, carport of een overkapping.
In artikel 1.40 van het bestemmingsplan is bepaald dat onder ‘bouwwerk’ wordt verstaan:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

Voetnoten

1.2 punten voor het indienen van de verzoekschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1.
2.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2505.