ECLI:NL:RBGEL:2020:5098

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
C/05/372519 / FA RK 20-2048
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 7 juli 2020, wordt een zorgmachtiging besproken die is aangevraagd door de officier van justitie op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene was niet aanwezig bij de zitting en het is onduidelijk of zij op de hoogte was van de mondelinge behandeling. De rechtbank kan niet vaststellen of betrokkene niet bereid was zich te laten horen. De advocaat van betrokkene voert aan dat er geen actuele medische verklaring is overgelegd die de gezondheidstoestand van betrokkene bevestigt. De rechtbank houdt de zaak aan voor vier weken om betrokkene opnieuw op te roepen en om de officier van justitie de gelegenheid te geven een aanvullende medische verklaring te overleggen. De rechtbank benadrukt dat de medische verklaring moet voldoen aan de eisen van persoonlijk onderzoek door een psychiater, waarbij de psychiater moet aantonen welke pogingen zijn ondernomen om contact met betrokkene te krijgen. De rechtbank concludeert dat de huidige medische verklaring niet voldoet aan deze eisen en stelt de officier van justitie in de gelegenheid om een nieuwe verklaring te overleggen. De zaak wordt aangehouden voor de duur van vier weken, waarbij betrokkene opnieuw zal worden opgeroepen om te worden gehoord.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: [woonplaats]
Zaakgegevens: C/05/372519 / FA RK 20-2048
Datum mondelinge uitspraak: 7 juli 2020
tussenbeschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. D. Warnink te Kampen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 25 juni 2020;
  • het verweerschrift van de advocaat, inkomen ter griffie op 6 juli 2020;
  • het psychiatrisch onderzoek van Pro Justitia, ingekomen ter griffie op 7 juli 2020;
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 7 juli 2020.
De advocaat van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling gebruik gemaakt van schriftelijke aantekeningen. Deze behoren tot de stukken van het geding.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
de advocaat van betrokkene;
mr. J. Wassink- van den Eijnden, als officier van justitie;
dhr. [naam] , als psychiater verbonden aan Kairos.
1.4.
De rechtbank heeft betrokkene niet gehoord. Het is onduidelijk waar betrokkene momenteel verblijft (mogelijk in het buitenland) en of zij op de hoogte is van de zitting.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten betrokkene via beeldbellen te horen.
2.2.
De advocaat voert het volgende verweer. De advocaat stelt dat hij geen contact heeft gehad met betrokkene over de aangevraagde zorgmachtiging of over de zitting. De advocaat heeft betrokkene een brief gestuurd met het verzoek contact op te nemen, maar betrokkene heeft hier niet op gereageerd. De advocaat stelt daarnaast dat een aanhouding van de zaak niet opportuun is, gelet op het volgende. Volgens de advocaat had, op grond van artikel 5:17 lid 3 sub a juncto artikel 5:8 van de Wvggz, de officier van justitie een medische verklaring bij het verzoek dienen te voegen waaruit de
actuelegezondheidstoestand van betrokkene blijkt. De advocaat stelt dat deze informatie ontbreekt, terwijl dit volgens de advocaat de kern vormt van de aanvraag voor een zorgmachtiging. Volgens de advocaat had de onafhankelijk psychiater meer dienen te ondernemen om betrokkene te onderzoeken. Bijvoorbeeld door een aangetekende brief te sturen of een deurwaarder in te schakelen. Om die reden stelt de advocaat dat sprake is van een onherstelbaar gebrek. Dit leidt volgens de advocaat tot niet-ontvankelijkheid dan wel tot afwijzing.
De advocaat voert daarnaast aan dat betrokkene in januari 2020 met voorwaardelijk ontslag is gegaan, waardoor de behandelaren volgens de advocaat toen van mening waren dat betrokkene weer thuis kon gaan wonen. Volgens de advocaat is niet duidelijk dat de overlastmeldingen voortvloeien uit een psychische stoornis van betrokkene, op basis waarvan verplichte zorg nodig is.
2.3.
