ECLI:NL:RBGEL:2020:5842

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
05/236441-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gevaarlijk inhalen met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 2 november 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 20 november 2018 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft tijdens een inhaalmanoeuvre op de [straatnaam] te Bemmel en/of Lent, een andere motorrijder aangereden. Dit gebeurde terwijl hij met een snelheid tussen de 55 en 83 kilometer per uur reed, terwijl de maximumsnelheid op dat moment 50 kilometer per uur was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot een aanrijding waarbij de motorrijder, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuld had aan het ongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De officier van justitie had een werkstraf van 240 uren geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een werkstraf van 120 uren op, met een voorwaardelijke rijontzegging van 180 dagen, waarvan 173 dagen voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, de ernst van het letsel van het slachtoffer, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen strafblad had en psychische gevolgen van het ongeval ondervond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende voorzichtigheid had betracht tijdens de inhaalmanoeuvre, vooral gezien de onoverzichtelijke omstandigheden ter plaatse.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/236441-18
Datum uitspraak : 2 november 2020
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsvrouw: mr. W.A. Koers, advocaat te Leusden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 november 2018 te Bemmel in de gemeente Lingewaard en/of te Lent in de gemeente Nijmegen, in elk geval in het arrondissement Gelderland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende vanuit de richting Bemmel en/of gaande in de richting Nijmegen, daarmee rijdende op de uit twee rijstroken bestaande weg, de [straatnaam] , zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het uitzicht voor hem, verdachte niet werd belemmerd en/of gehinderd, een voor hem, verdachte uit op die weg (de [straatnaam] ) rijdend ander motorrijtuig (personenauto), met een snelheid gelegen tussen de 55 en 83 kilometer per uur, in ieder geval met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem,
verdachte maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, ter linker zijde is gaan inhalen en/of heeft ingehaald, zijnde een bijzondere manoeuvre, als omschreven in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
en/of
bij dat inhalen niet heeft gekeken en/of is blijven kijken of hij, verdachte die manoeuvre kon uitvoeren, zonder het zich op die weg (de [straatnaam] ) bevindende en/of hem, verdachte tegemoetkomende verkeer te hinderen en/of in gevaar te brengen en/of bij het uitvoeren van die bijzondere manoeuvre, in strijd met gesteld in artikel 54 van voormeld reglement, een over de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de [straatnaam] ) rijdende, hem, verdachte, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets), niet heeft laten voorgaan
en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat hem, verdachte tegemoetkomende andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij gevaarlijk heeft ingehaald;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2018 te Bemmel in de gemeente Lingewaard en/of te Lent in de gemeente Nijmegen, in elk geval in het arrondissement Gelderland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende vanuit de richting Bemmel en/of gaande in de richting Nijmegen, daarmee heeft gereden op de uit twee rijstroken bestaande weg, de [straatnaam] en een voor hem, verdachte uit op die weg (de [straatnaam] ) rijdend ander motorrijtuig (personenauto), met een snelheid gelegen tussen de 55 en 83 kilometer per uur, in ieder geval met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, ter linker zijde is gaan inhalen en/of heeft ingehaald, zijnde een bijzondere manoeuvre, als omschreven in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
en/of
bij het uitvoeren van die bijzondere manoeuvre, in strijd met gesteld in artikel 54 van voormeld reglement, een over de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de [straatnaam] ) rijdende, hem, verdachte, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets), niet heeft laten voorgaan
en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat hem, verdachte tegemoetkomende andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 20 november 2018 op de [straatnaam] te Lent en/of Bemmel met zijn personenauto een andere personenauto ingehaald door op de rijstrook voor het tegenovergestelde verkeer te gaan rijden. Tijdens deze inhaalmanoeuvre heeft er een frontale botsing plaatsgevonden met een motorrijder, waardoor de motorrijder ten val is gekomen. De motorrijder, te weten [slachtoffer] (hierna: slachtoffer), heeft hierbij letsel opgelopen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De raadsvrouw heeft daartoe allereerst aangevoerd dat de snelheidsberekening uit de Verkeers Ongevallen Analyse (hierna: VOA) aantoonbaar onjuist is, zodat niet bewezen kan worden dat verdachte te hard heeft gereden. Daarnaast is er geen onderzoek gedaan naar de snelheid van de motorrijder. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat er geen sprake was van onbelemmerd zicht gelet op de duisternis en dat verdachte wel heeft gekeken voordat hij de wegversmalling inreed en bij het inhalen is blijven kijken naar tegemoetkomend verkeer. Hij heeft desondanks de koplamp van de motorrijder niet tijdig opgemerkt tussen het overige omgevingslicht. Ten aanzien van het subsidiaire feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
VOA
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat de snelheidsberekening uit de VOA aantoonbaar onjuist is en dat deze gebaseerd is op aannames die visueel vanuit de opname met de dashcam in grote mate zijn geschat. De rechtbank acht de (berekening in de) VOA betrouwbaar, gelet op het feit dat deze op ambtseed is opgemaakt door twee verbalisanten. Daarbij komt dat deze verbalisanten deskundigen zijn op het gebied van ongevallenanalyse. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan deze deskundigheid en aan dit rapport en zal het derhalve gebruiken als bewijsmiddel.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Vaststaat dat verdachte met zijn auto het slachtoffer heeft aangereden waardoor het slachtoffer ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen. De vragen waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld is of dit ongeval in juridische zin aan de schuld van verdachte is te wijten en hoe het letsel van het slachtoffer moet worden geduid.
