ECLI:NL:RBGEL:2020:4842

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
C/05/375591 / FZ RK 20-2325
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voortzetting inbewaringstelling Wzd en herleving zorgmachtiging Wvggz

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 augustus 2020 een beschikking gegeven inzake het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet bereid was om zich te laten horen tijdens de mondelinge behandeling, die via beeldbellen plaatsvond vanwege de COVID-19 maatregelen. De advocaat van de cliënt, mr. N.D. Schraa, heeft ingestemd met het niet verder belasten van de cliënt en de behandeling voortgezet zonder zijn aanwezigheid.

De rechtbank heeft overwogen dat er geen sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dat een voortzetting van de inbewaringstelling rechtvaardigt. De specialist ouderengeneeskunde heeft aangegeven dat de cliënt agressief gedrag vertoont, waardoor de zorg niet adequaat kan worden geboden. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de voortzetting van de inbewaringstelling niet in het belang van de cliënt is en dat de reeds afgegeven zorgmachtiging Wvggz herleeft, zodat de cliënt teruggeplaatst kan worden naar Pro Persona.

De rechtbank wijst het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling af, maar stelt vast dat de zorgmachtiging Wvggz niet vervalt bij afwijzing van de voortzetting van de inbewaringstelling. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. S. Kuijpers, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/375591 / FZ RK 20-2325
Datum mondelinge uitspraak: 31 augustus 2020
Beschikking machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
verblijfadres: Stichting Atlant Zorggroep te Beekbergen,
op grond van een inbewaringstelling geldend tot en met 30 augustus 2020,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. N.D. Schraa te Arnhem.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
28 augustus 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 31 augustus 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • Mr. Schraa namens cliënt;
  • mw. T. Tosserams, als specialist ouderengeneeskunde verbonden aan Atlant;
  • mw. E. Zuiderhof, als evv’er verbonden aan Atlant.
1.4.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet bereid was zich te doen horen. Op de gerichte vraag van de rechtbank of cliënt bereid was met de rechter te spreken, gaf betrokkene ondubbelzinnig aan dat hij daartoe niet bereid was. De advocaat van cliënt heeft ermee ingestemd om cliënt niet verder te belasten en de mondelinge behandeling verder voort te zetten zonder cliënt.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar cliënt verblijft te bezoeken. Dit levert voor cliënt en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken.
2.2.
Op 27 augustus 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Renkum ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven. Cliënt heeft in toenemende mate complexe lichamelijke zorg en medische begeleiding nodig om pijn en andere medische complicaties te beperken. Cliënt was voor de inbewaringstelling met een zorgmachtiging onder de Wvggz opgenomen in de Winklerkliniek (Pro Persona). Door de snelle somatische achteruitgang van cliënt kunnen zij hem niet meer de passende zorg geven in zijn laatste levensfase. De zorg die cliënt heeft, is voor zorg gericht op de laatste levensfase (palliatieve zorg) en de noodzakelijke zorg is niet meer primair gericht op de psychiatrische verschijnselen. Door een verlenging van de inbewaringstelling kan cliënt bij Atlant worden geplaatst, daar is de expertise aanwezig om cliënt zowel te begeleiden bij zijn ernstige geheugenproblemen en om te gaan met de gedragsproblemen, als hem goed somatisch te begeleiden in deze palliatieve fase.
2.3.
Door de specialist ouderengeneeskunde is echter tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat cliënt binnen Atlant fors agressief gedrag laat zien waardoor zij hem niet de juiste zorg kunnen bieden. Dit is bevestigd door de zorgverantwoordelijke. Een voortzetting van de inbewaringstelling is om die reden dan ook niet wenselijk. Cliënt zou weer teruggeplaatst kunnen worden naar Pro Persona op basis van de reeds op
11 augustus 2020 afgegeven zorgmachtiging op basis van de Wvggz. De advocaat van cliënt heeft hiermee ingestemd en verzocht om een afwijzing van de voortzetting inbewaringstelling, mits de onderliggende zorgmachtiging herleeft op het moment dat de voortzetting inbewaringstelling wordt afgewezen.
2.4.
De rechtbank stelt allereerst vast dat er geen sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dat voortzetting rechtvaardigt en een voortzetting is niet in het belang van cliënt. De rechtbank is dan ook, gelet op het besprokene tijdens de mondelinge behandeling, van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen. Aangezien de specialist ouderengeneeskunde en de advocaat van cliënt hebben verzocht om opheldering te geven over de vraag of de reeds afgegeven zorgmachtiging Wvggz herleeft, zal de rechtbank hieraan enkele overwegingen wijden.
2.5.
Artikel 1:6 Wzd bepaalt
: “In het geval op grond van deze wet een rechterlijke machtiging is afgegeven voor opname in een accommodatie, vervalt een eerdere voor die cliënt afgegeven zorgmachtiging op grond van de Wvggz.”Echter, in dit geval is sprake van een verzochte voortzetting inbewaringstelling, en niet van een rechterlijke machtiging en daarbij gaat het om een afwijzing van de voortzetting inbewaringstelling. De wetgever heeft hierover in de Wzd geen (nader) uitsluitsel gegeven.
2.6.
Ten aanzien van de zorgmachtiging Wvggz is in artikel 6:6 Wvggz bepaald dat een zorgmachtiging slechts vervalt indien:
de geldigheidsduur is verstreken, tenzij de officier van justitie uiterlijk vier weken voordat de geldigheidsduur is verstreken een nieuw verzoekschrift heeft ingediend […];
de beslissing van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 8:18 Wvggz, tot beëindiging van het verlenen van alle vormen van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging, zonder dat daaraan voorwaarden of beperkingen zijn verbonden, onherroepelijk is geworden;
de rechter op grond van een verzoekschrift van de officier van justitie als bedoeld in artikel 8:19 derde lid Wvggz, heeft beslist tot een beëindiging van het verlenen van alle vormen van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging, zonder dat daaraan voorwaarden of beperkingen zijn verbonden;
een nieuwe zorgmachtiging ten uitvoer wordt gelegd.
De rechtbank overweegt dat geen van voornoemde situaties zich voordoen en stelt daarbij vast dat een zorgmachtiging ook niet vervalt als er een crisismaatregel wordt opgelegd en een voortzetting daarvan wordt afgewezen. De wetgever heeft geen schakelbepaling opgenomen waaruit blijkt dat een inbewaringstelling Wzd in deze gelijk wordt gesteld met een voortzetting crisismaatregel Wvggz. Nu hierover geen uitsluitsel door de wetgever wordt gegeven, acht de rechtbank het van belang deze lacune op te vullen.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat een voortzetting inbewaringstelling Wzd in deze gelijk gesteld moet worden met een voortzetting crisismaatregel Wvggz. Het belang van cliënt vereist dat teruggevallen kan worden op de reeds opgelegde zorgmachtiging.
2.8.
Nu vast staat dat een zorgmachtiging Wvggz niet vervalt als een voortzetting crisismaatregel Wvggz wordt afgewezen, en de afwijzing voortzetting inbewaringstelling Wzd hieraan gelijk gesteld kan worden, herleeft de reeds opgelegde en nog geldende zorgmachtiging Wvggz zodat cliënt met deze zorgmachtiging weer teruggeplaatst kan worden naar Pro Persona.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst af het verzoek tot voortzetting inbewaringstelling ten aanzien van:
[naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2020 door mr. S. Kuijpers, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 september 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.