De psychiater geeft aan dat hij betrokkene voor het laatst in februari 2020 heeft gezien. De zorgverantwoordelijke heeft twaalf pogingen gedaan om in contact te komen met betrokkene. De zorgverantwoordelijke heeft betrokkene gebeld, bij haar huis aangebeld en brieven gestuurd. De psychiater geeft aan dat het momenteel onmogelijk is om betrokkene te spreken. Momenteel zijn er geen overlastmeldingen. Op 22 juni 2020 heeft de psychiater een e-mail ontvangen van het wijkteam, dat wel contact heeft met betrokkene. Daaruit blijkt dat het relatief goed gaat met betrokkene. Betrokkene heeft gezegd dat zij niks met Kairos te maken wil hebben, dat zij geen schulden heeft gemaakt, maar dat zij wel overlast heeft veroorzaakt. De psychiater geeft aan dat betrokkene, gelet op het verleden, een gevaar voor zichzelf kan vormen. Betrokkene heeft namelijk twee jaar geleden op de Waalbrug in Nijmegen gestaan. De indruk was toen dat zij voornemens was om suïcide te plegen. Betrokkene is toen ook opgenomen. De psychiater geeft aan dat zij betrokkene momenteel niet willen opnemen, maar haar willen motiveren tot medicatie en het toelaten van huisbezoeken. Daarnaast willen de behandelaren maatschappelijke teloorgang voorkomen, door de oplopende schulden in bedwang houden.
2.4.
De officier van justitie voert aan dat de onafhankelijk psychiater naar haar mening alles heeft gedaan wat in de gegeven omstandigheden verwacht kon worden van hem om een beeld van betrokkene te schetsen. Volgens de officier van justitie zou de ontwijkende houding van betrokkene, wat deel uitmaakt van haar problematiek, er niet toe kunnen leiden dat er nooit verplichte zorg aan betrokkene kan worden verleend, terwijl dit wel noodzakelijk wordt geacht. De officier van justitie verzoekt de rechtbank dan ook om het verweer van de advocaat af te wijzen.
De officier van justitie brengt verder naar voren dat betrokkene is besproken tijdens het overlast en zorgoverleg (hierna: OZO-overleg) van de gemeente. De gemeente is bezig met een bemiddelingsgesprek voor de overlast. Er is aangegeven dat betrokkene in [woonplaats] is en dat er geen nieuwe signalen zijn dat betrokkene weer naar het buitenland is vertrokken. De omwonenden hebben namelijk leefgeluiden waargenomen. Betrokkene is bezig met dagbesteding en uit het OZO-overleg blijkt dat betrokkene de goede kant op lijkt te gaan. Betrokkene wil voor zichzelf kiezen, maar zij heeft wel ondersteuning nodig. Betrokkene wil geen opname en daarom is zij gedurende de aanvraagperiode van de vorige zorgmachtiging naar het buitenland vertrokken. Betrokkene is namelijk bang voor een gedwongen setting. Een ambulante behandelingsetting met medicatie en mogelijk bewindvoering zijn belangrijk om betrokkene stabiel te houden. Betrokkene heeft inmiddels wel haar huurachterstanden weggewerkt.
De officier van justitie brengt over het dreigend ernstig nadeel het volgende naar voren. De officier van justitie geeft aan dat er antecedenten uit het recente verleden zijn waaruit blijkt dat sprake was van bedreiging, belediging en discriminatie. Op 27 mei 2020 is een melding gedaan van ruzie/twist en toen heeft de politie een gesprek gehad met betrokkene. Betrokkene kwam namelijk bij het adres van haar zus verhaal halen over haar zoon. Uit het zorgplan en de politiemutaties volgt dat er overlastmeldingen zijn gedaan. Betrokkene is dreigend naar de buurt, waardoor zij agressie van anderen over zich kan afroepen. Momenteel is onvoldoende duidelijk of betrokkene haar medicatie inneemt, wat een psychische ontregeling kan veroorzaken. Daarbij is onduidelijk of de zoon van betrokkene weer bij betrokkene is ingetrokken. De officier van justitie geeft aan dat er veel zorgen zijn en dat juist uit die zorgen het dreigend ernstig nadeel voortvloeit. Betrokkene heeft ondersteuning nodig op verschillende gebieden om te voorkomen dat zij verder afglijdt en dientengevolge volledig ontregelt. Een directe opname wordt niet noodzakelijk geacht. Om die reden verzoekt de officier van justitie de rechtbank om dit onderdeel van het verzoek af te wijzen. Voor het overige handhaaft de officier van justitie het verzoek.
