ECLI:NL:RBGEL:2020:5693

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
C/05/376494 / FA RK 20-3202
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de gevolgen van termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 9 oktober 2020 een mondelinge uitspraak gedaan over een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De advocaat van de betrokkene stelde dat er sprake was van een eerste zorgmachtiging in plaats van een zorgmachtiging aansluitend op een eerdere machtiging, omdat de indieningstermijn volgens artikel 6:6 sub a Wvggz was overschreden. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sanctie verbonden hoeft te worden aan deze termijnoverschrijding, aangezien de betrokkene niet in zijn belangen was geschaad. Hij was op de hoogte van het verzoek om een nieuwe zorgmachtiging op basis van een zorgplan dat op 12 augustus 2020 was opgesteld.

De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek schizofrenie, en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder psychische schade en maatschappelijke teloorgang. De psychiater en curator van de betrokkene hebben verklaard dat verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en te waarborgen dat hij zijn medicatie blijft innemen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de zorgmachtiging te verlenen voor een periode van acht maanden, in plaats van de gevraagde twaalf maanden, omdat de betrokkene niet persoonlijk door een psychiater was onderzocht en de zitting niet fysiek kon plaatsvinden. De rechtbank heeft de noodzaak van de voorgestelde zorg bevestigd en de duur van de machtiging vastgesteld tot en met 8 juni 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/376494 / FA RK 20-3202
Datum mondelinge uitspraak: 9 oktober 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.W.C. Giebels te Nijmegen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
16 september 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen/telefonisch plaatsgevonden op 9 oktober 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
dhr. [naam] , als psychiater verbonden aan Pro Persona;
dhr. [naam 2] , curator van betrokkene.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het niet toegestaan betrokkene persoonlijk te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en andere aanwezigen een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Om die reden is besloten betrokkene via beeldbellen te horen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie. De psychotische klachten zijn grotendeels in remissie onder medicatie gebruik.
2.3.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
ernstige psychische schade;
ernstige verwaarlozing;
maatschappelijke teloorgang;
het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
2.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
De psychiater heeft ter zitting toegelicht dat betrokkene medicatie heeft in depotvorm. Het liefst wil betrokkene geen medicatie. In de afgelopen jaren heeft betrokkene in de thuissituatie voor veel overlast en meldingen – zoals agressie en stalkend gedrag - gezorgd. Ook waren er zorgen over zijn maatschappelijke teloorgang. Dit heeft ertoe geleid dat opnieuw een zorgmachtiging is aangevraagd. Het is van belang dat betrokkene zijn medicatie neemt, opdat hij niet terugvalt in een (langdurige) psychose. De kans is groot dat betrokkene zijn medicatie weer zal staken zodra het kader van verplichte zorg weg zou vallen. Het is van belang om medicatietrouwheid bij betrokkene te bevorderen.
2.6.
De curator heeft aangegeven dat hij betrokkene regelmatig spreekt en een goed contact met hem heeft. De curator gaat akkoord met een machtiging en hij vindt de duur van twaalf maanden nodig. Betrokkene is gebaat bij continuïteit en dit geeft betrokkene ook rust. Zonder machtiging is de kans groot dat betrokkene zijn medicatie niet neemt en terugvalt in een psychose.
2.7.
Betrokkene heeft aangegeven dat hij medicatie neemt en zich aan afspraken houdt. Hij vindt een machtiging niet nodig.
De advocaat van betrokkene voert verweer tegen het verzoek. Betrokkene wil vrij zijn zonder een gedwongen controle. In de afgelopen periode is betrokkene meer op zichzelf gericht en op de belangrijkste persoon in zijn leven - zijn dochter - voor wie hij in Nederland blijft. Dit zal bijdragen aan minder overlast.
Gelet op het voorgaande stelt de advocaat van betrokkene zich op het standpunt dat het verzoek primair dient te worden afgewezen. Subsidiair verzoekt de advocaat om de duur van de machtiging te beperken. De advocaat stelt dat er eigenlijk sprake is van een eerste zorgmachtiging in plaats van een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging, daar de indieningstermijn ex artikel 6:6 sub a. Wvggz is overschreden. Daarnaast is betrokkene niet persoonlijk, maar alleen telefonisch door een psychiater onderzocht. Betrokkene is gebaat bij een eerder toetsmoment. Ook gaat het al maanden goed met betrokkene, hetgeen een machtiging voor een duur van twaalf maanden niet rechtvaardigt.
2.8.
Op grond van de overgelegde stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig.
Naar het oordeel van de rechtbank hoeft er geen sanctie verbonden te worden aan het overschrijden van de termijn ex artikel 6:6 sub a. Wvggz, hetgeen betekent dat er sprake is van een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging, die in beginsel voor twaalf maanden kan worden verleend. Betrokkene is niet in zijn belangen geschaad door overschrijding van de termijn, nu hij al op grond van het zorgplan, dat is opgesteld op
12 augustus 2020, wist dat er een nieuwe zorgmachtiging zou worden verzocht.
Het is de rechtbank gebleken dat het op dit moment stabiel gaat met betrokkene in de thuissituatie. Het is van belang dat het goed blijft gaan met betrokkene. Daarvoor is heel belangrijk dat hij zijn medicatie blijft innemen. Ook is het van belang dat betrokkene de hulpverlening toelaat, opdat hij de nodige zorg ontvangt en in de thuissituatie kan blijven wonen.
2.9.
De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg bestaan uit:
het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
het beperken van de bewegingsvrijheid, in die zin dat deze zorg alleen verplicht gegeven kan worden bij opname van betrokkene in een accommodatie;
het uitoefenen van toezicht op betrokkene, in die zin dat deze zorg alleen verplicht gegeven kan worden bij opname van betrokkene in een accommodatie;
het opnemen in een accommodatie, in die zin dat deze zorg alleen verplicht gegeven kan worden voor het geval het ambulant toedienen van medicatie niet meer volstaat en het opnemen in een accommodatie noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden,
alle voor de maximale duur van
achtmaanden.
De vorm van verplichte zorg ‘vocht en voeding’ zoals verzocht door de officier van justitie zal de rechtbank niet overnemen, nu ter zitting is gebleken dat hierover geen zorgen bestaan.
2.10.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.11.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank ziet aanleiding om de duur van de machtiging te beperken, nu betrokkene niet persoonlijk door een psychiater is onderzocht en de zitting voor deze zorgmachtiging wederom ook niet lijfelijk heeft kunnen plaatsvinden, maar via beeldbellen. De zorgmachtiging zal daarom worden verleend voor de duur van acht maanden, om welke reden de rechtbank zal beslissen als hierna vermeld.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op
[geboortedatum] te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.9. kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 8 juni 2021.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2020 door mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter, in tegenwoordigheid van D.M.J. Schoolderman, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 oktober 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.