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Ook kan niet alleen uit de ernst van de gevolgen worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Verdachte heeft op 20 november 2018 op de [straatnaam] te Lent/Bemmel omstreeks 07.00 uur een ongeval veroorzaakt. Verdachte kwam uit de richting van Bemmel en reed in de richting van Nijmegen. Ter hoogte van perceel [nummer 1] reed verdachte door een verkeersremmende maatregel, zijnde een wegversmalling, en heeft daarna de auto voor hem ingehaald. [3] Tijdens de inhaalmanoeuvre is verdachte frontaal gebotst met de motorrijder. [4]
De rechtbank overweegt dat het ten tijde van het ongeval donker was en dat verdachte sneller reed dan de toegestane 50 kilometer per uur. [5] Daarbij komt dat verdachte direct na de wegversmalling zijn inhaalmanoeuvre heeft ingezet, op welk moment er sprake was van een minder goed overzicht over de weg. [6] Verdachte had, gelet op deze omstandigheden, extra voorzichtigheid moeten betrachten en zich ervan moeten vergewissen dat de weg vrij was, voorafgaand aan en tijdens de inhaalmanoeuvre. Dit heeft hij niet gedaan. De rechtbank komt op basis van het voorgaande handelen van verdachte tot de conclusie dat er sprake is van een aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijden als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft daarom schuld aan het verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 WVW.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het letsel dat het slachtoffer ten gevolge van de aanrijding heeft opgelopen gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Zo heeft he slachtoffer meerdere botbreuken in zijn been opgelopen, waardoor operatief moest worden ingegrepen. [7] Verder blijkt uit het dossier dat verdachte tot 15 november 2019, bijna een jaar na het ongeval, niet heeft kunnen werken en dat hij in ieder geval tot maart 2020 nog tweemaal per week fysiotherapie nodig had. [8] Op basis van het geconstateerde letsel en de langdurige gevolgen hiervan is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks20 november 2018 te Bemmel in de gemeente Lingewaard en/of te Lent in de gemeente Nijmegen, in elk geval in het arrondissement Gelderland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende vanuit de richting Bemmel en
/ofgaande in de richting Nijmegen, daarmee rijdende op de uit twee rijstroken bestaande weg, de [straatnaam] ,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het uitzicht voor hem, verdachte niet werd belemmerd en/of gehinderd, een voor hem, verdachte uit op die weg (de [straatnaam] ) rijdend ander motorrijtuig (personenauto), met
een snelheid gelegen tussen de 55 en 83 kilometer per uur, in ieder geval meteen grotere snelheid dan de aldaar voor hem,
verdachte maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, ter linker zijde is gaan inhalen en/of heeft ingehaald, zijnde een bijzondere manoeuvre, als omschreven in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
en
/of
bij dat inhalen niet
heeft gekeken en/ofis blijven kijken of hij, verdachte die manoeuvre kon uitvoeren, zonder het zich op die weg (de [straatnaam] ) bevindende en/of hem, verdachte tegemoetkomende verkeer te hinderen en/of in gevaar te brengen en/of bij het uitvoeren van die bijzondere manoeuvre, in strijd met gesteld in artikel 54 van voormeld reglement, een over de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de [straatnaam] ) rijdende, hem, verdachte, toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets), niet heeft laten voorgaan
en
/of
is gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen metdat hem, verdachte tegemoetkomende andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij gevaarlijk heeft ingehaald.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 180 dagen waarvan 173 dagen voorwaardelijk en met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft daartoe overwogen dat er sprake is van ernstige schuld gelet op het overschrijden van de maximumsnelheid, het bumperkleven en de gevaarlijke inhaalmanoeuvre.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de gevraagde vrijspraak voor het primaire feit, geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 22 september 2020.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een ongeval met zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt, door met zijn personenauto een andere auto in te halen op het moment dat dit niet kon. In plaats van – gezien de onoverzichtelijke omstandigheden ter plaatse – extra voorzichtig te zijn, is verdachte niet goed blijven kijken naar het tegemoetkomende verkeer, waardoor hij het slachtoffer niet zag aankomen en hem aangereden heeft. De rechtbank rekent hem aan dat hij niet gewacht heeft met de inhaalmanoeuvre totdat hij zeker wist dat het kon, maar deze direct na de wegversmalling heeft ingezet.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte geen strafblad heeft, dat hij zelf ook psychische en lichamelijke gevolgen heeft ondervonden van het ongeval en dat hij meermalen contact met het slachtoffer heeft gezocht om te vragen hoe het met hem gaat.
De rechtbank acht, mede gelet op de oriëntatiepunten, een werkstraf in dit geval passend en geboden. Hierbij merkt de rechtbank enerzijds op dat een geldboete, zoals door verdachte voorgesteld, niet passend is gelet op het zware lichamelijke letsel van het slachtoffer. Anderzijds overweegt de rechtbank dat de door de officier van justitie genoemde strafverzwarende omstandigheden door de rechtbank niet zijn meegewogen bij het bepalen van de strafmaat. Zo blijkt op basis van het dossier niet van bumperkleven en zijn de snelheidsoverschrijding en het gevaarlijke inhalen reeds onderdeel van het tenlastegelegde handelen in de zin van art. 6 WVW.
Gelet op het feit dat het ongeval meer dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden en verdachte in de tussentijd niet opnieuw in de fout is gegaan, acht de rechtbank het niet opportuun om een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
bewezenverklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf groot
173 (honderddrieënzeventig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 bepaalt, dat de
tijd, gedurende welke het rijbewijsvan de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden,
ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf
geheel in minderingzal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Hoedeman (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Roelfsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 23 december 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Aanrijding misdrijf, p. 7-9.
3.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 4 van 26.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 24.
5.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 9, 19 en 20 van 26; verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 19 oktober 2020; proces-verbaal van verhoor getuige, p. 24.
6.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 24 van 26.
7.Verslag spoedeisende hulp Radboud universitair medisch centrum, p. 23.
8.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 maart 2020.