ECLI:NL:RBGEL:2020:5329

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
05/173766-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en zonder geldig rijbewijs

Op 9 oktober 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 21 april 2019 betrokken was bij een verkeersongeval in Gelselaar, gemeente Berkelland. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van het verlaten van de plaats van het ongeval, het rijden onder invloed van alcohol en het rijden zonder geldig rijbewijs. Tijdens het ongeval raakte de verdachte met zijn auto een fietser, die als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder bekkenfracturen en een hersenschudding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met hoge snelheid en onder invloed van alcohol de fietser gevaarlijk had ingehaald, wat leidde tot de aanrijding. De verdachte had een ademalcoholgehalte van 1045 microgram per liter, wat aanzienlijk hoger was dan de toegestane limiet. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat nog steeds gevolgen ondervindt van de aanrijding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/173766-19
Datum uitspraak : 9 oktober 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ( [land] ), wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
raadsman: mr. M.P.T. Peters, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juni 2020 en 25 september 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 april 2019 te Gelselaar in de gemeente Berkelland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting Gelselaar, daarmede rijdende over de weg, de Geesterseweg
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte
onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank en/of
terwijl de rijbevoegdheid hem, verdachte was ontzegd en/of
hij verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en/of
terwijl hij, verdachte twee voor hem uit op die weg (de Geesterseweg) rijdende fietsers had waargenomen,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Geesterseweg) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg,
de Geesterseweg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met hoge snelheid een in die weg (de Geesterseweg) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting naar links verlopende bocht is ingereden en/of doorgereden en/of
die voor hem uit rijdende fietsers, - welke fietsers gezien verdachtes rijrichting op de aan de rechter zijde van die weg (de Geesterseweg) aangebrachte (rode) fiets (suggestie)strook reden-, is gaan in halen, waarbij hij verdachte niet of in onvoldoende mate naar links is uitgeweken en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met één van die fietsers en/of diens fiets,
ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets (die fietser) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander/en (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en/of welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 april 2019 te Gelselaar in de gemeente Berkelland,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting Gelselaar, daarmede heeft gereden over de weg, de Geesterseweg en in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte
in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg, de Geesterseweg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met hoge snelheid een in die weg (de Geesterseweg) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting naar links verlopende bocht is ingereden en/of doorgereden en/of
twee voor hem uit rijdende fietsers, -welke fietsers gezien verdachtes rijrichting naast elkaar op de aan de rechter zijde van die weg (de Geesterseweg) aangebrachte (rode) fiets (suggestie)strook reden-, is gaan in halen, waarbij hij verdachte niet of in onvoldoende mate naar links is uitgeweken en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met één van die fietsers en/of diens fiets,
ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets (die fietser)ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd:
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig(personenauto) betrokken was geweest bij een verkeersongeval, dat had plaatsgevonden te Gelselaar in de gemeente Berkelland op/aan, de Geesterseweg op of omstreeks 21 april 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werden achtergelaten en/of aan die ander ( [slachtoffer] ) schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 21 april 2019 te Gelselaar, gemeente Berkelland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd,
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 405 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 april 2019 reed verdachte, als bestuurder van een personenauto, op de Geesterseweg in Gelselaar, gemeente Berkelland. De maximumsnelheid op die weg bedraagt 60 kilometer per uur. In een bocht naar links passeerde hij het slachtoffer [slachtoffer] die, gezien vanuit verdachtes rijrichting, fietste op de aan de rechterzijde van die weg aangebrachte rode fietsstrook. [2] Tijdens het inhalen, in een bocht naar links, raakte verdachte met de rechter voorzijde van zijn auto de fiets(tas) van het slachtoffer, waardoor het slachtoffer ten val kwam. [3] Het slachtoffer heeft als gevolg van de val onder andere een hoofdwond boven de wenkbrauw, twee bekkenfracturen, scheurtjes in het schaambeen en een hersenschudding opgelopen. De geschatte duur van genezing is drie maanden tot één jaar. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder feit 1, primair en de feiten 2 en 3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte niet vóór het ongeval, maar ná het ongeval alcohol heeft gedronken. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging onder feit 1, inhoudende dat hij onder invloed van alcohol heeft gereden. Ook dient hij gelet hierop van het ten laste gelegde onder feit 3 te worden vrijgesproken. Daarnaast kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte heeft gereden zonder geldig rijbewijs. Ook van dat deel van de tenlastelegging onder feit 1 dient hij daarom vrij te worden gesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 3
Vast staat dat verdachte met zijn auto het slachtoffer [slachtoffer] heeft aangereden. Het als gevolg hiervan door het slachtoffer opgelopen en hierboven weergegeven letsel moet gezien de aard, omvang en onderlinge samenhang naar het oordeel van de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of dit ongeval aan de schuld van verdachte te wijten is.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad valt in zijn algemeenheid niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Beoordeeld dient dus te worden of sprake is van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. De rechtbank overweegt ten aanzien daarvan als volgt.
