ECLI:NL:RBGEL:2020:5331

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
05/022769-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een mes in Apeldoorn

Op 9 oktober 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 24 januari 2020 in Apeldoorn een steekincident heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1984 in Guinee en thans gedetineerd, werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een mes in de buik van het slachtoffer heeft gestoken, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar achtte wel een poging tot zware mishandeling bewezen. De rechtbank overwoog dat de gedragingen van de verdachte gericht waren op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en dat hij de aanmerkelijke kans op dit gevolg had aanvaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken bevolen, die eerder was opgelegd in een andere zaak. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verstandelijke beperking en psychische problemen, maar oordeelde dat de ernst van het feit een aanzienlijke straf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/022769-20
Datum uitspraak : 9 oktober 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte], geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] (Guinee),
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te P.I. Achterhoek Gevangenis,
raadsman: mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 mei 2020 en 25 september 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Apeldoorn, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk
van het leven te beroven,
-meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de rug, in elk geval in het lichaam van die [benadeelde] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Apeldoorn, althans in Nederland,
aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de rug, althans in het lichaam van die [benadeelde] , heeft toegebracht door:
-meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de rug, in elk geval in het lichaam van die [benadeelde] te steken en/of snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Apeldoorn, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
-meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de rug, in elk geval in het lichaam van die [benadeelde] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Apeldoorn, althans in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld, door:
-meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de rug, in elk geval in het lichaam van die [benadeelde] te steken en/of snijden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, te weten poging tot doodslag. Gelet op het letselrapport is het steken in de buik/onderlichaam voldoende vast komen te staan en dit is potentieel dodelijk omdat er vitale organen in de buik zitten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag of zware mishandeling. Verdachte had geen (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever. Ook is er te weinig bekend over de wond, waardoor niet vastgesteld kan worden dat sprake is van een levensbedreigende situatie of zwaar lichamelijk letsel.
Een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Op 24 januari 2020 omstreeks 19:50 uur was de politie in verband met de melding van een steekpartij in de woning aan de [adres 2] in Apeldoorn. In de gang van de woning lag bloed op de grond. [benadeelde] zat met een ontbloot lichaam in de keuken en had een steekwond. [benadeelde] vertelde dat hij de deur open deed, waarna er ruzie ontstond en hij werd gestoken met een mes. De eveneens aanwezige getuige [getuige 1] liet de politie op zijn telefoon een foto zien van de man die had gestoken. De man werd herkend als de ambtshave bekende verdachte, [verdachte] [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij een geschil had met het slachtoffer. Hij is die avond naar de woning van het slachtoffer gegaan en het slachtoffer deed open. Hij had toen een petje op dat hij daar is verloren. Verdachte heeft verklaard dat hij met een mes twee zwaaiende bewegingen heeft gemaakt. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zich op 24 januari 2020 omstreeks 19:45 uur in haar woning bevond, gelegen tegenover perceelnummer 83
(de rechtbank begrijp het plaats delict). Zij zag een negroïde man voor nummer 83 staan met een fiets in zijn handen. Ze zag dat de man met zijn fiets een aantal malen tegen het raam sloeg aan de voorzijde van de woning, de fiets vervolgens van zich af gooide en naar de deur liep. Het leek alsof hij agressief en opgefokt was. Ze zag dat de deur geopend werd en dat de man direct zijn voet tussen de deur zette. Er volgde een gesprek van ongeveer 20 seconden. Ze kon niets horen maar ze zag aan de lichaamstaal dat er sprake was van een conflict. De man ging hierna naar binnen en kwam na ongeveer 20 seconden weer naar buiten. [4]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat een man met een donkere huidskleur op een fiets bij het pand op nummer 83 stopte. Hij zag dat de man de fiets aan de voorzijde van het pand tegen de ruit gooide en dat hij naar de deur liep en hier tegen aansloeg en trapte. Ook hoorde hij de man schreeuwen. Toen de deur geopend werd, zette de man zijn voet tussen de deur. Hij zag dat de man vervolgens naar binnen ging. Hij zag dat de deur een aantal keer heen en weer ging en dat de man kort daarna weer naar buiten kwam. [5]
