In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 3 januari 2020, wordt de rechtmatigheid van een besluit tot sluiting van een woning op basis van artikel 13b van de Opiumwet beoordeeld. De burgemeester van Nunspeet had op 3 december 2019 besloten om de woning van verzoekster voor drie maanden te sluiten, omdat er een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen in de woning was aangetroffen. Verzoekster, die zich niet kon verzetten tegen de sluiting, voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs en dat de sluiting disproportioneel was, gezien de gevolgen voor haar en haar huisdieren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De voorzieningenrechter stelt vast dat de noodzaak tot sluiting en de verwijtbaarheid van verzoekster gering zijn, terwijl de gevolgen van de sluiting voor haar aanzienlijk zijn. De voorzieningenrechter wijst erop dat de burgemeester beleidsruimte heeft, maar dat deze ruimte niet onbegrensd is. De omstandigheden van het geval, waaronder de beperkte verwijtbaarheid van verzoekster en de geringe 'loop' naar de woning, maken dat de sluiting onevenredig is in verhouding tot de doelen van de beleidsregels.
Daarom wordt het verzoek om schorsing van het sluitingsbevel toegewezen, en de burgemeester wordt veroordeeld in de proceskosten van verzoekster. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij het toepassen van bestuursdwang op basis van de Opiumwet.