Snelheid en rijgedrag
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 21 april 2019 op de Geesterseweg uit tegengestelde richting twee fietsers op de rode fietsstrook zag fietsen. Uit de verte kwam een zwarte [merk] loeihard aanrijden, getuige vermoedt dat dit voertuig wel 100 kilometer per uur reed. Nadat getuige de [merk] gepasseerd had heeft hij achterom gekeken en de [merk] gevolgd. Hij zag dat beide fietsers netjes aan de rechterzijde van de weg fietsten. Hij zag dat de [merk] de fietsers naderde en dat opeens een man die op de fiets reed door de lucht vloog. [5]
Ongeveer een uur voor het ongeval is een zwarte [merk] met een Slowaaks kenteken door een politieagent in burger op de Broekhuisdijk in Gelselaar gezien. De maximumsnelheid is ook daar 60 kilometer per uur. Getuige schat dat de bestuurder ongeveer 120 kilometer per uur reed. [6]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet op de snelheidsmeter heeft gekeken, maar hij schat naar eigen zeggen dat hij wel 100 kilometer per uur kan hebben gereden op het moment dat hij de fietsers inhaalde. Toen hij achter de fietsers reed zag hij dat er een auto tegenover hem opdook. Verdachte heeft toen gas gegeven zodat hij de fietsers sneller voorbij kon gaan. [7]
Gelet op genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte met hoge snelheid de, gezien zijn rijrichting, naar links verlopende bocht is ingereden waar het slachtoffer fietste. Ook heeft hij op gevaarlijke wijze ingehaald door op een relatief smalle weg, in een bocht, met hoge snelheid twee fietsers in te halen.
Rijbevoegdheid
Vanuit Interpol ontving de politie het bericht dat verdachte niet in het bezit is van een geldig rijbewijs. Zijn rijbewijs is op 6 oktober 2013 in Slowakije in beslag genomen en vervolgens ingetrokken vanwege rijden onder invloed. [8]
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de hiervoor beschreven informatie. De stelling van de verdediging dat verdachte na het betalen van een boete zijn rijbewijs zou hebben teruggekregen, vindt hierin en ook anderszins geen bevestiging. De rechtbank stelt dus vast dat verdachte heeft gereden terwijl hij niet beschikte over een geldig rijbewijs.
Verkeren in een toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid Wegenverkeerswet 1994
Op de dag van het ongeval tussen 15.11 uur en 15.16 uur is de adem van verdachte onderzocht. Uit het onderzoek bleek dat het ademalcoholgehalte van verdachte 1045 microgram per liter uitgeademde lucht bedroeg. [9]
Het ongeval heeft omstreeks 12.55 uur die middag plaatsgevonden [10] en verdachte is om 14.10 uur door de politie op zijn verblijfsadres aangehouden. [11] Tussen het ongeval en de aanhouding is dus amper vijf kwartier verstreken.
Naar aanleiding van verdachtes verklaring bij de politie - die onder meer inhield dat hij na de aanrijding een fles bier met 10 procent alcohol heeft gedronken - heeft het NFI onderzoek gedaan naar de vraag of de hoeveelheid alcohol in het lichaam van verdachte zich in twee uren zo snel kan opbouwen dat hij bij de ademanalyse 1045 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht scoort, of dat met aanmerkelijke zekerheid vast te stellen is dat verdachte al voor het ongeval alcohol genuttigd moet hebben om tot zo’n uitslag te komen. [12]
De conclusie van het NFI is dat het drinken van één fles bier met een alcoholpercentage van 10 procent overeenkomt met een ademalcoholconcentratie van 292 microgram per liter. Dit is veel lager dan de vastgestelde ademalcoholconcentratie van 1045 microgram per liter. [13]
Gezien het vorengaande kan het overgrote deel van de in verdachtes uitgeademde lucht aanwezige alcohol niet worden verklaard door het nuttigen na het ongeval van één fles bier met tien procent alcohol.