Getuige [getuige 1] bevond zich in het pand op nummer 83. Hij hoorde een hard geluid en hoorde mensen zeggen “hij heeft een mes, hij heeft een mes”. Toen hij ging kijken, zag hij medebewoner [benadeelde] staan en de zwarte man die altijd een petje draagt en die vaker in het huis komt, stond bij de deur. Hij hoorde geschreeuw en zag dat de zwarte man op de vlucht sloeg. Daarna zag hij bloed bij [benadeelde] . [6]
Het letsel van het slachtoffer is beoordeeld en geïnterpreteerd door een forensisch arts. Bij het lichamelijk onderzoek door de behandeld chirurg in het ziekenhuis had het slachtoffer een wond in de linker flank met een flinke bloeduitstorting net onder de ribbenboog. Blijkens het CT onderzoek was er sprake van een steekverwonding links met vrij vocht in de buikholte. De wond is in het ziekenhuis gehecht. Het slachtoffer is op 14 februari 2020 poliklinisch gecontroleerd. Er waren toen nog geringe klachten. De hechtingen zijn toen verwijderd. De te verwachte genezingsduur werd geschat op drie tot vier weken, met achterblijven van een litteken op de plaats van de huidverwonding. In het letselverslag staat onder meer beschreven dat bij het steken in de buik het risico bestaat op letsel aan inwendige buikorganen en letsel aan grotere en kleinere bloedvaten (waaronder slagaders) met kans op groot bloedverlies en verbloeding. [7]
De rechtbank maakt uit de bewijsmiddelen op dat verdachte op 24 januari 2020 op de [adres 2] in Apeldoorn is geweest. Gelet op de twee onafhankelijke getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] , die elkaar ondersteunen, stelt de rechtbank vast dat verdachte opgefokt ter plaatse kwam en kort in de woning is geweest.
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij tweemaal een zwaaiende beweging heeft gemaakt met een mes en het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat het slachtoffer een steekverwonding heeft opgelopen, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte was die het slachtoffer in de buik heeft gestoken met een mes.
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden hoe dit handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd.
Hoewel het maken van een stekende beweging met een mes richting de buik op zichzelf zonder meer kan leiden tot dodelijk letsel bij het slachtoffer, is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende is gebleken dat verdachte de bedoeling heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven. Daartoe acht de rechtbank relevant dat onduidelijk is gebleven welk mes verdachte heeft gehanteerd en met hoeveel kracht hij heeft gestoken. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer. Hij zal daarom worden vrijgesproken van poging tot doodslag.
Gelet op vaste jurisprudentie en gezien de in deze zaak beschikbare medische informatie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel. Uit de letselverklaring blijkt dat het slachtoffer niet naar aanleiding van het steekincident is geopereerd. De wond is gehecht en de beschreven herstelperiode is relatief kort te noemen. Omdat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, wordt verdachte ook vrijgesproken van zware mishandeling.
Ten aanzien van de vraag of verdachtes gedragingen een poging tot zware mishandeling opleveren, wordt het volgende overwogen. Uit het letstelverslag en uit algemene ervaringsregels volgt dat bij het steken in de buik met een mes de aanmerkelijke kans bestaat op ernstig letsel bestaat.
De gedragingen van verdachte – het steken met een mes in de buik van het slachtoffer - zijn naar uiterlijke verschijningsvorm gericht op het gevolg, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hieruit volgt dat verdachte ten minste de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom een poging tot zware mishandeling bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks24 januari 2020 te Apeldoorn,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
-
meermalen, althanseenmaal, met een mes,
althans een scherp/puntig voorwerp, in de rug, in elk gevalin het lichaam van die [benadeelde] heeft gestoken
en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van de verdediging
Er was sprake van een noodweersituatie waar verdachte zich tegen mocht verdedigen. Verdachte was een aantal keer bedreigd door het slachtoffer waardoor hij bang was voor hem. Verdachte is naar de woning van het slachtoffer toegegaan om het conflict uit te praten. Daar is hij aangevallen door het slachtoffer. Verdachte voelde zich daardoor genoodzaakt om zich te verdedigen door tweemaal een zwaaiende beweging te maken met een mes.
