ECLI:NL:RBGEL:2020:5447

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
8733799
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen voorgenomen wijze van tegeldemaking van de nalatenschap van erflaatster

In deze zaak heeft een van de erfgenamen, [verzoeker 1], bezwaar gemaakt tegen de door de vereffenaars voorgenomen wijze van tegeldemaking van de woning en garage van erflaatster, zoals bedoeld in artikel 4:215 lid 2 BW. De procedure begon met een verzoekschrift van [verzoeker 1] op 27 augustus 2020, waarin hij zijn bezwaren uiteenzette. De erflaatster, die op 15 maart 2018 overleed, had haar nalatenschap beneficiair aanvaard. De vereffenaars, benoemd door de rechtbank Gelderland, waren verantwoordelijk voor de afwikkeling van de nalatenschap. De woning, het belangrijkste actief van de nalatenschap, was verkocht aan de kopers voor € 395.000, maar door een brand op 15 april 2020 was de woning volledig verwoest, wat leidde tot complicaties in de verkoop.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaakgegevens 8733799 \ EZ VERZ 20-404 \ TS
uitspraak van 18 september 2020
beschikking
in de zaak van
[verzoeker 1]
thans verblijvende in voorlopige hechtenis te Grave
procederend in persoon
verzoekende partij
tegen

1.[verweerder 1]

2.
[verweerder 2]
beiden in hun hoedanigheid van vereffenaars van de nalatenschap van [erflater]
beiden kantoorhoudende te Oosterbeek
procederend in persoon
verwerende partijen
en

1.[belanghebbende 1]wonende te [woonplaats]niet verschenen

2.
[belanghebbende 2]wonende te [woonplaats]
gemachtigde mr. B. van Treijen te Nijmegen
belanghebbenden
en

1.[belanghebbende 3]

2.
[belanghebbende 4]
beiden wonende te [woonplaats]
gemachtigde mr. J. Heikens te [woonplaats]
belanghebbenden
Partijen worden hierna [verzoeker 1] , de vereffenaars, [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] en de kopers genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 27 augustus 2020 van [verzoeker 1]
- het aanvullend verzoekschrift van 1 september 2020 van [verzoeker 1]
- het verweerschrift van 9 september 2020 van de vereffenaars
- de fax van 10 september 2020 van de gemachtigde van [belanghebbende 2]
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 17 september 2020.