De officier van justitie brengt daarnaast naar voren dat er sterke aanwijzingen zijn dat betrokkene momenteel op haar woonadres verblijft. Het ontwijkende gedrag van betrokkene, waarbij geen communicatie mogelijk is, past bij haar beeld. Volgens de officier van justitie betekent het ontwijkende gedrag van betrokkene niet dat zij niet op de hoogte is van brieven die naar haar worden verstuurd. Dit blijkt ook uit het feit dat betrokkene uit angst voor een gedwongen opname naar het buitenland is vertrokken. Als de rechtbank dit niet voldoende acht dan verzoekt de officier van justitie om het verzoek aan te houden. De officier van justitie geeft aan dat mensen uit het OZO-overleg contact hebben met betrokkene, waardoor het de moeite waard is om opnieuw te proberen om betrokkene te bereiken.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat betrokkene niet aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling en dat ook niet kan worden vastgesteld of zij wist van de mondelinge behandeling. De conclusie dat betrokkene kennelijk niet bereid is zich te doen horen, kan daarom niet worden getrokken. De rechtbank zal de zaak daarom aan houden voor de duur van vier weken tot een nader te bepalen zittingsdatum , waarbij betrokkene opnieuw door de rechtbank zal worden opgeroepen om in de gelegenheid te worden gesteld om te worden gehoord.
2.6.
Over de medische verklaring overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste jurisprudentie die onder de Wet BOPZ is gewezen moet de basis van een medische verklaring in beginsel persoonlijk onderzoek door een psychiater zijn, waarbij deze met de betrokkene praat en hem observeert. Onttrekt betrokkene zich aan zo’n onderzoek dan dient de psychiater in de eerste plaats aan de betrokkene zelf kenbaar te maken dat hij voornemens is de betrokkene te onderzoeken. De psychiater dient alles te doen wat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht om het door de wet vereiste onderzoek te doen plaatsvinden. Een enkele onbeantwoorde uitnodiging is onvoldoende. Blijft betrokkene weigeren dan zal de psychiater op grond van andere informatie dienen te beoordelen of hij voldoende informatie heeft om een diagnose te stellen en een medische verklaring op te stellen. Als hij tot die conclusie komt, zal hij duidelijk in de verklaring moeten aangeven op welke gronden hij mede aan de hand van door derden verkregen informatie, niettemin tot de slotsom is gekomen dat betrokkene een psychische stoornis heeft die hem ernstig nadeel doet veroorzaken.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat de medische verklaring van 13 mei 2020 niet aan dit criterium voldoet, althans daaruit volgt onvoldoende wat de onafhankelijke psychiater zelf heeft gedaan om met betrokkene in contact te komen. Daarover volgt uit de verklaring namelijk alleen dat betrokkene is uitgenodigd op 13 mei 2020 om 12:00 op kantoor of voor telefonisch contact op die tijd en dat het niet gelukt is betrokkene telefonisch te bereiken.
2.8.
De rechtbank stelt de officier van justitie daarom in de gelegenheid om te rechtbank te voorzien van een aanvullende en actuele medische verklaring, die voldoet aan het hiervoor weergegeven kader.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
houdt de zaak aan voor de duur van vier weken tot een nader te bepalen nieuwe zittingsdatum, waarbij betrokkene opnieuw door de rechtbank zal worden opgeroepen om in de gelegenheid te worden gesteld om te worden gehoord;
3.2.
stelt de officier van justitie in de gelegenheid om de rechtbank te voorzien van een aanvullende en actuele medische verklaring zoals hiervoor omschreven.
Deze tussenbeschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2020 door mr. C.M. Koopman, rechter, in tegenwoordigheid van N. Bergman, griffier, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 10 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.