In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de zorgregeling voor twee minderjarigen, [minderjarige sub 1] en [minderjarige sub 2]. De moeder van de kinderen verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) van 18 december 2019 te laten vervallen. De moeder had zorgen geuit over mogelijke mishandelingen door de vader, wat leidde tot een politieonderzoek. De GI had eerder een begeleid contactmoment tussen de kinderen en de vader georganiseerd, maar dit was niet doorgegaan. De moeder stelde dat de GI niet bevoegd was om de zorgregeling te wijzigen zonder een verzoek op grond van artikel 1:265g BW.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 januari 2020 werd de zaak met gesloten deuren behandeld. De kinderrechter oordeelde dat de schriftelijke aanwijzing niet als een wijziging van de zorgregeling kon worden gezien, maar als een diagnostisch instrument om te bepalen wat er nodig was voor de zorg en opvoeding van de kinderen. De kinderrechter concludeerde dat de GI de ouders niet kon verplichten tot medewerking aan een contactmoment, maar dat het begeleide contact noodzakelijk was voor de observatie van de kinderen. Uiteindelijk werd het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing afgewezen.
De kinderrechter benadrukte dat de zorgregeling niet ten uitvoer werd gelegd en dat zowel de vader als de moeder zich hierin konden vinden. De beslissing van de kinderrechter werd openbaar uitgesproken en is vastgelegd in de beschikking.