Het standpunt van de officier van justitie
Het is niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
De beoordeling van de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er op enig moment een situatie is geweest waarin verdachte zichzelf tegen een wederrechtelijke aanval heeft mogen verdedigen, en vervolgens of hij bij die verdediging mogelijk te ver is gegaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij naar de woning van het slachtoffer is gegaan. Het slachtoffer deed open en begon hem te beschuldigen en te slaan. Er kwamen andere mensen bij die hem ook sloegen. Hij probeerde zich te verdedigen door zijn armen voor zijn gezicht te houden. Hij is minutenlang binnen geweest. Hij is gaan zitten en voelde toen dat er tegen hem werd getrapt. Hij vond een mes op de grond en heeft daarmee twee zwaaiende bewegingen gemaakt.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de hiervoor besproken getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] volgt dat verdachte in agressieve, opgefokte toestand de woning is binnengegaan en dat hij slechts korte tijd binnen geweest. Verdachte is de enige die stelt dat hij langere tijd is binnen geweest en dat hij daar is aangevallen. Zijn verklaring vindt ook geen steun in de verklaring van getuige [getuige 1] . Dat er sprake was van een ogenblikkelijk wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen is dan ook niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt daarom het noodweerverweer en acht het feit strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar. De officier van justitie ziet geen reden voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf gelet op de onzekere verblijfsstatus van verdachte. Tijdens een voorwaardelijke invrijheidsstelling kan er eventueel gekeken worden welke voorwaarden passend zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte veroordeeld kan worden tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Indien de rechtbank anders van oordeel is, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat naast deze gevangenisstraf ook een taakstraf opgelegd kan worden. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 17 april 2020;
- een voorlichtingsrapportage van Tactus reclassering, gedateerd 17 augustus 2020;
- een Pro Justitia rapport van drs. [naam 1] , psycholoog, gedateerd 10 maart 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een aan poging tot zware mishandeling. Hij heeft met een mes in de buik van het slachtoffer gestoken. Dat het bij een poging is gebleven, is niet te danken aan het gedrag van verdachte, de gevolgen hadden veel groter kunnen zijn. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Gezien de justitiële documentatie is verdachte eerder veroordeeld, voornamelijk voor vermogensdelicten.
In het Pro Justitia rapport is het volgende te lezen. Bij verdachte is naast de licht verstandelijke beperking ook sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en een stoornis in cannabisgebruik. Daarnaast is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, maar deze is volledig in remissie. De beperkte copingvaardigheden, gebrekkige emotieregulatiemechanismen en de gebrekkige impulscontrole voortkomend uit de licht verstandelijke beperking en de andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken hebben enigszins doorgewerkt in de gedragskeuzes van betrokkene ten aanzien van het feit. Geadviseerd wordt om verdachte het feit daarom verminderd toe te rekenen. De kans op herhaling van gewelddadig gedrag wordt ingeschat als matig. De rechtbank zal deze conclusies meewegen in het bepalen van de straf.
In het reclasseringsrapport is te lezen dat de verblijfsvergunning is ingetrokken. Verdachte heeft hiertegen bezwaar gemaakt, echter mag hij dit bezwaar officieel niet in Nederland afwachten. Als gevolg hiervan is ook een voorlopige voorziening aangevraagd. Het bezwaar evenals de voorlopige voorziening is afgewezen. Hiertegen is door verdachte hoger beroep ingediend. Deze procedure loopt momenteel nog waardoor de verblijfsstatus van verdachte onzeker is.
Gelet op het bovenstaande en het gegeven dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie komt, zal de rechtbank een andere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank zal een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Gelet op de onzekere verblijfsstatus van verdachte ziet de rechtbank geen ruimte voor een voorwaardelijk strafdeel en het stellen van bijzondere voorwaarden. Gezien de aard en de ernst van het feit en de leefomstandigheden van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf niet passend is.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling van 14 april 2020 van de officier van justitie. Deze strekt tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 05/218165-19, waarin verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 5 december 2019 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 2 weken gevangenisstraf die door de politierechter voorwaardelijk is opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld tot afwijzing van de vordering. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de proeftijd verlengd wordt met de duur van één jaar.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, moet de bij het vonnis van de politierechter te Gelderland van 5 december 2019 (parketnummer 05/218165-19) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer worden gelegd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maandenmet aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 5 december 2019 te weten van:
2 (twee) weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2020.
mr. H.C. Leemreize en mr. J.J. Boersma
zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 2] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020038542, gesloten op 19 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De processen-verbaal van bevindingen p. 68 e.v. en p. 71.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2020.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 133.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 135.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 139, 140.
7.Het forensisch geneeskundig letselverslag, p. 3.