ECLI:NL:RBGEL:2020:577

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
363927 ZJ RK 19-1248
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgregeling en schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de zorgregeling voor twee minderjarigen, [minderjarige sub 1] en [minderjarige sub 2]. De moeder van de kinderen verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) van 18 december 2019 te laten vervallen. De moeder had zorgen geuit over mogelijke mishandelingen door de vader, wat leidde tot een politieonderzoek. De GI had eerder een begeleid contactmoment tussen de kinderen en de vader georganiseerd, maar dit was niet doorgegaan. De moeder stelde dat de GI niet bevoegd was om de zorgregeling te wijzigen zonder een verzoek op grond van artikel 1:265g BW.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 januari 2020 werd de zaak met gesloten deuren behandeld. De kinderrechter oordeelde dat de schriftelijke aanwijzing niet als een wijziging van de zorgregeling kon worden gezien, maar als een diagnostisch instrument om te bepalen wat er nodig was voor de zorg en opvoeding van de kinderen. De kinderrechter concludeerde dat de GI de ouders niet kon verplichten tot medewerking aan een contactmoment, maar dat het begeleide contact noodzakelijk was voor de observatie van de kinderen. Uiteindelijk werd het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing afgewezen.

De kinderrechter benadrukte dat de zorgregeling niet ten uitvoer werd gelegd en dat zowel de vader als de moeder zich hierin konden vinden. De beslissing van de kinderrechter werd openbaar uitgesproken en is vastgelegd in de beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens : 363927 ZJ RK 19-1248
datum uitspraak: 28 januari 2020

beschikking conflictbehandeling schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

[adres moeder]
betreffende
[minderjarige sub 1], geboren [geboortedatum minderjarige sub 1] , hierna te noemen [minderjarige sub 1]
,
[minderjarige sub 2], geboren op [geb oortedatum minderjarige sub 2] , hierna te noemen [minderjarige sub 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

Jeugdbescherming Gelderland, regio Midden, hierna te noemen de GI,

gevestigd te Arnhem,

[naam vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te Doetinchem.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de moeder van 20 december 2019, ingekomen bij de griffie op 30 december 2019.
Op 21 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.W. de Gruijl,
- - een vertegenwoordigster van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige sub 2] en [minderjarige sub 1] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 15 oktober 2018 deze rechtbank is bepaald dat [minderjarige sub 2] en [minderjarige sub 1]
  • om de twee weken een weekend naar de vader gaan, alsmede een dag in de week;
  • en dat het contact tijdens de feest- en vakantiedagen in onderling overleg en in overleg met de gezinsvoogd (en eventueel in overleg met BOR Humanitas) wordt geregeld.
Bij beschikking van 13 mei 2019 is [minderjarige sub 2] en [minderjarige sub 1] onder toezicht gesteld tot 21 mei 2020.
De rechtbank heeft bij beschikking van 23 augustus 2019 het verzoek van de moeder afgewezen om de beschikking van 15 oktober 2018 te wijzigen in die zin dat de vader gedurende een half jaar het contact met de kinderen wordt verboden.
In september 2019 is de contactregeling weer hervat tot 25 november 2019.
De GI heeft op 18 december 2019 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige sub 2] en [minderjarige sub 1] . Hierin is het volgende opgenomen:
“Vrijdag 20 december 2019 vindt er een begeleid contactmoment plaats tussen de kinderen en hun vader. De moeder brengt om 14.00 uur de kinderen naar het kantoor van de GI aan de Hanzestraat 35 in Doetinchem. Het bezoek duurt tot 15.30 uur. De moeder brengt en haalt de kinderen. De GI is aanwezig bij de overdracht en tijdens het bezoek.”