2.De feiten

2.1.
Op 10 juli 2017 is te [woonplaats] overleden [naam 2] , geboren te [woonplaats] op 6 juni 1926 (hierna: erflater). De laatste woonplaats van erflater was [woonplaats] . Bij testament van 11 oktober 1976 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt. Hij heeft zijn echtgenote [erflater] en hun kinderen ( [verzoeker 1] , [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ) tot zijn erfgenamen benoemd. De erfgenamen hebben de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard. Erflater heeft zijn echtgenote tot executeur benoemd. Zij heeft deze benoeming aanvaard.
2.2.
Op 15 maart 2018 is te [woonplaats] overleden [erflater] , geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] (hierna: erflaatster). De laatste woonplaats van erflaatster was [woonplaats] . Bij testament van 11 oktober 1976 heeft erflaatster over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft haar kinderen tot haar erfgenamen benoemd. De erfgenamen hebben de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard.
2.3.
Bij beschikking van 25 april 2019, verbeterd bij beschikking van 9 mei 2019, heeft de rechtbank Gelderland [verweerder 2] benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster. Bij beschikking van 10 maart 2020 heeft de rechtbank Gelderland [verweerder 1] benoemd tot mede-vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster.
2.4.
Tot de nalatenschap van erflaatster behoort de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de woning). De woning vormt het belangrijkste actief van de nalatenschap. Door tussenkomst van een door de vereffenaars ingeschakelde makelaar is de woning op 14 februari 2020 verkocht aan de kopers voor een bedrag van € 395.000,00. De koopovereenkomst bevat een boetebeding van 10% van de koopprijs.
2.5.
De levering van de woning stond gepland op 17 april 2020. Op 15 april 2020 is er brand uitgebroken in de woning. Als gevolg van deze brand moet de woning geheel worden gesloopt en herbouwd.
2.6.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de toedracht van de brand. Het onderzoek heeft geleid tot vervolging van [verzoeker 1] voor brandstichting. Uit het proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 april 2020 blijkt dat [verzoeker 1] heeft bekend de brand te hebben gesticht.
2.7.
De opstalverzekeraar Centraal Beheer Achmea heeft eveneens onderzoek gedaan naar de toedracht van de brand. De opstalverzekeraar is tot de conclusie gekomen dat een verzekerde - [verzoeker 1] - de brand opzettelijk heeft gesticht. Als gevolg hiervan heeft de opstalverzekeraar op grond van haar polisvoorwaarden geweigerd dekking te verlenen voor de schade die door de brand is veroorzaakt.
2.8.
Overleg van de vereffenaars met de kopers en hun advocaat heeft ertoe geleid dat de kopers de koopovereenkomst vooralsnog niet zouden ontbinden en vooralsnog geen beroep zouden doen op het boetebeding of op een schadevergoeding wegens non-conformiteit. De vereffenaars en de kopers zouden eerst onderzoek doen naar de omvang van de schade en de mogelijkheden voor de kopers om de woning eventueel alsnog, onder aanpassing van de voorwaarden, over te nemen waarna de kopers de woning zouden laten slopen en herbouwen. Op 23 april 2020 hebben de kopers de koopovereenkomst op grond van artikel 7:3 Burgerlijk Wetboek (BW) ingeschreven in de openbare registers.
2.9.
Op 11 mei 2020 heeft mevrouw [naam 3] , bewoonster van de naastgelegen woning aan de [adres 2] te [woonplaats] , executoriaal beslag gelegd op de woning tot verhaal van een persoonlijke lening die zij aan [verzoeker 1] heeft verstrekt.
2.10.
Bij taxatierapport van 1 juli 2020 is de waarde van het perceel grond getaxeerd op een bedrag van € 111.000,00. Daarop brengt de taxateur de geschatte sloopkosten van € 38.000,00 in mindering, zodat de marktwaarde van het perceel grond een bedrag van € 73.000,00 is. De schade-expert van de opstalverzekeraar (hierna: de schade-expert) is, afzonderlijk van de taxateur, tot dezelfde waardering van het perceel grond gekomen. De makelaar heeft bevestigd dat deze waardering zijns inziens steekhoudend is.
2.11.
Bij brief van 12 augustus 2020 hebben de vereffenaars de erfgenamen geïnformeerd over het verloop van de vereffening, waarbij in het bijzonder aandacht is besteed aan de gevolgen van de woningbrand. Middels deze brief hebben de vereffenaars de erfgenamen geïnformeerd over het feit dat de nalatenschap als gevolg van de brand aanzienlijk negatief geworden is. Daarnaast hebben de vereffenaars een concept uitdelingslijst overgelegd en hebben zij een afwikkelingsvoorstel geformuleerd. Onderdeel daarvan is de verkoop van de woning aan de kopers. [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] hebben met dit voorstel ingestemd. [verzoeker 1] heeft niet op dit voorstel gereageerd.
2.12.
De vereffenaars zijn met de kopers tot overeenstemming gekomen over de aanpassing van de koopovereenkomst. Daarbij hebben de kopers bedongen dat zij de ontbinding van de koopovereenkomst mogen inroepen, indien niet uiterlijk op 2 oktober 2020 duidelijk is of de aanpassing van de koopovereenkomst, bij bezwaar van een van de erfgenamen, de goedkeuring van de kantonrechter kan dragen.
2.13.
Bij e-mail van 24 augustus 2020 hebben de vereffenaars de erfgenamen geïnformeerd over het feit dat met de kopers overeenstemming is bereikt over de aanpassing van de koopovereenkomst. De erfgenamen zijn in de gelegenheid gesteld binnen zeven dagen kenbaar te maken of zij voornemens zijn bezwaar aan te tekenen tegen de wijziging van de koopovereenkomst. Bij e-mail van 27 augustus 2020 heeft mr. A.O.C.A van Schravendijk laten weten dat [verzoeker 1] bezwaar wenst te maken tegen de wijziging van de koopovereenkomst. Op 27 augustus 2020 heeft [verzoeker 1] zijn verzoekschrift ingediend.

