2.1Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 367182 HAZA 20-108 tussen verzoeker en [naam 1]. Aan het verzoek legt verzoeker - samengevat - de volgende feiten ten grondslag. In de onderliggende zaak is enkele maanden geleden bepaald dat de mondelinge behandeling op 7 september 2020 zou plaatsvinden via Skype. Op 27 augustus 2020 heeft de rechtbank aan partijen laten weten dat de mondelinge behandeling toch fysiek zou worden gehouden. Dat was elf dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling. Verzoeker is gevestigd in [woonplaats] en de bestuurder van verzoeker, die bij de zitting aanwezig zou zijn, woont in [woonplaats]. Omdat in die periode reizigers uit Turkije in verband met de maatregelen tot bestrijding van het COVID-19 virus bij aankomst in Nederland tien dagen in quarantaine moeten, was het voor de bestuurder van verzoeker niet meer mogelijk om op tijd te zijn voor een fysieke zitting. In verband daarmee heeft (de advocaat van) verzoeker verzocht de zitting zoals aanvankelijk gepland via Skype te houden, dan wel een nieuwe datum voor een fysieke zitting te bepalen. De rechter heeft daarop beslist dat de zitting in fysieke vorm zou doorgaan en dat (de bestuurder van) verzoeker daaraan via een Skype-verbinding kon deelnemen. Daarop heeft (de advocaat van) verzoeker aan de rechtbank laten weten bezwaren daartegen te hebben omdat in de door de rechter bepaalde wijze van het houden van de zitting, naar hij stelt, een ongelijkwaardige behandeling van partijen is gelegen. Daarna is de rechter niet op haar beslissing teruggekomen.
Met betrekking tot voornoemde feiten zijn, de volgende e-mails van de advocaat van verzoeker en de rechtbank van belang:
Een e-mail van de rechtbank aan de advocaat van verzoeker van 27 augustus 2020 waarin, onder meer, het volgende staat:
“(…)
De behandelend rechter heeft tijdens de voorbereiding van voornoemde procedure besloten dat deze zaak niet via Skype maar fysiek zal worden behandeld.
(…)”
Een e-mail van de advocaat van verzoeker aan de rechtbank van 1 september 2020:
“(…)
Cliënte en haar bestuurder zijn gevestigd respectievelijk woonachtig in [woonplaats], Turkije. Vanwege de van overheidswege uitgevaardigde coronamaatregelen kan de bestuurder van cliënte niet vrij naar Nederland reizen, althans zou hij na aankomst tenminste 10 dagen in quarantaine moeten. Het is voor hem daarom niet mogelijk om op 7 september een fysieke zitting bij te wonen. Ik merk nog op dat het ook zonder coronamaatregelen wat kort-dag zou zijn geweest om de reis en het verblijf te regelen.
Ik verzoek u met de behandelende rechter te bespreken dat een fysieke zitting voor cliënte thans onmogelijk is. Primair verzoek ik de zitting zoals aanvankelijk gepland via Skype te laten doorgaan. Het alternatief is dat er een nieuwe datum wordt bepaald, maar dan blijft de vraag hoe het tegen dan met de coronamaatregelen staat.
(…)”
Een e-mail van de rechtbank aan de advocaat van verzoeker van 3 september 2020:
“(…)
De behandelend rechter heeft bepaald dat deze zitting fysiek doorgang zal vinden op 7 september om 13:00 uur. Gedaagde kan via de bijgevoegde skypelink vanuit Turkije deelnemen aan deze zitting.
(…)”
Een e-mail van de advocaat van verzoeker aan de rechtbank van 3 september 2020:
“(…)
Ik acht het in strijd met de equality of arms dat één procespartij fysiek aanwezig is en de andere procespartij het via een beeldverbinding moet doen. De communicatie is dan niet gelijkwaardig.
(…)”
Een e-mail van de rechtbank aan de advocaat van verzoeker van 4 september 2020:
“(…)
Naar aanleiding van onderstaande mail delen wij u mede dat de zitting fysiek zal plaatsvinden. Uw cliënt krijgt de gelegenheid om aan te sluiten via Skype als het niet mogelijk is om fysiek te verschijnen. Mocht u nog vragen hebben dan vernemen wij dit graag van u.
(…)”
Een e-mail van de advocaat van verzoeker aan de rechtbank van 4 september 2020:
“(…)
Is de beslissing om niettegenstaande mijn bezwaren betreffende schending van de beginselen van een eerlijk proces, de zitting als fysieke zitting door te laten gaan terwijl mijn cliënte redelijkerwijs niet in de gelegenheid is gesteld om de zitting fysiek bij te wonen, de beslissing van de behandelende rechter of is het een beslissing van een rolrechter c.q. griffiemedewerker?
(…)”
Een e-mail van de rechtbank aan de advocaat van verzoeker van 4 september 2020:
“(…)
Wanneer u aanhouding van de zitting wilt vragen dan moet dit doen met een gemotiveerd verzoek. In overleg met de rolrechter en de behandelend rechter bekijken wij dan of dit verzoek wordt gehonoreerd. Mocht u nog vragen hebben dan vernemen wij dit graag van u.
(…)”
Een e-mail van de advocaat van verzoeker aan de rechtbank van 4 september 2020:
“(…)
Ik stel allereerst vast dat u geen antwoord geeft op mijn vraag en verzoek u om mij alsnog te laten weten of het de behandelende rechter was die mijn bezwaren tegen een a priori onevenwichtige fysieke zitting heeft afgewezen. Als het niet de behandelende rechter was verzoek ik u om mijn bezwaren alsnog aan de behandelende rechter voor te leggen en mij te berichten wat het oordeel van de behandelende rechter is. Met alle respect voor de werkzaamheden van de griffie, ik wil weten wat het oordeel hierover is van de rechter die de zaak behandelt.
Ten tweede heb ik al in mijn e-mail van dinsdag 1 september aangegeven dat de bestuurder van mijn cliënte onmogelijk bij een fysieke zitting aanwezig kan zijn en dat ik primair verzoek om een Skype zitting voor beide partijen en dat er anders een nieuwe datum zal moeten worden bepaald.
Dat lijkt mij voldoende duidelijk en gemotiveerd.
(…)”
Een e-mail van de rechtbank aan de advocaat van verzoeker van 4 september 2020:
“(…)
Wij nemen altijd een beslissing in overleg met de rolrechter en dit geval met de behandelend rechter.
(…)”