Het verzoek

De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 18 december 2019 geheel vervallen te verklaren.
De moeder heeft al geruime tijd zorgen heeft omtrent mishandelingen door (de partner) van vader. De GI evenwel neemt de zorgen in de ogen van de moeder niet serieus en ‘wuift’ de zorgen weg als ware zij een gevolg van de echtscheidings- en loyaliteitsproblematiek.
Onderhavige schriftelijke aanwijzing geeft daar mede blijk van, althans, daaruit blijkt dat de GI kennelijk niet inziet dat de minderjarigen zeer ernstig nadeel (geestelijk) kunnen ondervinden bij contact met de vader. Indien daadwerkelijk sprake is van mishandelingen immers, voelen de minderjarigen zich vanzelfsprekend niet veilig in het contact met hem en hebben zij, zoals de moeder al vaker bemerkt, last van grote gevoelens van angst en onrust.
Daar komt nog eens bij dat de minderjarigen, zoals de schriftelijke aanwijzing vermeldt, op 25 november 2019 waren teruggekomen van een omgangsweekend met de vader. De moeder signaleerde, zoals zij in het verleden dus vaker heeft gedaan, blauwe plekken bij [minderjarige sub 1] . [minderjarige sub 1] verklaarde daarover dat dit door toedoen van de vader kwam. Vervolgens, heeft de forensisch arts nota bene geconstateerd dat het letsel mogelijk is toegebracht door een menselijk lichaamsdeel. Het politieonderzoek dat naar aanleiding van de door de moeder geuite zorgen is opgestart, heeft er thans zelfs toe geleid dat de officier van Justitie het geboden acht om [minderjarige sub 1] te horen. Een dergelijk verhoor van een minderjarige is vanzelfsprekend geen lichtzinnige handeling, zodat daaruit kan worden afgeleid dat het Openbaar Ministerie terdege (serieuze) aanwijzingen heeft dat sprake is geweest van mishandelingen; zulks in overeenstemming met hetgeen de moeder reeds maandenlang — onderbouwd — kenbaar maakt.
Gelet daarop is het volstrekt onverantwoord om contact te laten plaatsvinden tussen de minderjarigen en de vader.
De advocaat van de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling primair bepleit dat de GI niet bevoegd was om de bestaande zorgregeling bij schriftelijke aanwijzing te wijzigen. De GI had via een verzoek op grond van artikel 1:265g BW wijziging dienen te verzoeken van de zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 15 oktober 2018.

Het standpunt van de GI

De GI heeft naar voren gebracht dat het tijdens het politie-onderzoek beter was om de contactregeling op te schorten. De vader kon hierin berusten. Wel achtte de GI het van belang om onder veilige condities het contact te laten plaatsvinden en zo te kunnen observeren hoe de minderjarigen reageerden op hun vader. Nu het begeleide omgangscontact van 20 december 2019 niet heeft plaatsgevonden, is de GI voornemens om het Leger des Heils de opdracht te geven om zowel bij de vader als bij de moeder thuis te observeren op welke wijze de kinderen reageren. De vader is hiermee akkoord.

De beoordeling

Op grond van 1:264 Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
De kinderrechter stelt vast dat bovengenoemde zorgregeling niet ten uitvoer wordt gelegd en dat zowel de vader als de moeder zich hierin (voorlopig) kunnen vinden.
De vraag is of de GI in zo’n situatie middels een schriftelijke aanwijzing de ouders tot medewerking kan verplichten aan een contactmoment tussen de kinderen en de vader met als doel om aan de hand van een observatie na te kunnen gaan wat er nodig is.
De kinderrechter is van oordeel dat een dergelijke schriftelijke aanwijzing niet ziet op een wijziging van de zorgregeling, maar dat het begeleide contactmoment een diagnostisch instrument is in het belang van de zorg en opvoeding van de kinderen. Een begeleid contact werd terecht door de GI als noodzakelijk gezien om een inschatting te kunnen maken of en onder welke voorwaarden de zorgregeling weer opgepakt zou kunnen worden.
De kinderrechter zal het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing daarom afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 18 december 2019 af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter, in tegenwoordigheid van [naam griffier] als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2020.