3.Het bezwaar en het verweer

3.1.
[verzoeker 1] maakt bezwaar tegen de voorgenomen afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster, de concept uitdelingslijst en de voorgenomen verkoop van de woning en garage van erflaatster. Hij verzoekt de waarde van het perceel grond ten bedrage van € 111.000,00 te vermeerderen met de waarde van de kelder/ fundering in het economisch verkeer ten bedrage van € 15.000,00. Daarnaast verzoekt hij de sloopkosten ten bedrage van € 38.000,00 te verminderen tot een bedrag van € 25.000,00.
3.2. Aan zijn bezwaar tegen de door de vereffenaars voorgenomen verkoop van de woning en garage van erflaatster heeft [verzoeker 1] het volgende ten grondslag gelegd. De waarde van de kelder/fundering wordt door de vereffenaars ten onrechte niet meegenomen in de verkoopprijs. Die waarde is destijds door de schade-expert geschat op een bedrag van € 15.000,00 in het economisch verkeer tijdens een gesprek dat plaatsvond op 11 mei 2020 op het kantoor van de vereffenaars. De kopers van de woning gaan wel gebruik maken van de kelder/fundering, aangezien daarvan geen sloop zal plaatsvinden. Verder worden de sloopkosten door de kopers hoger ingeschat (€ 38.000,00) dan de schade-expert heeft gedaan (€ 25.000,00). De oorspronkelijk verkoopovereenkomst had uitsluitend betrekking op de woning en niet op de garage, aangezien de kopers voor de garage geen financiering konden krijgen. Dit betekent dat de vereffenaars geen koopovereenkomst kunnen aangaan met betrekking tot de woning én de garage. Tenslotte ligt er nog steeds executoriaal beslag op de garage. De vereffenaars dienen dit beslag te respecteren, aldus [verzoeker 1] .
3.3.
De vereffenaars voeren verweer, hetgeen hierna, voor zover van belang, zal worden behandeld. Zij verzoeken de kantonrechter het verzoek af te wijzen, met veroordeling van [verzoeker 1] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
[belanghebbende 1] is overeenkomstig de wettelijke vereisten opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar niet verschenen. Zij heeft ook geen schriftelijk verweer gevoerd.
4.2.
Bij fax van 10 september 2020 heeft de gemachtigde van [belanghebbende 2] namens zijn cliënt laten weten dat [belanghebbende 2] niet zelf en ook niet vertegenwoordigd door zijn gemachtigde op de mondelinge behandeling zal verschijnen. Hij staat volledig achter de voorgenomen verkoop en de voorgenomen handelswijze door de vereffenaars.
4.3.
Voorop dient te worden gesteld dat het in deze procedure niet gaat om de voorgenomen afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster en om de concept uitdelingslijst. Aan de orde is het bezwaar van [verzoeker 1] tegen de wijze van tegeldemaking van de woning en garage van erflaatster als bedoeld in artikel 4:215 lid 2 BW.
4.4.
De vereffenaars hebben een package deal gesloten met de kopers, welke inhoudt dat de woning en garage van erflaatster voor een bedrag van in totaal
€ 80.500,00 (€ 111.000,00 waarde perceel grond - € 38.000,00 aan sloopkosten + € 7.500,00 waarde schuur) aan de kopers zal worden verkocht. De vereffenaars hebben de stelling van [verzoeker 1] dat de kelder/fundering een meerwaarde zou hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het bepalen van de waarde van het perceel grond betwist. De vereffenaars hebben de vraag aan de schade-expert voorgelegd of de kelder/fundering van de woning de waarde van het perceel grond naar zijn oordeel vermeerdert. Bij e-mail van 2 september 2020 heeft de schade-expert meegedeeld dat hij van mening is dat er bouwkundig in de woning geen waarde aanwezig is. De kelder/fundering dient te worden vervangen om te voldoen aan de bouweisen van deze tijd. Gelet op het taxatierapport, de verklaring van de schade-expert en de inlichtingen van de makelaar is de kantonrechter van oordeel dat de vereffenaars de waarde van het perceel grond terecht hebben gesteld op € 111.000,00. Bovendien hebben de vereffenaars in hun onderhandelingen met de kopers een extra bedrag van € 7.500,00 bedongen voor de schuur in de achtertuin van de woning. In het kader van de package deal hebben de kopers hiermee ingestemd.
4.5.