Verdachte heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij in de tijd tussen de aanrijding en zijn aanhouding niet alleen een fles bier maar ook meer dan een halve fles cognac heeft gedronken en dat die inname het alcoholgehalte in zijn adem volledig verklaart.
Verdachte heeft op 22 april 2019 bij de politie echter enkel verklaard dat hij na het ongeval één fles bier met 10 procent alcohol heeft gedronken. Toen heeft hij niets verklaard over het ook nuttigen van meer dan een halve fles sterke drank na de aanrijding. Ook heeft hij bij de politie verklaard dat hij de avond vóór de aanrijding alcohol heeft gedronken, namelijk een aantal glaasjes cognac en twee flesjes bier. [14]
Genoemde verklaring van verdachte bij de politie is een dag na het ongeval afgenomen en is specifiek met betrekking tot zijn alcoholinname op de dag vóór en op de dag ván het ongeluk. Hij heeft zijn verklaring bij de politie destijds doorgelezen en ondertekend.
De latere verklaring van verdachte ter zitting is pas later afgelegd en na de mogelijkheid tot kennisneming van het politiedossier en alle onderzoeksresultaten. De verklaring ter zitting vindt ook geen betrouwbare steun in verklaringen van anderen uit de omgeving van verdachten. Daargelaten dat getuigen [getuige 2] en [getuige 3] ieder voor zich warrig en wisselend verklaren bij eerst de politie en daarna de rechter-commissaris, bevestigen hun
verklaringen de latere lezing van verdachte geheel niet. Zo heeft [getuige 2] uiteindelijk en samengevat verklaard dat hij zelf na het ongeval meteen naar bed is gegaan en dat hij verdachte toen niet heeft zien drinken en heeft [getuige 3] uiteindelijk onder meer verklaard dat verdachte na het ongeval tien procent bier heeft gedronken maar dat hij zich niet herinnert of verdachte toen ook sterke drank die zou zijn ingeschonken, heeft gedronken. Voor zover de verdediging heeft gewezen op een ingebrachte, éénregelige schriftelijke verklaring van ene [naam 1] inhoudende dat hij na terugkomst verdachte veel alcoholische dranken zag drinken, merkt de rechtbank op dat deze verklaring niet in een verhoorsituatie is afgelegd en overigens ook maar enige detaillering ontbeert.
De rechtbank gaat gezien al het bovenstaande uit van de juistheid van de bij de politie afgelegde verklaring van verdachte en schuift zijn latere verklaring ter zitting als ongeloofwaardig terzijde.
Uit de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring volgt dus dat hij (ook) in een periode van minder dan 24 uur voor het ongeval alcohol heeft gedronken. Gezien het NFI rapport moet dit een aanzienlijke hoeveelheid zijn geweest. Het alcoholgebruik in de 24 uur voorafgaande aan het ongeval (iets voor één uur ’s middags) wordt ook bevestigd door de verklaring van getuige [getuige 2] die heeft verklaard dat hij, verdachte en een andere huisgenoot samen sterke drank hebben gedronken op de avond voor het ongeluk. [15] Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol in het lichaam langzaam afbreekt en dat dit binnen 24 uur na inname nog meetbaar is.
Gelet op al het bovenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte voor het ongeval alcohol heeft gedronken en tijdens de aanrijding nog onder invloed hiervan verkeerde. Uitgaande van het scenario dat hij na de aanrijding een fles bier met 10% alcohol heeft gedronken - wat overeenkomt met een ademalcoholconcentratie van 292 microgram per liter - is de rechtbank van oordeel dat het alcoholgehalte in de adem van verdachte tijdens het ongeval aanmerkelijk hoger was dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, aangezien hij bij zijn aanhouding 1045 microgram alcohol per liter heeft geblazen.
Mate van schuld
Verdachte heeft met hoge snelheid, onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol en terwijl hij niet beschikte over een geldig rijbewijs, een fietser gevaarlijk ingehaald en hem daarbij aangereden.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gedrag van verdachte aan te merken als zeer onvoorzichtig en onoplettend en is het daarom aan zijn schuld te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , p. 138 en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2020.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks21 april 2019 te Gelselaar in de gemeente Berkelland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting Gelselaar, daarmede rijdende over de weg, de Geesterseweg
zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte
onder invloed van alcohol,
althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende dranken
/ofterwijl de rijbevoegdheid hem, verdachte was ontzegd en/ofhij verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en
/ofterwijl hij, verdachte twee voor hem uit op die weg (de Geesterseweg) rijdende fietsers had waargenomen,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Geesterseweg) en/of het zich daarop bevindende verkeer en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg,
de Geesterseweg kon overzien en waarover deze vrij was en
/ofmet hoge snelheid een in die weg (de Geesterseweg) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting naar links verlopende bocht is ingereden en/of doorgereden en
/ofdie voor hem uit rijdende fietsers, - welke fietsers gezien verdachtes rijrichting op de aan de rechter zijde van die weg (de Geesterseweg) aangebrachte (rode) fiets (suggestie)strook reden-, is gaan in halen, waarbij hij verdachte niet of in onvoldoende mate naar links is uitgeweken en
/ofis gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen metéén van die fietsers en/of diens fiets,
ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets (die fietser) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander
/en(genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel,
althans zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en
/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte gevaarlijk heeft ingehaald;
2.
hij, als degene die
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) betrokken was geweest bij een verkeersongeval, dat had plaatsgevonden te Gelselaar in de gemeente Berkelland op
/aan, de Geesterseweg op
of omstreeks21 april 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd
enachtergelaten en
/ofaan die ander ( [slachtoffer] ) schade was toegebracht;
3.
hij op
of omstreeks21 april 2019 te Gelselaar, gemeente Berkelland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd,
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
405 microgram, in elk gevalhoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 3:
de eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige gevaarlijk heeft ingehaald
en
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde onder feit 1 primair en de feiten 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Daarnaast is hij een betrouwbare werknemer en onderhoudt hij zijn moeder en zoon die in Slowakije wonen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou gevolgen hebben voor zijn werkgever en zijn familie. De raadsman van verdachte pleit daarom voor oplegging van een taakstraf danwel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, als bestuurder van een auto, een fietser aangereden. Hij heeft hierbij gereden zonder geldig rijbewijs, onder invloed van alcohol en met te hoge snelheid. De fietser heeft als gevolg hiervan zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het ongeluk had echter veel ernstiger, mogelijk fatale, gevolgen kunnen hebben. Dat dit niet het geval is geweest is niet aan verdachte te danken. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat de aanrijding grote impact heeft gehad en nog steeds heeft op het leven van het inmiddels 88-jarige slachtoffer en zijn vrouw. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan. Verdachte heeft door zijn gedragingen laten zien totaal geen oog te hebben gehad voor de belangen van andere verkeersdeelnemers.
Gelet op de aard en de ernst van het feit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Gebleken is immers dat het rijbewijs van verdachte in Slowakije is ingevorderd vanwege rijden onder invloed en dat verdachte in Nederland desondanks weer met alcohol op en zonder geldig rijbewijs is gaan rijden. Een gedeeltelijk voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte (weer) in herhaling valt.
Ook acht de rechtbank een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid geboden.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op
3 (drie)jaren wordt bepaald;
 dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdachte daarnaast tot een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. P.J.C. Cremers en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2020.
mr. Leemreize is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019173988-39, gesloten op 24 juni 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 3 en 4.
3.Verkeersongevallenanalyse, p. 106 t/m 109 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 25 september 2020.
4.Geneeskundige verklaring, p. 24, een schriftelijk bescheid (bijlage bij vordering tot schadevergoeding) inhoudende een brief van orthopedisch chirurg [naam 2] , gedateerd 22 augustus 2019 en het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 26.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 136 en 137.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 94.
7.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 25 september 2020.
8.E-mail van Interpol m.b.t. antwoord uit Slowakije omtrent het rijbewijs van verdachte, p. 85.
9.Onderzoek ademanalyse, p. 84.
10.Proces-verbaal van aanrijding p. 4 en proces-verbaal van bevindingen p. 12.
11.Proces-verbaal van aanhouding p. 29.
12.Herberekening ademalcoholconcentratie van verdachte, p. 133.
13.Herberekening ademalcoholconcentratie van verdachte, p. 135.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 43 en 44.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 78.