Ten aanzien van de stelling van [verzoeker 1] dat de kopers de sloopkosten hoger hebben ingeschat (€ 38.000,00) dan de schade-expert heeft gedaan (€ 25.000,00) hebben de vereffenaars verklaard dat het door de schade-expert genoemde bedrag van € 25.000,00 het bedrag is dat de opstalverzekeraar (bij dekking) bereid zou zijn te vergoeden. Hieruit kan volgens de vereffenaars echter niet de conclusie worden getrokken dat de sloopkosten daadwerkelijk € 25.000,00 zouden bedragen. De daadwerkelijke hoogte van de sloopkosten is afhankelijk van verschillende factoren. De sloop komt in het kader van de package deal voor rekening en risico van de kopers. De vereffenaars zijn van mening dat de nalatenschap de sloopkosten en de risico’s die daarmee gemoeid zijn niet kan dragen. Een complicerende factor vormt de stabiliteit van de naastgelegen woning. Deze woning vertoont verzakkingen. De vermoedelijke oorzaak daarvan is dat de woning is gebouwd op een gedempte sloot c.q. vijver. Sloop van de woning van erflaatster kan schade veroorzaken aan deze naastgelegen woning. De taxateur heeft in het taxatierapport aandacht besteed aan de sloopkosten. Er zijn twee offertes die aanzienlijk verschillen in prijs. De taxateur heeft daarom het gemiddelde van beide offertes genomen. Derhalve komen de sloopkosten neer op een bedrag van € 38.000,00. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben de vereffenaars dit bedrag terecht gehanteerd voor het afkopen van de sloopkosten in het kader van de package deal met de kopers.
4.6.
[verzoeker 1] heeft tenslotte gesteld dat de vereffenaars de garage niet aan de kopers kunnen verkopen, omdat daar executoriaal beslag op is gelegd door mevrouw [naam 3] . De vereffenaars hebben als verweer aangevoerd dat de garage wordt verkocht aan de kopers onder de opschortende voorwaarde dat het beslag daarop is opgeheven ten tijde van de levering. Het beslag tast de bevoegdheid van de vereffenaars niet aan. Daar komt bij dat het beslag, aldus de vereffenaars, vexatoir is. Mevrouw [naam 3] is schuldeiser van [verzoeker 1] in privé en niet van de nalatenschap van erflaatster (art. 4:7 BW). De nalatenschap vormt een afgescheiden vermogen waarop mevrouw [naam 3] geen verhaal kan halen ex artikel 4:224 BW. Anderzijds kan mevrouw [naam 3] geen beslag leggen op individuele goederen die tot een bijzondere gemeenschap behoren nu artikel 3:190 lid 1 BW dit verbiedt. Weliswaar staat op het beslagexploit ‘aandeel van [verzoeker 1] in de woning’, maar uit het uittreksel van het kadaster van 5 augustus 2020 blijkt dat het beslag is gelegd op de woning. De vereffenaars hebben mevrouw [naam 3] en haar advocaat verzocht het beslag op te heffen. De advocaat van mevrouw [naam 3] heeft inmiddels telefonisch verklaard dat het beslag als vervallen kan worden beschouwd en dat het zal worden doorgehaald in het register, aldus de vereffenaars. Bij e-mail van 9 september 2020 heeft de notaris laten weten dat hij het beslag zal doorhalen. Dat betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat het beslag op de woning en op de garage geen belemmering meer vormt voor de levering daarvan aan de kopers.
4.7.
Het voorgaande leidt tot het oordeel van de kantonrechter dat het bezwaar van [verzoeker 1] tegen de door de vereffenaars voorgenomen wijze van tegeldemaking van de woning en garage van erflaatster ongegrond dient te worden verklaard. Het verzoek van [verzoeker 1] om de waarde van het perceel grond (€ 111.000,00) te vermeerderen met de waarde van de kelder/fundering (€ 15.000,00) en om de sloopkosten (€ 38.000,00) te verlagen tot € 25.000,00 dient te worden afgewezen.
4.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij dient [verzoeker 1] in de proceskosten te worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
verklaart het bezwaar van [verzoeker 1] tegen de door de vereffenaars voorgenomen wijze van tegeldemaking van de woning en garage van erflaatster ongegrond;
5.2.
wijst het verzoek van [verzoeker 1] om de waarde van het perceel grond ten bedrage van € 111.000,00 te vermeerderen met de waarde van de kelder/fundering ten bedrage van € 15.000,00 en de sloopkosten van € 38.000,00 te verminderen tot € 25.000,00 af;
5.3.
veroordeelt [verzoeker 1] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van de vereffenaars begroot op nihil en in de nakosten eveneens begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.C.J. Heessels en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2020.